Wet en evangelie preken
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 12-09-2022| 10:33
Vraag
Geachte ds. Van den Brink. Deze vraag stel ik naar aanleiding van uw beantwoording van de vraag “Waarschuwen tegen geloof”. U geeft aan dat het niet de taak is van de prediker om wet en Evangelie in evenwicht te houden met elkaar. Ze zijn namelijk van een andere orde. Volgens mij komt dit overeen met de bijbelse en gereformeerde leer: wet en evangelie moeten gescheiden worden. Als het over het Evangelie gaat, wilt u daarom over de Wet niets horen.
Vraag 1: Hoe kan dit volgens u dan wél praktisch vormgegeven worden? U geeft namelijk ook aan dat zowel de wet als het evangelie wel beide gepreekt moeten worden (dat is ook bijbels, volgens mij). Betekent dit dat een prediker bijvoorbeeld de ene keer de wet preekt en een andere keer het evangelie? Of een deel van zijn preek (het eerste deel?) over de wet en een ander deel over het evangelie? Of hangt het van de tekstkeuze af bij een preek? Hoe zorg je ervoor dat het niet vermengd wordt, maar wél beide aan de orde komt?
Vraag 2: Klopt het als ik zeg dat wet en evangelie weliswaar niet vermengd mogen worden, maar ze tegelijk ook niet zónder elkaar kunnen? De prediking van de Wet zorgt ervoor dat we alle hoop verliezen om buiten Jezus om behouden te worden en maakt zo ruim baan voor de Evangelieboodschap. Tegelijk zou de wet zonder het evangelie nutteloos zijn, want het zou alleen maar wanhoop brengen.
Vraag 3: Zondekennis is geen voorwaarde om tot Christus te mogen gaan, zoals u aangaf in uw lezing (“Het Evangelie zonder kleine lettertjes”), in overeenstemming met de Dordtse Leerregels. Zou je kunnen zeggen dat het geen voorwaarde is, maar wel een middel (door de Heilige Geest gebruikt) om ons bij Jezus te brengen? En zo ja, is dat het enige middel of zijn er ook andere? Met andere woorden: kan iemand in Hem geloven zónder een besef van zonde of zonder berouw?
Ik ben momenteel aan het lezen in “Het merg van het Evangelie” van Edward Fisher, met aantekeningen van Thomas Boston. In dit boek (in hoofdstuk II, deel C, punt 4) stelt de personage Nomista (een wettisch persoon) dat er eerst vernedering voor God moet zijn en droefheid over de zonden vóór iemand tot Christus kan komen. Evangelista stelt dan dat dit allemaal gevolgen (vruchten) zijn van het geloof in Christus. Boston was het, zo blijkt uit zijn aantekeningen, hiermee eens en het wordt bijbels onderbouwd (onder andere vanuit Johannes 14: "zonder Mij kunt gij niets doen"). Maar anderzijds zie je bijvoorbeeld in Handelingen 2, dat de hoorders van Petrus bedroefd worden en dat Petrus ze pas daarna oproept om te bekeren en te geloven (“Bekeert u en een ieder worde gedoopt tot vergeving der zonden”). Dus daar lijkt het berouw er wel vóór het geloof te zijn. Ook in de Romeinbrief zie je de volgorde van de kennis der zonde door de wet (hoofdstuk 1, 2 en 3) en vervolgens de openbaring van het Evangelie (in hoofdstuk 3). En Boston heeft geschreven over de bijlslagen die vooraf gaan aan het geloof in Christus.
Het is zodoende voor mij niet echt helder; kunt u er misschien wat meer licht op werpen? Alvast hartelijk bedankt voor uw antwoord en voor eerdere beantwoordingen en lezingen. Het lijkt me heel belangrijk dat er helderheid is over deze onderwerpen en dat hier ook gesprek over is tussen christenen en kerken onderling.
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
Antwoord
Beste vragensteller,
De verhouding van wet en evangelie is cruciaal. De wet eist, dreigt en veroordeelt, zonder ons de kracht te geven om te volbrengen wat de wet eist. Het evangelie eist niet maar geeft aan ieder die het evangelie gelooft.
Vraag 1. Hoe moet een prediker concreet invulling hieraan geven? Ik citeer Herman Witsius (1636-1708): “In welke volgorde moet de prediking dan plaatsvinden? Dit schijnt mij een bijna volstrekt zinloze en nutteloze vraagt. De prediking van de een moet altijd met de prediking van de ander verbonden zijn. Wij worden door geen enkele wet ertoe verplicht óf wat tot de wet behoort óf wat tot het evangelie behoort, altijd vóór het andere te laten gaan. De volgorde in de aanspraak is willekeurig en moet met wijsheid worden gevarieerd.”
Vraag 2. Hugo Binning schrijft: “De wet is noodzakelijk, niet om degenen die gewillig zijn tegen te houden, maar om degenen die onwillig zijn, te dwingen om in te gaan.” En nogmaals Witsius: “U zult tevergeefs met de schrik van de wet de mensen bang maken (en zelfs dat zult u niet bereiken!) als u niet ook Jezus voorhoudt als degene naar wie zij moeten vluchten.”
Vraag 3. Is zondekennis wel een middel maar geen voorwaarde om te geloven? Ikzelf vind dit niet zo’n duidelijk onderscheid. Wij mogen geloven, zelfs zonder zondekennis. Wij moeten geloven, vanwege het gepredikte evangelie. Wij kunnen geloven dankzij de werking van Gods Geest. Wij zullen geloven als wij het evangelie verstaan en onze wil is vernieuwd.
Ik zou niet de wet maar het evangelie het middel noemen waardoor wij gaan geloven. Opnieuw Witsius: “Het begin van het nieuwe leven komt niet voort uit de prediking van de wet, maar uit die van het evangelie. Het evangelie is het zaad van onze wedergeboorte. Wanneer namelijk Christus wordt bekendgemaakt en het leven in Christus, dan dringt de Geest van Christus in de zielen van de uitverkorenen binnen en schenkt Hij hun het beginsel van geestelijk leven. Hiertoe is de bediening van de wet dus dienstbaar, dat de ziel, zodra ze Christus ziet die in het evangelie wordt getoond, en zodra ze de overvloed van de zaligheid en van de genade in Hem beseft, zich meteen tot Hem begeeft om door Hem gered te worden.”
In het boek 'Dordt zoals je Dordt niet kende' zal ik uitvoeriger ingaan op de verhouding van wet en evangelie.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: