Kerkelijke verdeeldheid in Nederland zo groot
Dr. J. P. Zwemer | Geen reacties | 13-02-2006| 00:00
Vraag
Hoe komt het dat de kerkelijke verdeeldheid in Nederland zo groot is terwijl dat in andere landen bijna niet speelt? (met uitzondering van de Verenigde Staten en nog wat andere landen.)
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
In de eerste plaats moet ik hier verwijzen naar het protestantisme, dat stelde dat de Bijbel de enige of toch zeker de voornaamste bron van autoriteit moe(s)t zijn in zaken van geloof en kerk. Dus niét Bijbel én kerkelijke traditie, zoals Rome leerde. Maar dat wierp het voortdurende probleem op wiens uitleg van de Bijbel dan wel de norm zou aangeven. In principe kon ieder mens in wie de H. Geest woonde, de Bijbel maatgevend uitleggen. Dit betekende dat afwijkingen van de kerkelijke leer in het protestantisme relatief gemakkelijk ontstonden. De inbreng van het verstand en/of het gevoel van het individu in diens uitleg van de Bijbel kon verdedigd of misschien beter gezegd, versluierd worden met een beroep op de werking van de Geest. Zo stond het Protestantisme veel minder open voor toetsing en correctie door de kerkelijke traditie dan de RK-kerk. Een relatief ongebonden bijbeluitleg betekent grotere kans op splitsingen.
Voor een tweede factor ga ik te rade bij de “Atlas van het Christendom” door Henry Chadwick en Gillian Evans (Agon, Amsterdam, 1987). Zij wijzen op blz. 143 op de massale bevolkingstoename in Europa vanaf 1790, mede in verband met een snelle groei van de steden en een snelle verbreiding van de kapitalistische industrie. “Nergens waren de Kerken in staat om de toenemende aantallen priesters en de financiële middelen op te brengen die nodig waren om deze veranderingen bij te houden... In een tijd dat economische veranderingen ook onzekerheid, armoede en een ernstige verstoring van reeds lang bestaande levenspatronen veroorzaakten, hadden veel kerken last van de extra handicap dat zij nauw verbonden waren met de beschermde en land bezittende groepen in de maatschappij... De reacties van christenen die vastbesloten waren hun geloof te behouden in deze tijd van maatschappelijke en economische verhoudingen, waren verschillend. In protestantse gebieden bestond een van de antwoorden uit de toename van het aantal nieuwe sekten en denominaties. Dit was heel duidelijk in Groot-Brittannië, waar zowel baptisten, congregationalisten als methodisten zich snel uitbreidden.” Maar in Duitsland bijvoorbeeld vond de gedesoriënteerde arbeidersklasse een toevlucht in een hecht georganiseerd socialisme.
Ook in diverse delen van (protestants) Nederland was de 19e eeuw een tijd met één of meer economische crises. Dit had zijn effect op de ontwikkeling van de bewegingen die zich afscheidden van de Hervormde Kerk. Zo is het bekend dat Zuid-Holland sterk in beweging was: de ene stad groeide er sterk, de andere zag veel mensen wegtrekken. Er was dus veel migratie, niet in het minst doordat plattelanders naar de steden trokken. Vooral Rotterdam was tussen 1870 en 1940 een magneet die tienduizenden plattelanders aantrok. Heel wat mensen raakten door het vertrek uit de vertrouwde omgeving gedesoriënteerd en raakten de band met de Hervormde Kerk kwijt. Velen kwamen terecht in een afgescheiden groepering met een geloofsbeleving zoals zij die van huis uit gewend waren. Ook uit een immigratieland bij uitstek als de VS is het bekend dat (etnische) ‘afkomst’ “vaak de vormgevende kracht achter een gemeenschap” was, “sterker dan de theologie of het kerkelijk gezag” (Chadwick en Evans, 132). Zuid-Holland, en met name het gebied rondom Rotterdam en de vroeg geïndustrialiseerde Merwede-streek (tot aan Sliedrecht) geeft dan ook tot heden toe het beeld van een grote kerkelijke versnippering.
De invloed van het piëtisme met haar subjectivistische inslag is een volgende verklarende factor. Het piëtisme had grote invloed in Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland. In Noord- en Midden-Duitsland werd het vooral geleid door personen van adellijke origine, die er over het algemeen niét toe neigden om van de grote kerken af te splitsen (Zoals Ledeboer in Nederland, die afkomstig was uit de hogere burgerij en die de Hervormde Kerk nooit volledig wilde opgeven.) Lieden uit de lagere standen, die met afsplitsing minder moeite hadden, bereikten in het Duitse piëtisme zelden of nooit de leidende posities van waaruit zij een afscheiding zouden kunnen bewerkstelligen. Ook in Scandinavië bleef het piëtisme een beweging binnen de grote Lutherse landskerken.
In Nederland lag die situatie anders. Hier werd door het ingrijpen van de staat in de kerkelijke organisatie, in 1816, de Hervormde Kerk -al dan niet terecht- geassocieerd met niet-orthodoxe theologische varianten. De Afscheiding van 1834 zette de deur open voor steeds verdere afsplitsingen. Om te beginnen was er onder de Afgescheidenen volk van nogal divers pluimage. Dat bleek al snel toen de Kruisgemeenten zich afscheidden, zij wilden o.a. hun oefenaars niet laten examineren om preekbevoegdheid te krijgen. Deze oefenaars vonden in feite (zeker aanvankelijk) alléén weerklank in een kleine groep gelijkgezinden ter plaatse, wat in feite neerkwam op een vrije uitleg van de Bijbel.
Er volgde dan ook een hele reeks van ruzies, verenigingen, afsplitsingen enzovoort. Hier toonde het subjectivisme zijn meest ongecorrigeerde vorm. Waar de bekering tot een persoonlijk geloof centraal werd gesteld, stelde de oefenaar/predikant de gewenste geloofservaring in zijn preken vaak voor vanuit zijn eigen bekeringservaring. Zo ontstonden ‘tradities’ die teruggingen op al dan niet geformaliseerde eerdere bekeringservaringen - nu eens mondeling, dan weer schriftelijk overgeleverd. Elk vond wel één of meer theologen uit de 17e en 18e eeuwse beweging der Nadere Reformatie (ook piëtisme, maar toen nog van bovenaf geleid, dus minder vatbaar voor splitsingen) om de eigen ideeën mee te ondersteunen.
Toen de structuur van de bevindelijke losse groepjes onhoudbaar bleek en het (her)groeperen begon, moest dan ook een soort grootste gemene deler gevonden worden om al deze ervaringstradities te honoreren. Gelukkig greep men veelal terug op noties uit de oudere gereformeerde (piëtistische) theologie en vielen de sterkst heterodoxe (niet-orthodoxe) ervaringstradities af. Maar de worsteling met het subjectivistische verleden is tot op vandaag aan de gang.
Dr. J. P. Zwemer
Dit artikel is beantwoord door
Dr. J. P. Zwemer
- Geboortedatum:09-07-1960
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Serooskerke
- Status:Actief