Hypercalvinisme heeft goud uit handen laten vallen
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 05-01-2023| 10:59
Vraag
De Gereformeerde Gemeenten hebben in 1931 eigen leeruitspraken geformuleerd. In hoeverre komen die overeen met de Dordtse Leerregels? U beweert in een recent interview in het Nederlands Dagblad dat de Theologische School van de Ger. Gem. ‘goud’ heeft laten vallen? Kunt u dat eens toelichten, ds. G. A. van den Brink? Welk goud zou dan opnieuw gedolven moeten worden?
Groet van een eenvoudige lezer.
Antwoord
Beste vragensteller,
Mijn uitspraak dat men goud uit handen heeft laten vallen, ging niet specifiek over de Gereformeerde Gemeenten. Ik zie dat overal gebeuren waar de reformatorische theologie tot hypercalvinisme is verworden.
Wat betreft de leeruitspraken van 1931: de synode van de Gereformeerde Gemeenten formuleerde in dat jaar zes uitspraken over het werkverbond en het genadeverbond. De zesde uitspraak gaat tevens over het aanbod van genade. Sommige mensen zien hier een aanknopingspunt voor een ruim en onvoorwaardelijk aanbod van genade. Er wordt immers over de “ernstige aanbieding van Christus” gesproken.
Leeruitspraken Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika 1931
- Dat het Verbond der Genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid, dat het wezen des Verbonds daarom alleen geldt de uitverkorenen Gods en nooit gelden kan het natuurlijk zaad. Dat aard en wezen van Verbond der Verlossing en Verbond der Genade één zijn en niet twee. In wezen is het één Verbond.
- Dat de Heilige Schrift slechts spreekt van twee Verbonden in betrekking tot des mensen eeuwige staat, n.l. het Verbond der Werken en het Verbond der Genade.
- Dat wat het wezen des Verbonds betreft, de Heilige Schrift alleen spreekt van twee Hoofden; Adam hoofd van het Verbond der Werken, Christus Hoofd van het Verbond der Genade, volgens Rom. 5:12-19, 1 Kor. 15:22, enz.
- Dat een verbond in zijn wezen twee partijen kent; dat gelijk God met Adam, als het vertegenwoordigend hoofd van al zijn zaad, het Verbond der Werken heeft opgericht, alzo met Christus, als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het Verbond der Genade, terwijl het (subjectief) wordt opgericht, met de uitverkorenen, als zij door wedergeboorte en geloof in de tijd in dat Verbond worden ingelijfd.
- Dat het Verbond der Genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatsten echter alleen zijn wezenlijk in het Verbond begrepen.
- Dat de verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens Zijn beeld terug. En die verantwoordelijkheid is groter, naarmate God met hem bemoeienissen maakt. In het bijzonder wordt die verantwoordelijkheid groter door de ernstige aanbieding van Christus en de Verbondsweldaden in het Evangelie, als blijkt uit vele plaatsen als Ezech. 33:11, Matth. 23:37, Luk. 10:13-15, Joh. 3:36, 5:40, 2 Kor. 5:20, Openb. 22:17, enz.
De formulering van de uitspraak legt echter een ander accent. Het gaat in de leeruitspraken over de tweeslag van werkverbond en genadeverbond. Binnen die tweedeling wil 1931 de aanbieding van Christus nadrukkelijk zien als iets dat thuishoort in het werkverbond. Het aanbod wortelt niet in het evangelie dat Gods reddende genade openbaart, maar in de schepping, aldus uitspraak 6. De strekking van het artikel is dat God eist, dat de gevallen mens verantwoordelijk en schuldig is en niet aan de eisen van het verbroken werkverbond kan voldoen. In die context hoort ook de aanbieding van Christus.
Eenvoudiger gezegd: het aanbod van genade hoort volgens de Gereformeerde Gemeenten niet bij het evangelie maar bij de wet. Christus moet aan de hoorders worden aangeboden, maar niet met het doel dat zij Hem aannemen. Gods intentie achter het aanbod is om ons als hoorders des te schuldiger te stellen. Als tekst wordt o.a. 2 Korinthe 5:20 genoemd: “Wij bidden u: laat u met God verzoenen!”, maar de beoogde uitwerking is dat onze schuld groter wordt.
Nog korter gezegd: je moet geloven maar je kunt niet geloven. Je hoort een goede boodschap maar het dient tot je verdoemenis. God biedt ons Zijn vriendschap (Ps. 103), maar de bedoeling van Zijn aanbod is dat je leert dat je een vijand bent.
Is dit in overeenstemming met Dordt? Uiteraard niet. Want Dordt belijdt dat God verkondigers van deze zeer blijde boodschap zendt opdat de mensen (niet tot schuld) maar tot geloof worden gebracht (Dordtse Leerregels I.3). Het aanbod van de genade is geen bediening van het werkverbond maar van het genadeverbond.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Lees ook de vervolgvraag: 'Leeruitspraken Gereformeerde Gemeenten' en de reactie van ds. C. Harinck hierop.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: