Wedergeboorte geen wonder (2)
Ds. G.A. van den Brink | Geen reacties | 05-08-2022| 12:31
Vraag
Aan ds. Van den Brink. Graag reageer ik op uw antwoord “Wedergeboorte geen wonder”. Die vragen heb ik namelijk gesteld. Dank voor uw reactie. Ik hoop op uw vragen/opmerkingen te reageren en ik heb zelf wat vervolgvragen.
Bij punt 1 zeggen we toch eigenlijk hetzelfde? De beloften zullen vervuld worden in de uitverkorenen, maar waarom wil u zo graag dat ze voor iedereen zouden gelden?
Bij punt 2 zegt u iets heel belangrijks: Als God de mens wedergeboren heeft (zonder ons in ons), gaat de mens zelf geloven en zich bekeren. Als hij dus wedergeboren is. Misschien heb ik u dan verkeerd begrepen, maar het leek steeds dat u meende dat een mens zichzelf kon bekeren en daarbij niet te noemen dat hij eerst wedergeboren moet zijn. Ik sta er van harte achter dat een mens na de wedergeboorte zich bekeert. Ik ben wel benieuwd hoe u dat in de praktijk ziet. Zelf heb ik veel herkenning gevonden bij de preek van ds. J. C. Philpot in “De winter voor de oogst”. Kent u deze preek? Zo ja, wat vindt u daar van?
Bij punt 3 stelt u wat vragen richting mij. Graag wil ik reageren. Ik denk niet dat de waarde van de doop naar een nulpunt is gedaald. Ik zie in de doop dat een mens afgezonderd wordt en gebracht wordt op het erf van het verbond. De Heere wil de prediking zegenen aan gedoopten. Maar ik zie de doop niet als dat we al een heel eindje op weg zijn. Degene die besneden waren werden ook niet allen zalig. Ik vind het heel eng als mensen gaan zeggen dat ze door de doop eigenlijk al zalig zijn en door belijdenis af te leggen dat als een bevestiging zien en zo naar de hemel te kunnen gaan. Vindt u dat geen gevaar?
Bij punt 4 van de wedergeboorte kan ik u echt niet volgen. Wedergeboorte is het grootste wonder dat er in een mens kan gebeuren. Ziet u wat een mens in zijn doodstaat is? Dood in zonde en misdaden, de duisternis liever dan het licht. Vijand van God en zijn naasten. Niemand die naar God zoekt. Is het dan geen groot wonder dat Hij een mens wil oprapen en genade wil schenken? Een enkele persoonlijke noot: het wonder wordt voor mij elke dag alleen maar groter, dat Hij me opgeraapt heeft. Ik die geen behoefte had aan God, ten diepste geen Godsbesef, geen zondebesef, geen notie van dood en eeuwigheid. Is het dan geen wonder als Hij je wedergeboren doet worden, dat je al die zaken dan ineens wel gaat zien? Ja, ik kan die man van dat gezelschap wel begrijpen, ook na ontvangen genade kan de oude mens weer zo boven liggen. Paulus zei ook: het goede dat ik wil doe ik niet en het kwade dat ik niet wil doe ik. Ik ellendig mens. Maar dan het grote wonder, maar ik dank God enz. Hoe ziet u het dan? Wedergeboorte en dan een rechte weg naar de hemel? En zeker als de genade in het hart mag zijn, als Christus geopenbaard wordt in het hart, is er geloof, dan is er geen twijfel, dan is er geen ongeloof.
Dan kom ik eigenlijk bij uw laatste vraag: wat voor waarde ik zie in het Evangelie? Zijn Woord is de lamp voor mijn voet. Maar ik blijf staan in zoals Christus het zegt: we moeten wederom geboren worden, dan krijgen de nodigingen en de (meeste) beloften pas waarde en ten diepste pas allermeest als de Heere ze in het hart spreekt en uitwerkt.
Mijn laatste vraag gaat over een van uw laatste uitspraken: "Je mag Hem geloven, je mag je bekeren". Ik krijg het gevoel dat een onbekeerde heel wat kan en u noemt niet onze hemelhoge schuld. Net of je daar overheen kunt springen of lees ik het verkeerd? En hoe ziet u het als Christus waarde gaat krijgen voor een mens? Misschien kom ik wat scherp over; ik hoop dat u me dat niet kwalijk wilt nemen. Ik vind deze zaken heel belangrijk!
Groet, een jongere
Antwoord
Beste vragensteller,
Dank voor je vervolgvragen! Het brengt het gesprek verder. In dit geval reageer ik per vraag. Als de redactie van Refoweb jouw vragen cursief zet, geef ik per vraag een reactie. Anders wordt het voor alle lezers ingewikkeld om het te volgen.
Bij punt 1 zeggen we toch eigenlijk hetzelfde? De beloften zullen vervuld worden in de uitverkorenen, maar waarom wil u zo graag dat ze voor iedereen zouden gelden?
Aan het einde van de wereldgeschiedenis zal blijken dat de beloften tot vervulling zijn gekomen in de gelovigen, in de uitverkorenen, in de wedergeborenen, in degenen voor wie Christus gestorven is, in degenen wier hart geopend is – en in hen alleen. Dan wordt duidelijk dat deze verschillende aanduidingen voor exact dezelfde mensen gelden. Zie Hand. 13:48: “Er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven.”
Maar nu leven wij nog in de wereldgeschiedenis. En zolang Christus nog niet teruggekomen is, weten wij niet wie er uitverkoren zijn. Als we dus van al deze aanduidingen één aanduiding met terughoudendheid moeten gebruiken, is het wel “de uitverkorenen”. Het is veel beter om te zeggen: “De beloften worden vervuld in de gelovigen en in hen alleen – en juist dáárom roep ik op tot geloof.” We leiden ons geloof niet af uit de uitverkiezing, maar onze uitverkiezing uit het geloof (Dordtse Leerregels I, 12).
Bij punt 2 zegt u iets heel belangrijks: Als God de mens wedergeboren heeft (zonder ons in ons), gaat de mens zelf geloven en zich bekeren. Als hij dus wedergeboren is. Misschien heb ik u dan verkeerd begrepen, maar het leek steeds dat u meende dat een mens zichzelf kon bekeren en daarbij niet te noemen dat hij eerst wedergeboren moet zijn. Ik sta er van harte achter dat een mens na de wedergeboorte zich bekeert. Ik ben wel benieuwd hoe u dat in de praktijk ziet. Zelf heb ik veel herkenning gevonden bij de preek van ds. J. C. Philpot in “De winter voor de oogst”. Kent u deze preek? Zo ja, wat vindt u daar van?
Zonder wedergeboorte gaat niemand geloven. Door de wedergeboorte zal en kan en wil iemand geloven. De tweedeling tussen gelovigen/ongelovigen en wedergeborenen/onwedergeborenen is dus gelijk: wie gelooft is wedergeboren, wie niet gelooft is niet wedergeboren (Joh. 1:12-13; 1 Joh. 5:1). Een groot deel van de verwarring in onze gezindte komt hieruit voort. Veel predikanten beweren dat je wedergeboren kunt zijn zonder te geloven, contra Dordtse Leerregels III/IV,12: als God werkt, zullen wij daadwerkelijk geloven.
Ook hier geldt weer hetzelfde: wij leiden de wedergeboorte af uit het geloof, niet het geloof uit de wedergeboorte (zie Dordtse Leerregels III/IV,13). Jij lijkt te zeggen dat je pas mág geloven als je wéét dat je wedergeboren bent. Daar heb ik grote moeite mee. Niet alleen dogmatisch en pastoraal, maar ook omdat wij niet als wedergeboren mensen tot Christus komen, maar als verloren zondaren.
Wat vind ik van de preek van Philpot? Ik vind Philpot geen goede geestelijke leidsman. Hij onderschreef de Heidelbergse Catechismus niet (Philpot ontkende heel stellig dat de wet leefregel van de dankbaarheid is) en de Dordtse Leerregels evenmin. Hij heeft buitengewoon lelijk en denigrerend over Spurgeon gedaan en hij preekte alleen voor mensen die in zijn ogen wedergeboren waren. Ik keur niet alles wat hij geschreven heeft af, maar omdat er zoveel betere en helderder boeken en preken zijn, lees ik geen Philpot. En ik raad jou aan om betere boeken te gaan lezen.
Bij punt 3 stelt u wat vragen richting mij. Graag wil ik reageren. Ik denk niet dat de waarde van de doop naar een nulpunt is gedaald. Ik zie in de doop dat een mens afgezonderd wordt en gebracht wordt op het erf van het verbond. De Heere wil de prediking zegenen aan gedoopten. Maar ik zie de doop niet als dat we al een heel eindje op weg zijn. Degene die besneden waren werden ook niet allen zalig. Ik vind het heel eng als mensen gaan zeggen dat ze door de doop eigenlijk al zalig zijn en door belijdenis af te leggen dat als een bevestiging zien en zo naar de hemel te kunnen gaan. Vindt u dat geen gevaar?
Wat jij over de doop zegt, is zo anders dan wat de gereformeerde belijdenis zegt. Dat is mijn punt. God deelt in de doop Zijn genade mee; immers “de dienaar deelt mee wat zichtbaar is, de Heere geeft wat onzichtbaar is” (NGB 34). Wij worden vermaand en verzekerd dat het offer van Christus ons ten goede komt. Als wij uiterlijk met het water gewassen worden, verzekert Christus ons dat Hij ons innerlijk gewassen heeft. De doop is het bad van de wedergeboorte (Heidelbergse Catechismus 73-74). Dit is gereformeerde taal. Daarop doelde ik in mijn vorige antwoord. De vraag is niet hoe ik over jouw doopvisie denk, maar of jij instemt met Nederlandse Geloofsbelijdenis en Heidelbergse Catechismus.
Christus heeft bevolen diegenen te dopen die de zijnen zijn (Nederlandse Geloofsbelijdenis 34). De kerk mag dus alleen diegenen dopen die zij beschouwt als eigendom van Christus. Zo spreekt de gereformeerde belijdenis en daaraan houd ik mij.
Bij punt 4 van de wedergeboorte kan ik u echt niet volgen. Wedergeboorte is het grootste wonder dat er in een mens kan gebeuren. Ziet u wat een mens in zijn doodstaat is? Dood in zonde en misdaden, de duisternis liever dan het licht. Vijand van God en zijn naasten. Niemand die naar God zoekt. Is het dan geen groot wonder dat Hij een mens wil oprapen en genade wil schenken? Een enkele persoonlijke noot: het wonder wordt voor mij elke dag alleen maar groter, dat Hij me opgeraapt heeft. Ik die geen behoefte had aan God, ten diepste geen Godsbesef, geen zondebesef, geen notie van dood en eeuwigheid. Is het dan geen wonder als Hij je wedergeboren doet worden, dat je al die zaken dan ineens wel gaat zien? Ja ik kan die man van dat gezelschap wel begrijpen, ook na ontvangen genade kan de oude mens weer zo boven liggen. Paulus zei ook: het goede dat ik wil doe ik niet en het kwade dat ik niet wil doe ik. Ik ellendig mens. Maar dan het grote wonder, maar ik dank God enz. Hoe ziet u het dan? Wedergeboorte en dan een rechte weg naar de hemel? En zeker als de genade in het hart mag zijn, als Christus geopenbaard wordt in het hart, is er geloof, dan is er geen twijfel, dan is er geen ongeloof.
De wedergeboorte is niet minder groot dan de schepping van de wereld (Dordtse Leerregels 1.12). Maar de schepping noemen wij ook geen wonder. Ik doe niet af aan de grootsheid van de wedergeboorte, maar ik wijs op de verwarring die ontstaat als we alles een wonder gaan noemen.
Is dit belangrijk? Vind ik wel. De roomse kerk zei en zegt: wij zijn de ware kerk want bij ons gebeuren er wonderen. Toen zei de Reformatie: je moet niet zomaar alles een wonder noemen. Nu hoor je in de gereformeerde gezindte: wij zijn de ware kerk want bij ons worden er nog mensen bekeerd. Dan is mijn reformatorische reactie: je moet niet alles een wonder noemen en de ware kerk is niet van wonderen afhankelijk.
En die man op het gezelschap? Zoals gezegd: hem kan ik begrijpen, ds. Lamain niet.
Dan kom ik eigenlijk bij uw laatste vraag: wat voor waarde ik zie in het Evangelie? Zijn Woord is de lamp voor mijn voet. Maar ik blijf staan in zoals Christus het zegt: we moeten wederom geboren worden, dan krijgen de nodigingen en de (meeste) beloften pas waarde en ten diepste pas allermeest als de Heere ze in het hart spreekt en uitwerkt.
Ik vroeg naar “het Evangelie”, jij antwoordt met “het Woord”. Dat is veelzeggend. Het Woord omvat Wet en Evangelie, maar alleen het Evangelie behoudt. Ik vroeg naar het Evangelie maar je citeert een tekst over de wet. Vraag je eens af of je het verschil tussen Wet en Evangelie inziet.
En vervolgens breng je een gevaarlijke disclaimer aan. De Heere spreekt altijd in je hart (Matth. 13:19; Rom. 10:8). Pas op dat je van God niet teveel eist. Je bent niet tevreden met de roeping, en wilt dat God inwendig spreekt. Je lijkt gevaarlijk veel op de broers van de rijke man: “Als mijn broers Gods Woord nu eens zus of zo zouden horen, dán zouden ze zich bekeren!” Het is niet waar. Als jij ongehoorzaam bent aan Gods roeping in het Evangelie, zul je je nooit laten gezeggen (Lukas 16:30-31).
Mijn laatste vraag gaat over een van uw laatste uitspraken: Je mag Hem geloven, je mag je bekeren. Ik krijg het gevoel dat een onbekeerde heel wat kan en u noemt niet onze hemelhoge schuld. Net of je daar overheen kunt springen of lees ik het verkeerd? En hoe ziet u het als Christus waarde gaat krijgen voor een mens?
Jij noemt zaken die jou (of anderen) belemmeren om tot Christus te gaan. Terwijl het aansporingen mogen zijn om te gaan. Jouw schuld is geen reden om bij Hem weg te blijven maar om tot Hem te gaan. Je wilt waarde in Christus zien voordat je tot Hem gaat, maar je ziet dat pas als je gaat.
Ik mis (of vergis ik mij?) de beslistheid van Rebekka: “Ik zál meegaan!” (Gen. 24:58). Ik mis de beslistheid van de verloren zoon: “Ik zál opstaan!” (Lukas 15:18). Ik proef eerder de aarzeling van Lot (Gen. 19:16). Je doet er beter aan om argumenten te vinden om wél tot Christus te gaan, dan stad en land af te zoeken naar tegenwerpingen.
Misschien kom ik wat scherp over; ik hoop dat u me dat niet kwalijk wilt nemen. Ik vind deze zaken heel belangrijk! Groet, een jongere.
Wees gerust, ik vind het niet scherp. En jij, en ik, vinden deze zaken belangrijk. Ik dwing jou om in te gaan (Lukas 14:23).
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook: