Uitblussen en bedroeven van de Heilige Geest
Ds. P.D.J. Buijs | 1 reactie | 10-08-2022| 16:28
Vraag
Hoe bedroef je de Heilige Geest en wanneer blus je Hem uit? Is dit beiden mogelijk in het leven van een kind van God of in het leven van een onbekeerde? Ook vraag ik me af wat de gevolgen zijn/betekenen en of dit invloed heeft op de eindbestemming, want God laat toch nooit los wat Hij begon en niemand kan toch uit Zijn hand vallen?
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
Antwoord
Beste lezer,
Het gaat hier om twee ernstige verschijnselen in het leven van een kind van God: de Geest bedroeven en de Geest uitblussen.
De eerste uitdrukking komen we tegen in Efeze 4:30. Dat het daar gaat om iets dat een kind van God kan doen, blijkt wel uit de laatste woorden van die tekst: “... door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing.” Toen de Efeziërs tot geloof kwamen, kwam daarin uit dat zij het stempel van de Heilige Geest droegen (zie ook Efeze 1:13). Maar helaas kunnen ware gelovigen de Heilige Geest bedroeven. Er wordt een woord gebruikt dat sommige uitleggers zelfs vertalen met beledigen, krenken.
Op welke manier gebeurt dat dan? Dat wijst het verband van deze tekst ons aan. Het gaat in Efeze 4 vers 29 over de zonden van de tong (ook in Efeze 4: 25-26 kwam dat al even aan de orde). De Geest verheugt Zich erover als we woorden spreken die een ander opbouwen en helpen om te leven uit Gods genade. Maar Hij bedroeft Zich erover als we vuile taal spreken: liederlijke, onwelvoeglijke, schuine taal, maar ook lege en lasterlijke taal (Efeze 4: 31). We kunnen een ander met onze woorden opbouwen òf afbreken; omhoog heffen òf naar beneden halen. In het laatste geval maken we de Heilige Geest verdrietig. Hij is immers uit op de opbouw van de leden van Christus’ lichaam. Daarom is het extra erg als dit soort dingen plaatsvinden binnen de gemeente van Christus, Die Zijn lichaam is. Als broeders en zusters over elkaar roddelen, elkaar bezeren met hun woorden, naar beneden trappen zelfs.
De verhouding tussen de Geest en de gelovige is teer. In dergelijke situaties wijkt Hij niet volledig uit het hart, maar trekt Hij wel Zijn gezegende werking terug. Lees ook maar eens wat hierover treffend geschreven wordt in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5, paragraaf 5: “Met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven de Heilige Geest, verbreken voor een tijd de oefening van het geloof, verwonden zwaar hun geweten, en verliezen soms voor een tijd het gevoel van de genade…” Het betekent dat je de leiding van de Heilige Geest in zo’n periode niet meer ervaart. Het zegel van de Geest wordt dof. Er is geen vreugdevol uitzien meer naar de dag van de verlossing (slot vers 30).
Wat je dan te doen staat? Ogenblikkelijke en hartelijke bekering. Concreet je schuld belijden, smeken om vergeving en vragen dat de Heere zo goed zou willen zijn om je opnieuw de leiding van Zijn Geest te geven. Dus: breken met de zonden van de tong. En als anderen op zo’n manier beginnen, niet meedoen, maar zeggen: “Ik wil hier niet praten over anderen.” Wat een huiswerk voor iedere christen!
En dan dat andere: het uitblussen van de Geest. Een uitdrukking die we tegenkomen in 1 Thessalonicenzen 5:19. Opnieuw is het van belang om te zien in welk verband deze tekst staat. Dan is vooral te denken aan het bidden en danken aan de ene kant en het ruim baan geven aan de profetieën aan de andere kant. Waar het gebed stokt, wordt het vuur van de Geest niet meer aangeblazen. Een schrale omgang met de Heere is niet alleen een uiting van een ingezonken geestelijk leven, maar bevordert die inzinking ook nog eens een keer. Immers, de Heere wil Zijn Geest alleen geven aan hen die Hem zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken (zie de Heidelbergse catechismus, zondag 45, vraag en antwoord 116).
Meer dan eens wordt de Geest in de Bijbel vergeleken met vuur (Matt. 3:11, Hand. 2:3). Iemand die door de Geest geleid wordt, is vurig van geest en wordt opgeroepen dat te blijven (Rom.12:11). Wordt het gebed teruggebracht tot een akelig minimum, dan verpietert het geloof en reduceert het tot een paar sintels onder de as.
De uitdrukking staat ook in verband met het ruimte geven aan de profetieën. In dit verband ziet dat op de gave die de Heilige Geest aan meerdere gemeenteleden had gegeven om de tijd te doorzien in Bijbels licht en met het oog daarop aanwijzingen te geven aan de gemeente. Deze gave functioneerde bijzonder in de tijd dat het Nieuwe Testament nog niet tot stand was gekomen. Zonder te willen beweren dat vandaag deze profetie niet meer voorkomt (we mogen de Geest niet binden), geldt voor ons vooral: “Wij hebben het profetische Woord dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan…” (2 Petrus 1:19).
Concreet voor ons: leef bij het Woord. Dat Woord is tot stand gekomen door de Heilige Geest (zie ook 2 Petrus 1:21). Als we slordig omgaan met Gods Woord, spaarzamelijk onze Bijbel lezen, zijn we bezig het vuur van de Geest te doven. En dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor je levenswandel. Als je niet of nauwelijks meer onder de beademing van het Woord leeft, kan er hoe langer hoe meer mee door. Daarom waarschuwt Paulus in deze brief ook voor een losbandig leven (1 Thess. 4: 3-8; let erop hoe ook in dat verband de Heilige Geest wordt genoemd, vers 8).
Als we niet leven bij het Woord en op die manier ook opening geven aan een wereldse levensstijl, maakt ons geestelijk leven een uitgebluste indruk. Daarom roept de apostel op tot totale heiliging van het leven (1 Thess. 5:23). Langs die weg zal het vuur van de Geest in de gemeente branden. Er ligt dus voor allen die de Heere Jezus liefhebben een grote verantwoordelijkheid. Enerzijds beschik ik niet over de Geest, alsof Hij Zich door mij zou laten commanderen. Anderzijds kan ik Hem uitblussen. Daarom spoort Paulus zijn geestelijke zoon Timotheüs aan om de genadegave van God (en dat heeft alles met de Geest te maken) aan te wakkeren. Dus: wat soms bijna uitgegaan is, moet weer aangeblazen worden.
Ten slotte stel je de vraag welke invloed dit bedroeven en/of uitblussen van de Geest heeft op onze eindbestemming. Nu, uit bovenstaande mag duidelijk zijn: de Geest zal nooit volledig wijken uit het leven van een mens die Hij Zelf een nieuw hart heeft gegeven. Maar we kunnen Zijn werking wel tegenstaan, Hem bedroeven en Hem zelfs uitblussen. Toch zal de Heere het van Zijn kant daar niet bij laten. “Want God, Die rijk is in barmhartigheid, neemt naar het onveranderlijk voornemen van de verkiezing, de Heilige Geest van de Zijnen niet geheel weg, zelfs wanneer zij op treurige wijze gevallen zijn. En Hij laat hen niet zo ver afglijden dat ze uit de genade van de aanneming tot kinderen en uit de staat van de rechtvaardiging vallen, of dat zij zondigen tot de dood of tegen de Heilige Geest en, door Hem geheel verlaten, zichzelf in het eeuwige verderf storten” (Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5, paragraaf 6).
Door Gods goedheid zorgt Hij er Zelf voor dat ze door Zijn Woord en Geest vernieuwd worden tot (hernieuwde) bekering. Lees maar wat in paragraaf 7 van het genoemde hoofdstuk uit de Leerregels staat.
Met een hartelijke groet,
Ds. P. D. J. Buijs
Lees ook:
- 'Heilige Geest bedroeven en uitblussen'
- 'Bedroeven van de Heilige Geest' (ds. Van Vuuren)
- 'Bedroeven van de Heilige Geest'(ds. Huijgen)
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P.D.J. Buijs
- Geboortedatum:02-11-1961
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nunspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: