Wie gerechtigheid en goedertierenheid najaagt
Ds. K. van den Geest | Geen reacties | 24-01-2023| 10:05
Vraag
In Spreuken 21:21 staat: “Wie gerechtigheid en goedertierenheid najaagt, vindt het leven, rechtvaardigheid en eer.” De Basisbijbel zegt: “Als je probeert om liefdevol en eerlijk te leven, vind je leven, rechtvaardigheid en eer.” En het Boek:”Wie zijn best doet ieder het zijne te geven en gul te zijn, krijgt alles wat hij nodig heeft, het leven en aanzien.”
Ik vind dat andere vertalingen dan de (Herziene)Statenvertaling nogal eens verduidelijken. Is dat hier ook het geval, en gaat het om de verhoudingen tot God en je naaste, en wellicht over het met je leven getuigenis geven? Of gaat het in deze tekst ten diepste om het zoeken/hebben van de gerechtigheid van en in Christus?
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
Om te beginnen is het belangrijk te beseffen dat elke vertaling uitlegt. Een vertaling is altijd een benadering van de oorspronkelijke tekst, dat geldt ook voor de (H)SV. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Kanttekeningen die de Statenvertalers bij hun vertaling maakten. Daarin worden vaak vertalingen toegelicht of keuzes van de vertalers nader verantwoord. Er zijn dus vaak alternatieve vertalingen mogelijk.
Dat geldt zeker voor enkele van de in deze prachtige tekst genoemde woorden. Om te beginnen gerechtigheid. Het Oude Testament gebruikt daarvoor het woord tsedaqa, vertaald als gerechtigheid of rechtvaardigheid. Het betekent primair: het voldoen aan Gods geboden. Het gaat om wat van de mens mag worden verwacht. Wie Gods geboden gehoorzaamt, doet gerechtigheid en is een rechtvaardige (een tsaddiq). In deze betekenis komt het vaak voor in (o.a.) het boek Spreuken, zo ook hier in Spreuken 21:21.
Een mens die zo leeft, wordt beschouwd als een mens zonder schuld. Zo beroept David zich in Psalm 7:9 op zijn onschuld en bidt dat God hem recht doet, tegenover mensen die hem vals beschuldigen. Omdat God zelf rechtvaardig is (tsaddiq, vers 10!), vertrouwt hij erop dat God hem als rechtvaardige (ook hier staat datzelfde woord, tsaddiq!) recht zal doen. David ontkent daarmee niet dat hij zondaar is, maar voor Gods aangezicht kun je dus een rechtvaardige of onschuldige zijn door te leven naar Gods geboden.
Hoewel het woord gerechtigheid in het Oude Testament ook nog voorkomt in andere betekenisnuances (o.a. in verband met eerlijke (rechtvaardige) rechtspraak), beperk ik me nu tot deze eerste betekenis: wat God van mensen verwacht. In het Nieuwe Testament krijgt deze betekenis een verrassende wending: van wat God van mensen verwacht wordt het dat wat God aan mensen schenkt. Onschuld of goedheid wordt je door God in genade geschonken, als je op de volmaakte gerechtigheid (goedheid, onschuld) van Jezus Christus vertrouwt! In die zin komen we het woord gerechtigheid (in het Nieuwe Testament het Griekse woord diakaiosunè) tegen in de Brief aan de Romeinen (zie vooral hoofdstuk 3 en 5).
Dan het woord goedertierenheid (Hebr.: chèsed). Dit is een wat complexer woord, wat blijkt uit de vele verschillende manieren waarop het wordt vertaald (en dus uitgelegd). De kernbetekenis is wel goedheid. Toch is het niet hetzelfde als het Hebreeuwse woord tov (vergelijk ons ‘tof’), dat goed betekent. Alleen God is goed en dan wordt bedoeld dat alleen Hij zégt of bepaalt wat het goede is, in zijn geboden.
Maar als het om Gods goedertierenheid gaat, wordt een ander soort goedheid bedoeld. Het heeft dan meer betrekking op zijn ‘verbondsgoedheid’. Daar klinken zijn genade en trouw in door. De goedertierenheid van God is zijn verbondstrouw.
Echter, hier in Spreuken 21:21 wordt niet gesproken over Gods goedertierenheid, maar gewoon over goedertierenheid. Dan gaat het dus niet allereerst over Gods verbondstrouw, maar net als bij gerechtigheid over dat wat God van mensen verwacht. Dat blijkt ook wel uit het verschil tussen de SV en de HSV hier. Als het over God gaat, vertaalt de SV het woord chèsed wel met goedertierenheid (bijvoorbeeld Psalm 118), maar hier kozen de vertalers voor ‘weldadigheid’, wat betrekking heeft op het goede doen, vooral tegenover je medemens (hem weldoen).
Zo komen we ten aanzien van Spreuken 21:21 dus uit op een wijsheidsles voor hoe te leven. Leef goed en doe het goede, dan zul je leven, rechtvaardigheid en eer ontvangen. Een zeer algemene belofte van vreugde en leven voor ieder die goed leeft. Dus ja, de vraagsteller zit op het goede spoor als zij/hij vraagt of het hier gaat om de verhoudingen tot God en je naaste (het spoor dat dus ook de Basisbijbel en Het Boek aangeven). En dus gaat het hier ook niet over het zoeken/hebben van de gerechtigheid van en in Christus, ook niet ‘ten diepste’.
Wat niet wegneemt dat je als christen, een mens die in Christus gelooft en op zijn kruisoffer vertrouwt, ook vanuit deze tekst die lijn kunt trekken als je deze woorden vanuit dat geloof overdenkt. Je mag dan bedenken: ik mag leren goed te leven en goed te doen, als volgeling van Hem die de ware en enige Rechtvaardige is. Vertrouwend op Hem mag ik geloven dat ik rechtvaardig ben, niet op grond van wat ik doe maar op grond van wat God schenkt.
Ds. K. van den Geest
Dit artikel is beantwoord door
Ds. K. van den Geest
- Geboortedatum:12-10-1957
- Kerkelijke gezindte:Nederlandse Gereformeerde Kerken
- Woon/standplaats:Deventer
- Status:Actief