Weduwe met het licht op haar rug
J.P. van den Brink | Geen reacties | 17-08-2022| 10:02
Vraag
Aan J. P. van den Brink. Aan uw brief aan ds. G. A. van der Brink schrift u over een weduwe. Dit soort verhalen heb ik heel vaak gehoord, ze kon het er niet voor houden of ze had een belofte gehad, maar dan wel zeggen: ik ben onbekeerd, want dat is te hoog. In de Bijbel lees ik dat niet, daar heb je een radicale verandering. Daar vraagt een Lydia (Handelingen 16): “En als zij gedoopt was, en haar huis, bad zij ons, zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons.” Paulus preekte (nadat Ananias gekomen was) terstond Christus. Nergens lees je dat mensen zeggen dat ze niet bij de Heere horen en er dan toch bijhoren...? Komt dat niet juist door de prediking waartegen ds. G.A. van den Brink waarschuwt?
U bent er heel pastoraal mee omgegaan toen deze mevrouw oud was. Zou zij dit onderwijs niet in haar jeugd gehad moeten hebben? Ik heb er moeite mee dat dit zo vaak voorkomt. Als iemand zegt: ik heb de Heere lief, dan komt er vaak een vraag over zondekennis. Als iemand zegt niet bang te zijn om te sterven, dan komen de dwaze maagden meteen om de hoek. Dit is niet algemeen, maar mijn eigen ervaring. Dezelfde mensen hebben het dan over kinderen van God die zeggen dat ze dat niet zijn. Dat is dan opeens wel echt. Hoe zou dit komen?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Over het onderwerp dat ds. Van den Brink in een lezing aan de orde stelde zijn in de geschiedenis van Refoweb met stip de meeste vragen gesteld. Ook nu krijgt ds. Van den Brink dagelijks vragen. Nadat ik mij met een open brief in het gesprek heb gemengd, druppelen ook voor mij vragen binnen. Ik ga deze vragen niet uit de weg, maar, voordat je een vraag stelt, zoek eerst eens in het archief. Veel van de vragen en antwoorden vind je daar terug.
In mijn brief heb ik mogelijk verwarring geschapen. Dank dat ik door jouw vraag er wat meer over kan toelichten. Er is geen derde weg (zie ook 'Derdeweg-geloof'. Toch kun je mijn verhaal over de weduwe wel zo interpreteren. Ik heb in mijn brief de betrokken weduwe niet ‘op willen hemelen’ Integendeel, haar worsteling heeft mij zeer aangegrepen. Mensen zoals zij zijn onverstandig en traag van hart, dat is zonde en dat is eigen schuld. Zij brengen zich, zoals ook Thomas, in een diepe duisternis en missen de vrucht van het geloof. Het is ook zeer onverstandig en gevaarlijk om in deze situatie te blijven. Een mens moet van dood levend gemaakt worden, dat is een radicale verandering, er is niet in een soort vage tussentoestand waarin we jarenlang kunnen blijven hangen. Lees nog eens mijn eerder antwoord 'Uurtjes van korte duurtjes': “Laten we er toch voor oppassen om de wangestalte van Gods volk te gaan verheffen tot norm voor het ware leven!”
Toch vind ik in de Bijbel niet alleen die jaloersmakende radicale bekeringen waar jij naar verwijst. Ik kom in de Bijbel ook mensen tegen die in hun ‘gemis’ of in hun besef van onwaardigheid rondlopen. Hierboven en in mijn brief noemde ik Thomas en ook de tollenaar in de tempel; denk ook aan de hoofdman over honderd waarvan Jezus getuigde dat hij geen groter geloof in Israël had gevonden. De hoofdman achtte zich onwaardig om zich bij Jezus te voegen of om Hem onder zijn dak te ontvangen. Denk ook aan de bruid in het Hooglied dat haar Bruidegom kwijt is. Of Job 23:8, of in de psalmen, bijvoorbeeld Psalm 42 waar David als een hert naar water verlangt zo zijn ziel naar God verlangt, want op dat moment kan hij er niet bij. Lees ook eens dit antwoord: 'In het gemis gezet worden'.
Over deze voorbeelden zou meer te zeggen zijn want een directe vergelijking van deze mensen met de weduwe uit mijn brief is natuurlijk niet te maken; het gaat mij om de strekking. In dit verband verwijs ik ook naar de bekende tekst uit Zefanja 3:12 dat de Heere zich een ellendig en arm volk zal doen overhouden; die zullen op de Naam des Heeren betrouwen. Ik vrees dat er naast veel lijdelijkheid door gebrek aan kennis er ook velen zijn die in eigen ogen bekeerd zijn, maar die niet goed raad weten met het eerste deel van bovengenoemde tekst. Ook met zulke mensen zou ik niet graag willen ruilen!
Mensen gaan verloren als ze niet willen dat Jezus Koning over hen is. Voor Gods troon komt niemand onder verzachtende omstandigheden te staan omdat hij onder het gehoor van een lijdelijke prediker heeft gezeten. Ik ben veel minder stellig dan ds. van den Brink en ook jij in je vraag om de oorzaak en schuld van de lijdelijkheid van velen onder ons in de eenzijdigheid in de prediking te zoeken. Het zal zijn in de laatste dagen dat ze allemaal goede en geoorloofde dingen doen, maar wezenlijk ontbreekt God erin. Zij hebben Hem niet in erkentenis gehouden. Wij hebben het zo naar ons zin in het leven. Als we dan verloren gaan, zou de schuld te vinden zijn bij de dominee? Daar gaan we het niet mee redden.
Eenzijdige predikers moeten worden terecht gewezen. Dwaalleraren moeten worden bestreden. Maar niet iedereen waar ik het niet mee eens ben of die niet mijn stijl van preken heeft is een dwaalleraar. Vandaar dat ik mijn brief besloot: de gedreven Petrus hoort erbij, maar ook de twijfelende Thomas. Beiden waren geroepen discipelen, maar wat hebben zij gedwaald…
De oplossing van de geestelijke crisis moeten we zoeken in de persoonlijke (en gezamenlijke!) verootmoediging. Niet naar anderen wijzen, maar naar mezelf. Niet vechten over onbelangrijke details als wie doet de afwas, maar aan de voeten van de Heere zitten. Dan heb je het beste deel gekozen. Daar wordt de rust geschonken en het vette van Zijn huis gesmaakt.
Dan maak je het op catechisatie mee. Als je door de Geest gedreven wordt om van de vreugde des Heeren te vertellen, iets uit mag stralen van de verwondering over die grote God gepaard met de beoefening van tere ootmoed van ‘s mensen kant, dat zijn de beste momenten. En als dan de dogmatiek en geloofsleer zijn bedding krijgt in deze verwondering, dan is er afname en overname. Dan kun je de verkiezing van eeuwigheid uitleggen, want die staat in de context van de vreugde des Heeren, Die goede gedachten heeft gehad over slechte mensen. In het onheilig gevecht over onze dogmatische verschillen raken we minstens zoveel mensen kwijt als onder een eenzijdige prediking.
Hierover is meer te zeggen en er is ook wel wat op af te dingen. Maar feit is dat de Heere ons een helder gebod gegeven heeft wat niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is: dat wij één zijn. Het is de tegenstander aardig gelukt om de discipelen uiteen te drijven. Wij laten dat gebeuren, houden dat in stand en wakkeren dat vuurtje telkens aan. Dan kunnen wij wel staan preken dat lijdelijke ongelovigen de Heere Jezus moeten volgen en Hem moeten aannemen, maar wat doen we zelf? We verwerpen een van zijn duidelijkste geboden!
Die jarenlange (eeuwenlange!) strijd tussen broeders van hetzelfde huis (zie ook dit antwoord: 'Gereformeerde Gemeenten in Nederland buiten verband') is veel erger dan die vrouw met het licht op haar rug, want haar eeuwige bestemming, laat dat maar aan de Heere over.
Ik besluit dit antwoord met het geven van twee citaten zonder verdere toelichting: Ds. W. van Vlastuin, in Opiniepagina RD 27 oktober 2003, Samenvatting lezing op studiedag n.a.v. boek van dr. Van der Zwaag “Afwachten of verwachten”:
“Het is mijn overtuiging dat het bevindelijk spreken over de toe-eigening van het heil theologische verschillen overstijgt. Dat was vroeger zo en dat is nog zo. De mannen van de Nadere Reformatie herkenden zich in de beleving van Bernardus van Clairvaux of in de bevinding van Thomas a Kempis. Ds. Mallan schreef op een uiterst hartelijke wijze een boekbespreking over de boeken van Mary Winslow. Ik geloof niet dat hij al haar theologische overtuigingen voor zijn rekening zou nemen. Misschien zou hij zelfs wel aarzelingen hebben bij haar bekeringsweg. Maar toen hij in haar dagboek las hoe ze de dingen beleefde, viel hij voor het werk van de Heilige Geest in haar hart.”
Ds. C.G. Vreugdenhil in een preek over zondag 20 (Prekenweb):
“Hoe zit dat eigenlijk met de toe-eigening van het heil? Is dat een kwestie van durven? Nee, nee, dat is een werk van de Geest. Dat zegt de Catechismus ook: ‘Opdat de Heilige Geest mij de weldaden van Christus deelachtig maakt.’ De toe-eigening van het heil is geen werk van ons, maar van God de Heilige Geest. Daarom mogen we erom vragen, ernaar verlangen, erom bidden, het verwachten onder het Woord. Gemeente, er is een tijd van zoeken. Dat zegt de Bijbel, maar er staat meer: ‘Die zoekt, die vindt.’ Er is een tijd van wachten, van uitzien, van hunkering naar het heil in de Heere Jezus, dat Hij verworven heeft. Je ziet het en je hele hart gaat ernaar uit, maar de toe-eigening is er nog niet. Om welk heil gaat het? Om de vergeving van de zonden, om de verzekering van het eeuwige leven, om de wetenschap het eigendom van onze trouwe Zaligmaker te mogen zijn. De dag zal aanbreken, dat de Schriften voor u persoonlijk open zullen gaan en dat Gods beloften voor arme zondaren uw hart zo zullen raken, dat u niet anders meer kunt dan u aan Hem overgeven. En dat gaat vanzelf, dat is geen kwestie van durven. Dat overkomt je, dat schenkt God. Christus wordt zo aangewezen en aangeprezen, Hij komt zo dicht naar je toe, dat je hart ontvonkt in hartelijke wederliefde tot Hem. Ja, dat is het werk van de Heilige Geest. Dat is de toe-eigening door de Heilige Geest. Hij verheerlijkt Christus door Zijn verborgen werkingen onder het Woord des geloofs.
U weet, dat Christus geschonken wordt in de beloften van het Evangelie en die schenking is goddelijk en waarachtig. We zouden dat een voorwerpelijke schenking kunnen noemen, maar nu is het nodig, dat de Heilige Geest dat toepast in ons hart. Dat kun je de onderwerpelijke toepassing noemen. U voelt wel, dat dat een werk van de Heilige Geest is. Hij richt onze aandacht op Hem en maakt Hem dierbaar voor ons hart en beminnelijk. Dan gaan we steeds meer in Hem zien. Hij is de Borg voor zondaren, de Verlosser, de Zaligmaker, de Middelaar. Hij komt naar ons toe, Hij komt op vanuit het Woord. Steeds als het Woord opengaat, mag je iets zien van de heerlijkheid van de Heere Jezus.
Maar hoe moet het nu verder? Hoe wordt Hij mijn eigendom en ik Zijn eigendom? Enerzijds is er die dierbare Christus met al Zijn schatten en gaven en anderzijds zit u met een hart vol verlangen. Hoe komt nu de verbinding tot stand tussen die rijke Christus en die arme zondaar? ‘Dat doet de Geest’, zegt de Catechismus, ‘Die maakt ons Christus deelachtig’, door een waar geloof. Het is geen conclusie, nee, dat is een worsteling. Er gaat een streep door jezelf en door je eigen verdiensten en je leert te vertrouwen op de Heere Jezus alleen. De Geest kan je hart uitlokken, om je over te geven aan Hem. Sterker nog! De Bruidegom Zelf komt onder de bediening van het Evangelie of onder het lezen van de Bijbel, door Zijn Heilige Geest, in al Zijn heerlijkheid en beminnelijkheid op u af, zodat u Zijn liefde mag zien en proeven. Hij weet al uw bezwaren van het ongeloof weg te vegen en toe te spreken: ‘Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen.’
Hoe kan Hij in dat Woord Zijn doorboorde handen tot ons uitstrekken en ons naar Zich toetrekken, om de schande van onze naaktheid te bedekken? Hoe kan Hij Zijn hart voor ons openen, zodat we in Zijn ogen de diepe liefde mogen lezen: ‘Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, Ik gaf Mijn leven voor Mijn schapen, voor u en jou.’ Gemeente, als u dit herkent, dan weet u, dat het niet een kwestie is van één keer in je leven. Als het goed is, herhaalt dit zich steeds. Wat zijn wij afwijkers en wat hebben wij nodig, dat de Geest ons brengt aan de voeten van Hem, telkens als het Woord opengaat! Zo doet de Heilige Geest mij geloven, dat wat Jezus deed ook voor mij geldt."
Gode bevolen,
J. P. van den Brink
Lees ook de bijbehorende vragen:
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief