Collecte, dienst van barmhartigheid
Mr. P. M. (Pieter) Oskam | 4 reacties | 16-11-2022| 16:29
Vraag
Tijdens de coronaperiode zijn veel collecten die voorheen tijdens de eredienst plaatsvonden verplaatst naar de in- en uitgangen van de kerk. Of collecten vonden digitaal plaats. Mijns inziens mooie oplossingen tijdens een crisisperiode. Maar horen collecten niet voluit thuis in de eredienst? Niet alle kerken zijn nog volledig teruggekeerd naar het ‘oude normaal’.
Kan iemand uitleggen hoe de collecten in de eredienst zijn terechtgekomen en of dit praktisch van aard was, of dat het echt principieel tijdens de dienst dient plaats te vinden?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Bedankt voor je mooie vraag. Geïnspireerd door jouw vraag heb ik het volgende artikel geschreven, dat is gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad van 16 november 2022:
In coronatijd pasten veel kerken hun wijze van collecteren aan. Nog lang niet overal collecteert men weer als vanouds. Zijn de vaste collecten als kerkdienstonderdeel verleden tijd? Hoe wezenlijk zijn ze in de liturgie?
In de kerkelijke praktijk gaan doorgaans meerdere collectezakken de gemeente rond. Zeker toen de coronamaatregelen hun intrede deden, brachten de meeste kerken hierin veranderingen aan. Alle collecten worden nu bij de uitgang of op digitale wijze gehouden. De meeste kerken hebben daarnaast vanwege praktische en fiscale redenen een systeem met eigen collectemunten of -bonnen, die vooraf aangeschaft kunnen worden.
De collecten kunnen worden onderscheiden naar hun doel. Zo zijn er diaconale collecten, bestemd voor ondersteuning en hulpverlening, en collecten voor de kerk. Er is dus onderscheid in collectegeld voor de dienst van barmhartigheid en collectegeld voor de kerk zelf. Hiermee worden het levensonderhoud van de predikant, de instandhouding van het kerkgebouw en de overige kosten van de kerk voldaan.
Het woord “collecteren” duidt vooral op de daadwerkelijke handeling van verzamelen. De kerkorde van de Protestantse Kerk zegt dat in het bijzonder de diakenen worden geroepen tot “de dienst aan de Tafel van de Heer en het inzamelen en uitdelen van de liefdegaven.” Ook de Dordtse Kerkorde spreekt in dit verband van het inzamelen van de liefdegaven. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de gelovige vanuit liefde geeft van wat hij eerst zelf van God heeft ontvangen. Een liefdegave is immers heel wat anders dan het voldoen van de contributie van een vereniging waar je lid van bent.
Het Nieuwe Testament maakt op verschillende plaatsen melding van een inzameling van gaven. Zo geeft Paulus in 1 Korinthe 16 de opdracht om voor de inzameling “voor de heiligen” op elke eerste dag van de week iets opzij te leggen, om zo op te sparen wat in ieders vermogen is. Dan hoeft de inzameling niet pas te worden gedaan wanneer hij in Korinthe aankomt (zie ook Handelingen 11:30, Handelingen 24:17; Galaten 2:10; 2 Korinthe 8:3; Romeinen 15:25). De inzameling door de gemeente is als dienst van barmhartigheid gericht op behoeftige medegelovigen. Paulus’ opdrachtoproep om iets opzij te leggen “op elke eerste dag” is een sterke aanwijzing dat dit een gemeenschappelijke handeling moet zijn in de wekelijkse samenkomst van de gemeente.
Calvijn ziet de inzameling van gaven voor het werk van barmhartigheid dan ook als een hoofdelement in elke dienst. Hij noemt prediking, gebeden, avondmaal én aalmoezen. Calvijn ziet de collecte als een symbolische handeling, die aangeeft dat wij onszelf, ons leven en al onze bezittingen als offer der dankbaarheid aan God willen geven.
Is de collecte voor de kerk net als de collecte voor de diaconie een liefdegave? Of meer een morele verplichting die volgt uit het kerklidmaatschap? Ik ben geneigd ook de bijdrage voor de kerk als liefdegave te zien. Deze is namelijk niet verplicht. Ook koning David en het volk Israël gaven vrijwillig voor de bouw van de tempel, want: “van U is alles, en uit Uw hand hebben wij het U gegeven” (1 Kronieken 29:14). Nu moeten we de oudtestamentische tempeldienst niet al te snel betrekken op de hedendaagse kerk(dienst). De kerk is niet de tempel en de christelijke gemeente is méér dan een kerkgebouw, in haar wezen vooral een gemeenschap van gelovigen die samenkomt rond het Evangelie van Jezus Christus.
Paulus maakt echter wel duidelijk dat de gelovigen de Evangeliedienaren moeten onderhouden: “Laat hij die onderwezen wordt in het Woord in alle goede dingen delen met hem die onderwijs geeft” (Galaten 6:6). En: “Zo heeft de Heere ook met het oog op hen die het Evangelie verkondigen, opgedragen dat zij van het Evangelie leven” (1 Korinthe 9:14). De plicht van de gemeenten om hun voorgangers te onderhouden, wil echter nog niet zeggen dat deze (anders dan de dienst van barmhartigheid) ook onderdeel moet zijn van de liturgie.
Calvijn ziet de inzameling van de gaven als één handeling, die vervolgens deels de armen en deels de Evangeliedienaren ten goede komt. Vandaag de dag houden de kerken de diaconale en de eigen vermogensrechtelijke aangelegenheden doorgaans strikt gescheiden. Ook is er een praktijk gegroeid waarbij er, naast de collecten in de kerkdienst, periodieke kerkelijke bijdragen worden gevraagd. Dat sluit aan bij de huidige omgang met geld: de meeste betalingen verrichten we nu immers digitaal. Logisch dus dat de kerk haar inzamelingen ook meer hybride vormgeeft.
Daarbij is het wezenlijk dat de dienst van barmhartigheid, net als de dienst van de gebeden en die van Woord en sacramenten, een vast onderdeel van de liturgie blijft. Dit hoeft overigens niet alléén via een collecte te worden vormgegeven. We kunnen ook geregeld een inzameling van goederen voor de voedselbank houden, als tastbare dienst van barmhartigheid. De overige inzamelingen voor de kerk zijn niet minder belangrijk, maar zouden ook op een andere wijze kunnen worden vormgegeven.
De vraag is dus: hoe geven wij de dienst van de barmhartigheid zó vorm dat die werkelijk deel uitmaakt van onze eredienst en daarin onze dankbaarheid voor wat wij van God hebben ontvangen tot uitdrukking komt? Dit dringt des te meer nu we, ondanks alle economische problemen, leven in een tijdperk waarin consumeren de norm lijkt te zijn. Wellicht kan ‘corona’ als een katalysator dienen voor een verdere inhoudelijke doordenking, zodat liturgische collectemomenten betekenisvolle liefdegaven blijven.
Pieter Oskam
Dit artikel is beantwoord door
Mr. P. M. (Pieter) Oskam
- Geboortedatum:03-03-1992
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Zeist
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Functie: Financieel/diaconaal zorgverlener (www.bobeldijk.nu)
Opleidingen: Bachelor of Theology & Master of Laws
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Een onderdeel van de eredienst, dat kaan maar hoeft niet, laten we elkaar vrij laten.
2 Op elken 6eersten dag 7der week legge een iegelijk van u iets bij zichzelven weg, vergaderende ...
a Hand. 11:29. 2 Kor. 8:4; 9:1. verwijsteksten
6 Gr. één. Hebr. Zie dergelijke wijze van spreken Gen. 1:5. Dan. 9:1. Zie ook Matth. 28:1. Mark. 16:9. Luk. 24:1. verwijsteksten
Gen. 1:5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag.
Dan. 9:1 IN het eerste jaar van Daríus, den zoon van Ahasvéros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeeën;
Matth. 28:1 EN laat na den sabbat, als het begon te lichten tegen den eersten dag der week, kwam Maria Magdaléna en de andere Maria, om het graf te bezien.
Mark. 16:9 En als Jezus opgestaan was des morgens vroeg op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdaléna, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.
Luk. 24:1 EN op den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen die zij bereid hadden, en sommigen met haar.
7 Gr. der sabbatten, waardoor de gehele week dikwijls wordt genoemd. Zie Mark. 16:9. Joh. 20:1. Deze eerste dag wordt van Johannes genaamd des Heeren dag, Openb. 1:10, omdat de Heere Christus op dien dag van de doden is opgestaan. Op dezen dag plegen de apostelen hun vergaderingen te houden, Joh. 20:19, 26. Hand. 20:7. verwijsteksten
8 Namelijk lidmaat uwer gemeente, die enige middelen heeft.
9 Namelijk om tot de nooddruft der armen gegeven te worden. Want altemet wat weg te leggen, bezwaart zozeer niet, en vele kleine maken een grote.
10 Dat is, alzo mettertijd gelijk een schat bijeenbrengende. Of: verzekerd zijnde dat gij u daarmede een schat zult vergaderen in den hemel, Matth. 6:20. verwijsteksten
11 Het Griekse woord betekent eigenlijk een goeden weg of reis hebben, gelijk Rom. 1:10, en wordt bij gelijkenis voor allerlei voorspoed genomen. Elkeen moet dan geven naar dat hem de Heere gezegend heeft, 2 Kor. 8:12. verwijsteksten
12 Namelijk hetwelk alsdan inderhaast zo bekwamelijk en vruchtbaarlijk voor de armen niet zal kunnen geschieden.
Het is maar een kleinigheidje natuurlijk, maar ik denk dat het in al die teksten die genoemd worden - waar dus de Griekse schrijfwijze gebruikt wordt die hier vertaald is met 'eerste dag van de week - wel duidelijk over de zondag gaat.
De kanttekeningen zijn niet feilloos, de statenvertalers ook niet. Ze gaan vaak uit van de vervangingsleer en zijn niet altijd positief over Joden.
Het gaat er mij om dat je elkaar vrij moet laten, wanneer en hoe je de collecte doet.