Het moet je gegeven worden
Ds. J.R. van Vugt | Geen reacties | 19-09-2022| 15:52
Vraag
Iemand die ik ken is opgegroeid met ‘gezelschappen’ en de leer die daar verkondigd werd. Hij is al jarenlang lid van de HHK, maar heeft geen belijdenis gedaan. Ik ben hierover het gesprek aangegaan. Het komt er ongeveer op neer dat hij vindt dat hij geen belijdenis kan doen zolang het geen zaak van het hart is. Met zijn verstand weet hij dat de Bijbel waar is, zo zegt hij zelf, maar er is twijfel of hij het ook met zijn hart kan zeggen.
Toen ik vroeg of hij zonder God kan leven, gaf hij aan dat er ook “algemene genade” is, waardoor hij in ieder geval in de Bijbel leest en bidt. En dat God Degene is die het geloof in je hart moet leggen en dat je zelf niets kunt doen. Waarop ik vroeg: hoe het dan zit met “Klopt en u wordt open gedaan, zoekt en u zult vinden.” Dat zijn actieve werkwoorden. Maar daar was hij het niet mee eens. “Het moet je gegeven worden”, was zijn reactie.
Ik heb het hier heel moeilijk mee. Dit is deze persoon van jongs af aan geleerd en is moeilijk los te laten. Toch zou ik het zo fijn vinden als hij de stap naar belijdeniscatechisatie en daarna belijdenis doen kan nemen. Wat kan ik naast bidden doen? Zijn er bijvoorbeeld tips qua boeken of lezingen?
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vragensteller,
Ik proef in je vraag een bewogenheid met deze broeder die je graag bij de Heere wil brengen en tot het volgen van de belijdeniscatechese en het doen van belijdenis wil bewegen. Helaas is het zover nog niet gekomen, omdat hij in een bepaalde ‘theologie’ vast zit waar het aannemen van de Heere Jezus als persoonlijke Borg en Zaligmaker en het belijden van Zijn Naam op zijn minst beladen thema’s zijn. Ook Bijbelteksten, waarin opgeroepen wordt tot bekering en geloof, worden ontkracht door de uitspraak: “Het moet je gegeven worden.” Moeilijk.
Om het zoeken naar een weg in deze wat te helpen, wil ik een paar opmerkingen maken, ook gebaseerd op wat ervaringen in dezen.
Allereerst ben ik blij om te lezen dat je voor hem bidt. Dat is een machtig wapen en daar mogen we grote dingen van verwachten. Jij en ik gaan niemand bekeren, maar we kunnen wel biddend bewegen tot het geloof. En bidden dat God zal zegenen.
Naast het gebed is ook het getuigenis van Gods Woord. Daarin spreekt de Heere levendmakend en krachtig. Opnieuw: daar mogen we grote verwachtingen van hebben. Wanneer de Heere spreekt in de Schepping, gebeuren er wonderen. Zo spreekt de Heere door Zijn Woord en de gezonde prediking daarvan. Het Woord is dan een kracht (dynamiet) tot zaligheid (Romeinen 1).
Tegelijk is daar de onwil en de kracht van het ongeloof, dat met oneliners en dooddoeners de kracht van het Woord onderuithaalt. Zeker wanneer de oneliners een schijn van Bijbelse waarheid hebben. Zo één is de oneliner die je noemt: het moet je gegeven worden. Ga dat maar eens ontkennen. Het geloof is een gave van God (Efeze 2). Inderdaad is het geloof een gave van de Heere God. Als je in de Heere Jezus Christus gelooft tot zaligheid, komt dat omdat de Heere je dat heeft gegeven. Zoals Paulus schrijft aan de Efeziërs: “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.” Efeze 2:8, zie ook Fil. 1:29; 2 Tim.1:9.
Dat het geloof een gave van God is, wil niet zeggen dat het ons ontslaat van de plicht om de Heere Jezus te geloven en Zijn offer, verzoening en al Zijn verdiensten aan te nemen. Dat is niet alleen plicht, maar ook belofte. De Heere geeft en geeft alles. Hij gaf Zijn Zoon, opdat zij die geloven niet verloren zouden gaan. De Heere Jezus, Die Zelf toch als Beste wist en weet dat het geloven een zaak is van de Geest en een gave van God, roept de mensen op om zich te bekeren (inkeren, omkeren, terugkeren) tot Hem. Bekeert u en gelooft het Evangelie, want het Koninkrijk is nabijgekomen (Markus 1).
Ongeloof is voor 100 procent ons werk. Geloof is voor 100 procent Gods werk. Maar in de Bijbel is geen ruimte voor ongeloof! Ongeloof en onbekeerlijkheid is in de Bijbel altijd schuld! Als je het geloof nog mist, roept de HEERE je vanuit Psalm 81 toe: “Ik ben de Heere, uw God, Die u hebt opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen.” Psalm 81: 10. Ook met de algemene genade ga je verloren.
Het geloof is niet alleen een gave van de Heere, maar ook een belofte. De Heere heeft dat geloof je bij de doop al beloofd. Hij wil je het geloof schenken door Zijn Woord en Geest. Met andere woorden: het moet je gegeven worden is een waarheid, maar wel een waarheid waarmee je verloren gaat en waar je voor Gods rechterstoel niet mee wegkomt. Het kan nooit en te nimmer gelden als excuus om dan maar geen belijdeniscatechese biddend te volgen. Ik heb wel meer jongeren ontmoet die tijdens het volgen van de catechese als een blad aan de boom omdraaiden, van kritisch afwijzend naar verwonderd aannemend. Omdat onze God een gevend en vergevend God is. Die wonderen werkt en geen bidder laat staan.
Pas er wel mee om dat je van de weeromstuit tegen het (schijnbaar) lijdelijke, niet reageert met het eenzijdig actieve en aandringende. Daarmee raak je elkaar (pastoraal) ook kwijt. Beter is om het Woord aan het woord te laten en te dagen voor de rechterstoel van Christus. Die gekomen is om verlorenen te zoeken. Onze God is een God Die belooft te geven wat Hij beveelt. Geloven is geen vraag of een vriendelijk aanbod, maar een bevel! Van de Eeuwige God Zelf. Die daarin ook geeft wat Hij beveelt.
Een andere waarschuwing: Je kan de ander niet overtuigen. Wel getuigen. Zeker wanneer je vriend jarenlang onder deze boodschap heeft gebivakkeerd, laat iemand dat niet zomaar los. Hoe harder je aandringt, hoe meer de ander zich ingraaft. Tegelijk heb ik ook gezien dat wanneer de Heilige Geest het Woord gaat gebruiken, banden worden losgemaakt en bevrijding plaats vindt. En -om maar eens in de terminologie te blijven- het volle zicht op de Heere Jezus en Zijn gewilligheid en bereidheid om zondaren zalig te maken, geeft. Dan komt er die ruimte van zalig worden en dan kan het ineens voor iedereen. Dan zien we dat Hij gekomen is om zondaren zalig te maken en geen vrome gewillige mensen. Dat Hij geeft, uit genade. Dat Hij roept, om doden tot leven te brengen. Dat Hij met innerlijke barmhartigheid bewogen is.
Ter bemoedigingen aansporing: “En Ik (de Heere Christus Zelf!) zeg ulieden: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een ieder die bidt, die ontvangt en die zoekt, die vindt en die klopt, die zal opengedaan worden. En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven? Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven? Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest (die het geloof werkt en versterkt!) geven aan degenen, die Hem bidden?”, Lukas 11.
Een ander voorbeeld: de Heere zegt tegen een verlamde: Sta op! En tegen een man met een verdorde arm: Til je arm op! Tegen een dode Lazarus: Kom naar buiten! Bevelen van onze Heere Jezus, onmogelijk bij onszelf vandaan, maar met de kracht waarmee Jezus deze woorden spreekt, wordt tegelijk gegeven wat nodig is en het onmogelijke wordt mogelijk! Het moet gegeven worden. Zeker. Maar de Heere geeft het! Wanneer de woorden klinken: Geloof en bekeer je! Dan spreekt daar de Levende God. Die doden roept tot het leven. Doden zullen horen, de Stem van de Levende God en die ze gehoord hebben, zullen leven. Openbaring 3:20: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
En eentje uit de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 1, paragraaf 16: “Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus, in zich nog niet krachtig gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten” (en dus niet afwachten).
Ik moet altijd denken aan het voorbeeld van die drenkeling die op het punt staat te verdrinken. Hem wordt een reddingsboei toegeworpen. Wat gaat de drenkeling nu doen? Bedenken dat het hem gegeven moet worden? “Geloof!” wordt hem vanuit het Woord toegeroepen. Vertrouw erop, dat die reddingsboei je kan en wil redden. En de drenkeling grijpt de boei... toch?
Tenslotte: belijdenis-doen is inderdaad een zaak van het hart en niet alleen van het hoofd. Tegelijkertijd zegt de Heere: U zult de Heere, uw (!) God, liefhebben, met heel je hart, verstand, ziel en kracht. Ik bid jou en je vriend toe dat dit bevel van de Heilige God in de klem brengt en uitdrijft naar het Kruis van Christus. Heere, ik geloof, maar kom mijn ongelovigheid te hulp. Nogmaals deze tekstwoorden uit Lukas 11: “Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest (die het geloof werkt en versterkt!) geven aan degenen, die Hem bidden?” Bidt om de Geest!
Ds. J. R. Vugt
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J.R. van Vugt
- Geboortedatum:22-10-1970
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Waddinxveen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: