Onze Vader (2)
dr. J. Hoek | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
Antwoord
Ik heb inderdaad gesproken over "een oprecht verlangen" en nu wordt de vraag toegespitst op die oprechtheid. Hoe weet ik wanneer mijn verlangen oprecht is? En nog een stap verder: hoe moet het dan wanneer je dat oprechte verlangen mist?
Ik moet wel zeggen dat ik hier stoot op de grenzen van wat er pastoraal via e-mail mogelijk is. In een pastoraal gesprek onder vier ogen kun je doorvragen tot op de kern. Nu blijft het toch wat gissen naar de motieven van de vraagsteller. Iemand die werkelijk onverschillig is of lauw, stelt toch deze vragen niet? En wanneer we die vragen wel stellen, niet als twistvragen of om een ander de maat te nemen, maar om werkelijk zelf geestelijk verder te komen, dan moet er toch enig verlangen zijn naar de kennis van God en de omgang met Hem? En wanneer er dat verlangen is, hebben we dat niet van onszelf, want van nature ben je heus hiermee niet bezig, maar met allerlei andere zaken.
Maar misschien is de vraagsteller alleen maar bezig met vragen stellen in een uiterlijke, puur verstandelijke rechtzinnigheid. Ik hoop het niet, maar moet dan wel er ernstig op wijzen dat het diep verontrustend is wanneer
je moet zeggen dat je wel bidt om bekering, maar het eerlijk gezegd niet eens wil.
Wordt de onmacht dan toch als verontschuldiging gehanteerd? Bedenk dat niet een mens, maar de majesteitelijke God je tot bekering roept en dan heb je het maar te doen en niet met rechtzinnig klinkende uitvluchten aan komen dragen! Die zullen ons ook niet baten wanneer we oog in oog met onze Rechter staan. God roept je en Hij die je roept, is getrouw - die het ook doen zal.
Ds. J. Hoek
Dit artikel is beantwoord door
dr. J. Hoek
- Geboortedatum:04-09-1950
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief