Geloof pas echt als je heilig bent
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 08-08-2022| 12:55
Vraag
Beste dr. Van den Brink. Onlangs hield u bij Geloofstoerusting een lezing met als titel “Het evangelie zonder kleine lettertjes”. Als ik u goed begrepen heb, richtte u zich daarin vooral op de manier waarop het evangelie gepresenteerd wordt als valstrik voor hen die nog niet tot geloof gekomen zijn, zodat ze uiteindelijk bij het geloof vandaan gehouden worden. Als ik luister naar de prediking die ik voornamelijk hoor, herken ik dat gelukkig niet.
Er is wel iets anders waar ik me zorgen over maak en wat volgens mij in het verlengde hiervan ligt. Het aanbod van genade is ruim; ruimer kan het haast niet. De betrouwbaarheid van God staat buiten kijf, teksten als 2 Petrus 3:9 staan fier overeind. Het probleem zit hem vooral in de aanspraak van hen die zich gelovig noemen en dat ook openlijk belijden in de gemeente. Ik heb de indruk dat de geloofsbeleving van een deel van onze gemeente voortdurend kritisch bejegend wordt. Er wordt gewaarschuwd voor oppervlakkigheid, er wordt gehamerd op het kennen van schuldverslagenheid. Ook hoor ik regelmatig een fel oordeel over mensen die zeggen dat ze geloven, terwijl ze ondertussen wel een abonnement hebben op Netflix, voetbalwedstrijden kijken, tussen de diensten een boswandeling op zondag maken, etc. Helaas gaat dit ten koste van de verkondiging van het evangelie van Christus.
Ik heb twee concrete vragen waarvan ik hoop dat u ze wilt beantwoorden:
1. Natuurlijk mag er in de prediking gewaarschuwd worden voor wereldgelijkvormigheid en opgeroepen worden tot zelfbeproeving, maar... waar ligt de grens? Hoe kun je bepalen of het afkeuren van bepaalde zaken ontleend is aan de Schrift of aan het geweten van de predikant? Hoe onderscheid je of het oordeel dat een predikant uitspreekt over bepaald gedrag bij God vandaan komt of een oordeel à la Romeinen 14 is?
2. Waar ik vooral bang voor ben is dat deze enigszins ‘moralistische’ prediking mensen die Christus niet persoonlijk kennen bij Hem vandaan houdt, omdat ze onmogelijk in het geschetste plaatje kunnen passen. Ook ervaar ik zelf eigenlijk een voortdurend gevoel van onveiligheid, want zaken die ik als gemeentelid voor het aangezicht van God probeer te doen, worden veroordeeld. Hoe sterk je ook in je schoenen staat, er worden als het ware zaadjes van twijfel geplant in je geweten over de mate waarin je gehoorzaam bent aan God. En dan geldt weer, bij twijfel niet inhalen, Rom. 14: 23a “Wie echter twijfelt als hij eet, is veroordeeld, omdat hij het niet uit geloof doet.” Ik kom in de Bijbel wel het voorbeeld tegen van het iemand in zijn geweten treffen waardoor je hem ertoe aanzet om te zondigen (1 Korinthe 8). Zegt de Schrift ook iets over de keerzijde, wanneer je geweten getroffen is door een on-Bijbels oordeel?
3. U hebt ook diverse zaken gezegd over gemeentevisie en hoe je voor jezelf kunt bepalen of je nog op de juiste plek zit:
Ik blijf het echter zo lastig vinden. Ben ik nu de halsstarrige persoon die zich niet wil laten gezeggen door de Schrift en door God en bepaalde zonden aan de hand wil houden, of zou er écht sprake kunnen zijn van een onveilig klimaat? Zou u misschien concrete handreikingen kunnen geven hoe hierin een definitieve keuze te maken?
Antwoord
Beste vragensteller,
Dank voor je vraag. In mijn lezing ging ik in op het verband tussen geloof en uitverkiezing/wedergeboorte. Jij stelt vragen over de relatie tussen geloof en heiligmaking. In mijn lezing heb ik gezegd: in bepaalde prediking wordt benadrukt dat je geloof pas echt is als je uitverkoren cq. wedergeboren bent. Jij hoort een prediking waarin wordt benadrukt dat je geloof pas echt is als je heilig bent, of in ieder geval probeert heilig te worden.
En beide beweringen zijn nog waar ook! Als je uitverkoren cq. wedergeboren bent, is je geloof echt. Als je heiligmaking zoekt, is je geloof echt. Maar de kleine lettertjes zijn vaak deze: je kunt pas weten dat je geloof echt is, als je weet dat je uitverkoren, cq. wedergeboren, cq. heilig bent.
Daartegen heb ik in mijn lezing geprotesteerd. Want je weet dat je geloof echt is als je het Evangelie gelooft (1 Korinthe 15: 1, 11). En vandaar uit weet je dan ook dat je uitverkoren en wedergeboren bent. Dus we leiden ons geloof niet af uit wedergeboorte, ellendekennis, uitverkiezing, bekering en berouw maar omgekeerd: al die zaken leiden we af uit ons geloof.
Hoe zit het nu met heiligmaking? Uit de vruchten worden we verzekerd van ons geloof (Heidelbergse Catechismus zondag 32, vraag en antwoord 86). Dus (zo lijkt het) is de heiligmaking het middel waardoor wij weten dat ons geloof echt geloof is.
Mijn antwoord is als volgt. De primaire geloofszekerheid ligt niet in de heiligmaking maar in het Evangelie. Ik ben zeker van mijn geloof, omdat ik het Evangelie geloof. Al had ik geen enkele heiligmaking (zoals de moordenaar aan het kruis) dan ben ik nog steeds zeker dat mijn geloof waar geloof is. De zekerheid uit de goede werken is secundaire zekerheid. Goede werken verzekeren, niet doordat ik pas door goede werken zeker word, maar doordat zij mij zekerder maken.
En nu komt het. Jouw predikant (ik ga af op wat jij schrijft) ontkent de primaire zekerheid en beperkt zich tot de secundaire zekerheid. Hij suggereert dat je alleen echte geloofszekerheid kunt hebben als je heilig genoeg bent. Dat vind ik kwalijk. Goede werken komen voort uit de zekerheid van het geloof en vormen er niet de basis van. Vandaar jouw gevoel van onveiligheid. Zijn aansporing tot heiliging appelleert aan de onzekerheid van het geloof, niet aan de zekerheid van het geloof. Lees hierover (download PDF gratis, red.) “Evangelische Heiligmaking” van Walter Marshall, hoofdstuk 9 en 10.
Daarbij komt dat jouw predikant de heiligmaking ontkoppelt van het geloof. Of in ieder geval: hij maakt onvoldoende duidelijk hoe goede werken geloofswerken zijn. Heidelbergse Catechismus zondag 33, vraag en antwoord 91, zegt dat goede werken uit een waar geloof voortkomen. Dat is: mijn motief, reden, argument, aanleiding, besluit om bepaalde werken te verrichten, ligt in het geloof: ik geloof het Evangelie en zo ben ik zeker van mijn behoud. Uit dankbaarheid daarvoor doe ik goede werken. Als je dit verband tussen geloof en werken doorsnijdt, ben je wettisch geworden. Want niet het werk zelf maakt een werk goed, maar de gelovige gezindheid. Zie Romeinen 14:23.
Een predikant zal moeten aanvaarden dat mensen hier verschillende keuzes maken. Maar juist dat is het thema van de christelijke vrijheid (Galaten 5:1). Wie werkelijk het evangelie predikt, zal zijn gemeente zien veranderen. Het wordt diverser, pluriformer, er zullen minder sociologische kenmerken worden toegepast. Wie het evangelie predikt, moet accepteren dat er allerlei identity markers en boundary markers wegvallen. Misschien ligt hier de angst van jouw dominee.
Moet je weg uit je gemeente? Mijn advies is: ga het gesprek met je predikant aan. Laat hem je vragen lezen en dit antwoord. Vraag naar zijn reactie en voer het gesprek. De uitkomst zal je ongetwijfeld helpen in je besluit – of om weg te gaan uit je gemeente, of om er te blijven.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: