Onwaardigheid (g)een voorwaarde om te geloven
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 24-10-2022| 16:37
Vraag
Aan ds. Van den Brink. In de vraag “God van de (wan)hoop” geeft de predikant van de vragensteller aan dat het nodig is dat de rechtvaardigmaking niet kan buiten het recht van God om. U bent ervan overtuigd dat het verloren gaan onder het recht van God niet bijbels is. In de tweede alinea van uw antwoord schrijft u dat het “slechte en gevaarlijke bevindingen” zijn als we Gods deugden hoger achten dan onze zaligheid. En in de derde alinea geeft u aan dat deze bevindingen “verboden zijn, onmogelijk.”
Ik loop met deze uitspraken een beetje vast in de volgende vier voorbeelden die ik de afgelopen tijd in (Gereformeerde Gemeenten) preken heb gehoord. Kunt u mij hier een toelichting op geven?
1. De geschiedenis van Jozef en zijn broers. Vanuit deze geschiedenis worden doorgaans veel lijnen getrokken naar de omgang tussen Jezus en Zijn Kerk. Wat opvalt is dat Jozef zijn broers tot drie keer toe zeer streng ondervraagd, tot ze moeten bekennen “God heeft de ongerechtigheid uwer knechten gevonden” (Genesis 44:16). Daarna openbaart Jozef zich pas aan zijn broers.
2. David krijgt (2 Samuel 23:15) lust aan het water uit de bornpunt van Bethlehem, die in de poort (waar het gericht plaatsvindt) is. Drie helden halen voor hem dat water na zijn uitroep van onmacht “wie zal mij te drinken geven?” Zelf voelt hij zich onmachtig dit water te bemachtigen. Ook voelt hij zich achteraf zo onwaardig dat hij het niet durft opdrinken maar het offert aan God (2 Samuel 23:17).
3. De Kananese vrouw wordt door Jezus radicaal buiten het verbond gezet. Hij noemt haar een “hondeken” en laat haar zien dat ze geen enkel recht heeft op het Brood uit de hemel.
4. De verloren zoon in de gelijkenis vraagt of hij een huurling mag worden, omdat hij geen recht heeft om nog zoon te zijn.
Mijn predikant benoemt als terugkerend thema in de Bijbel dat er een groot gevoel van onwaardigheid is in het ontvangen van genade en dat het enkel en alleen genade is dat er ‘kruimkens’ aan de honden gegeven worden. Jozefs broers waren helemaal geen verspieders of dieven en hadden eerlijk betaald voor het koren, dus ze hadden eigenlijk niets te vrezen van de onderkoning. David had als door God gezalfde koning recht op het water. De Kananese vrouw mocht (zoals u telkens terecht opmerkt) tot Jezus komen en pleiten op Zijn beloften en genade. De verloren zoon was en bleef de zoon. Toch voelden al deze mensen zich diep onwaardig en durfden ze geen aanspraak te maken op wat hen rechtmatig toekwam. Jezus Christus Zelf zegt: “Zalig zijn de armen van geest” (Mattheus 5:3). Hiervan zegt de kanttekening dat deze mensen een klein gevoelen hebben van zichzelven en alleen op de genade van God steunen. Is dit ‘sterven aan de wet’ (Galaten 2:19) toch niet een bijbelse en eerlijke bevinding?
In de derde alinea van uw antwoord zegt u toch dat als we het Evangelie leren kennen en geloven, dergelijke ervaringen (verloren gaan voor het recht van God) nooit mee zullen maken. Kunt u dat toelichten aan de hand van de genoemde voorbeelden? Ook merkte mijn predikant in de bovenstaande voorbeelden telkens op dat de vervulling het einde van het geloof is. Hij gaf aan dat het niet bijbels is om tevreden te zijn met de belofte, maar dat alleen de toepassing ervan door de Heilige Geest in ons hart een vast fundament is om naar de eeuwigheid te reizen. Jezus is Borg van verdienste én van toepassing, zoals hij dat noemt.
Antwoord
Beste vragensteller,
In je vragen breng je met nadruk de visie van jouw eigen predikant naar voren. Dat betekent dat mijn antwoord ook zal raken aan wat hij zegt. Als mijn antwoord bijbels zal blijken te zijn, zul je kritischer worden naar zijn prediking. Het is goed dat je dit beseft.
1. Allereerst: je predikant gebruikt alleen maar voorbeelden. Hij noemt geen expliciete bijbelteksten. In de theologie is het altijd de opvatting geweest, dat gelijkenissen en voorbeelden geen dogmatische opvattingen kunnen aantonen. Als jouw predikant niet meer ‘bijbels bewijs’ heeft voor zijn visie dan alleen dergelijke voorbeelden, is dat een veeg teken. Waarom verwijst hij niet naar het Evangelie van Johannes? Waar zijn de duidelijke teksten uit de brieven van Paulus?
Lees ook de artikelen over 'Vergeestelijken'
2. Jouw predikant lijkt te willen bewijzen dat wij een groot gevoel van onwaardigheid moeten bezitten voordat we het Evangelie geloven. Zo’n opvatting zou ik van een roomse of een remonstrantse theoloog verwachten, maar niet van een gereformeerde.
3. Bevindingen buiten het Evangelie om kunnen alleen worden beleefd als er geen Evangelie klinkt. Zodra een predikant Wet en Evangelie beide preekt, is de ervaring om onder het recht verloren te gaan, onmogelijk geworden. Jouw predikant begaat twee ernstige zonden: allereerst preekt hij het Evangelie niet aan alle hoorders en bovendien eist hij wettische bevindingen die tegen het Evangelie ingaan.
Wat de Schrift wel zegt, is het volgende. Wie het Evangelie gelooft, beseft hoe verloren zijn toestand onder Gods recht zou zijn, indien hij niet geloofde (Joh. 3:36). Wie in Christus het leven heeft, erkent dat Hij zonder Christus geen leven zou hebben (1 Joh. 5:12). Hij beseft dat zijn blindheid eigen schuld is als hij Christus niet nodig heeft (Joh. 9:42). “Als ik niet had geloofd, dán was ik allang vergaan” (Ps. 27:7). Dit zijn geen bevindingen vóór, maar dankzij het geloof in Christus. De verloren zoon keerde niet terug omdat hij zo onwaardig was (de Wet), maar omdat zijn Vader goed is (het Evangelie). De Kananese vrouw heeft een groot geloof (Matth. 15:28), niet omdat zij zichzelf onwaardig vindt maar omdat zij om ontferming blijft bidden.
Jouw predikant lijkt onderscheidingen te maken (tussen belofte en vervulling, tussen verdienste en toepassing) om ruimte te creëren voor een geloofsleven zonder vervulling en zonder toepassing. Terwijl zijn roeping is om te verkondigen dat door het geloof de belofte tot vervulling komt en de verdienste door het geloof wordt toegepast. Zie de kanttekening bij Efeze 1:13: “De beloften van de vergeving onzer zonden, van onze aanneming tot kinderen en onze eeuwige erve, worden ons gedaan door het Evangelie, en worden door het geloof ons toegeëigend.” Als jouw predikant zo zou gaan preken, zou hij niet meer allerlei bevindingen van zijn hoorders eisen.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Lees ook de vervolgvraag: 'Beleving van Gods recht'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: