Ellendekennis in de dankbaarheid
J.W.N. van Dooijeweert | Geen reacties | 02-02-2022| 14:05
Vraag
Ik heb een aantal vragen aan evangelist Van Dooijeweert n.a.v. zijn laatste twee antwoorden: 'Gods toorn over je leven voelen' en 'Ellende, verlossing en dankbaarheid in juiste volgorde'. U zegt onder andere het volgende: “Bedenk verder dat echte ellendekennis begint als we Jezus hebben leren kennen en leren zien wat Hij voor mij heeft gedaan.” En: “Dan heb je weer die drie stukken. Maar dan op de juiste plaats: de dankbaarheid.” Als ik u goed begrepen heb plaatst u dus het stuk van de (echte) ellendekennis in de dankbaarheid, oftewel nadat men Jezus heeft leren kennen.
a. Kunt u aangeven wat u verstaat onder echte ellendekennis? Om bij de Heidelbergse Catechismus te blijven; is de ellendekennis waar vraag 3 van zondag 2 over spreekt echte ellendekennis? Is er wel echte ellendekennis uit de wet? Als er geen echte ellende kennis is uit de wet, wat beoogden de opstellers van de Heidelbergse Catechismus dan eigenlijk met deze vraag?
b. Wat verstaat u onder Christuskennis? Is dat de kennis van Christus in vraag 4 van zondag 2 (dat leert ons Christus in een hoofdsom) of is dat de kennis van Christus in vraag 20 van zondag 7 (allen die Christus worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen)?
c. Als de echte ellendekennis nu begint als we Jezus hebben leren kennen, dan is de opmerking van de dominee die preekte over Handelingen 8:26-40 toch zo verkeerd nog niet dat die kamerling zijn zonden beweende? Want hij had Jezus leren kennen; hij geloofde immers dat Jezus Christus de Zoon van God is. Dus ellende in het stuk van de dankbaarheid.
d. Wat vindt u van de opmerking die ik predikanten weleens hoor maken: “In het bewenen van de zonden ligt blijdschap?” Mogelijk heeft die dominee dit bedoeld met zijn opmerking terwijl de kamerling zijn weg reisde met blijdschap?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
U vraagt: “Als ik u goed begrepen heb plaatst u dus het stuk van de (echte) ellendekennis in de dankbaarheid, oftewel nadat men Jezus heeft leren kennen.”
Nu ik dit hier zo zie staan, ben ik met u eens dat het misschien wat onduidelijk is wat ik bedoel. Ik ben blij met uw reactie daarop. Ik zal proberen dit wat beter toe te lichten.
Zolang we Jezus nog niet kennen als onze schuldovernemende Borg, kunnen we heel veel worstelen met onze zonden en onze ellendigheid door de zonde. Ellende is uitlandig zijn. Je dood en doodongelukkig voelen. Door opvoeding weten we dan dat dit in het stuk van de ellendekennis thuis hoort. Maar ik krijg nog steeds geen zicht op Jezus. Is mijn ellendekennis dan nog niet genoeg? Het zoeken wordt dan niet een zoeken naar de Zaligmaker maar naar voldoende kennis van de ellende. Dat zoeken naar kennis van de ellende wordt een doel op zich. En dat is volkomen fout. Later meer hierover. Als je de Heere Jezus hebt leren kennen als je Verlosser, dan loopt je hart over van dankbaarheid. Maar dan heb je ook de momenten dat je ziet hoe zondig je bent geweest, maar ook nog bent. Denk maar aan Paulus. “Het goede dat ik wil doe ik niet, het kwade dat ik niet wil doe ik. Ik ellendig mens wie verlost mij van dit lichaam des doods”. Wanneer roept hij dit? In het stuk van de ellende? Nee!
Luister maar mee: Romeinen 7: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.” Hij roept het na de wedergeboorte. Maar dan versmoort hij er niet in, dan vlucht hij er mee naar de Heiland. Zo staat ellendekennis in het stuk van de dankbaarheid. Dan kan hij met vreugde uitroepen: Jezus Christus.
U vraagt (a): “Kunt u aangeven wat u verstaat onder echte ellendekennis? Om bij de HC te blijven; is de ellendekennis waar vraag 3 van zondag 2 over spreekt echte ellendekennis? Is er wel echte ellendekennis uit de wet? Als er geen echte ellende kennis is uit de wet, wat beoogden de opstellers van de HC dan eigenlijk met deze vraag?”
Zeer zeker is er ellendekennis door de wet van God. Paulus schrijft daarover in Romeinen 7. De wet maakt ons wakker. Daardoor gaan we de zonde zien. Ik heb contact met iemand die helemaal niets wist van de Bijbel of van Gods wet. Hij deed verschillende dingen die echt zonden waren. Maar hij wist het niet. Toen kwam hij in aanraking met Gods wet. Met een schok werd hij wakker. Dat gebeurt net zo goed met iemand die van kind af aan onder de zuivere prediking van de wet opgroeit. Hij of zij wordt door de wet wakker gemaakt en ziet dat zijn/haar leven vol zonden is. Zelfs dat hij of zij zelf helemaal zondig is.
Ik las in een oude Catechismus verklaring: “God moet deze weg wel gaan met de mens. Want als Hij niet door de wet de ellende leert kennen gaat een mens nooit naar Jezus.” Hier zijn natuurlijk wel een paar aantekeningen te maken. Als ik bijvoorbeeld zie dat Jezus Zijn eerste discipelen roept, dan zie ik geen gekreun of gezucht over de zonde. Zij volgen Jezus en ontdekken later pas hoe zondig hun aard is. Denk bijvoorbeeld aan Petrus. Wat de opstellers van de Catechismus beoogden was: de mensen wijzen op Jezus Christus. De mensen dragen naar Jezus. Ze beogen om zondaren aan Zijn voeten neer te leggen. Jezus was hun enige doel. Dat was wel een beetje anders dan momenteel vaak het beoogde doel is. Daar kom ik op terug bij punt (d).
U vraagt (b): “Wat verstaat u onder Christuskennis? Is dat de kennis van Christus in vraag 4 van zondag 2 (dat leert ons Christus in een hoofdsom) of is dat de kennis van Christus in vraag 20 van zondag 7 (allen die Christus worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen)?”
Nee! Met Christuskennis bedoel ik niet vraag 4 van zondag 2. Maar evenmin bedoel ik vraag 20 in lijdelijke zin. Daar zijn al heel veel mensen in gevallen. “Het moet allemaal wel toegepast worden.” Dat bedoelt vraag 20 ook niet. Ons geloof is niet een lijdelijk gebeuren van “mocht het nog eens gebeuren”. Het kennen van de Heiland als mijn Verlosser is een actieve zaak. Daar zijn we intensief bij betrokken en mee bezig. De Heilige Geest maakt mensen actief, maakt mensen zoekers. Maar vergis je niet: zoekers zijn geen half bekeerde mensen. Zij zijn niet een tussengroep tussen onbekeerd en kinderen van God. Zoekers hebben nog niets, daarom zoeken ze. In de prediking mag gerust een handvat worden aangereikt voor deze mensen. Maar ze mogen niet aangesproken worden als een groep speciale mensen die er bijna zijn. Dan schrijft u nog wat over “Zijn weldaden aannemen”. Zie je dat het een daad is. “Aannemen”. Niet “nemen”. Ontvangen van God.
U vraagt (c): "Als de echte ellendekennis nu begint als we Jezus hebben leren kennen, dan is de opmerking van de dominee die preekte over Handelingen 8:26-40 toch zo verkeerd nog niet dat die kamerling zijn zonden beweende? Want hij had Jezus leren kennen; hij geloofde immers dat Jezus Christus de Zoon van God is. Dus ellende in het stuk van de dankbaarheid."
Goed gevonden hoor. Je hebt me vast gezet... Nee hoor, zo ben ik niet met deze dingen bezig. De Farizeeën deden dat ook tegenover de Heere Jezus. Steeds weer probeerden ze Hem op Zijn woorden te vangen of vast te zetten. Ik heb uw brief serieus genomen en open beantwoord. Die dominee was wel het spoor een beetje bijster! Weet je waarom? Omdat er in de Bijbel staat “Hij reisde zijn weg met blijdschap.” We moeten zo ontzettend goed oppassen dat we niet op de goede klank oordelen, maar op de Bijbels inhoud. Ik ben er van overtuigd dat de moorman later beslist wel een traantje gelaten heeft over zijn zondig bestaan. Maar op dit moment overwint de vreugde alles. En hij reist vol goede moed naar huis, om anderen ook te vertellen van de Heere Jezus.
U vraagt (d): “Wat vindt u van de opmerking die ik predikanten weleens hoor maken: In het bewenen van de zonden ligt blijdschap? Mogelijk heeft die dominee dit bedoeld met zijn opmerking terwijl de kamerling zijn weg reisde met blijdschap?”
Hier komen we weer bij de ellendekennis terecht. Daar zie ik weer de twee verschillende soorten ellendekennis of schuldbesef. Je hebt ellendekennis die ontstaat bij verstandelijk overdenken van mijn toestand zonder God. Dat kan verstandelijk zondekennis geven, een verstandelijk schuldbesef. Een schuldbesef dat ik kan koesteren. Ik ken er velen die dat doen. Zij beseffen zo goed hoe zondig ze zijn. Ze klagen er over. Als ik ze dan naar de Heere Jezus verwijs dan klinkt weer een andere benauwde klank: “O, ik kan uit mezelf niet bij Jezus komen. Hij is toch zo verborgen.” Soms lijkt het wel of je een bepaalde hoeveelheid schuldbesef moet hebben om naar de Heiland te mogen gaan. Ik wil u ernstig waarschuwen. Zo heeft de Heiland het nooit bedoeld. Dat soort schuldbesef, dat gekoesterde schuldbesef is eigenlijk gewoon verkapte hoogmoed. Ik heb veel meer schuldbesef dan jij hoor. Bij dit schuldbesef kan er blijdschap ontstaan dat ik zo goed mijn schuld gevoel. Dan durf ik wel aan het Heilig Avondmaal.
Maar dat andere schuldbesef, dat de Heilige Geest oplegt, dat heeft een ander doel. Eén van de oudvaders zegt: “De Heere moet wel een besef van schuld en zonde opleggen, anders zou er nooit een mens naar de Heere Jezus gaan.” Dat hebben de opstellers van de Catechismus goed begrepen. Bij dat schuldbesef is er geen plaats voor blijdschap om het schuldbesef. Alleen een hese schreeuw: “Ik ellendig mens... wie verlost mij hiervan?” En dan komt er blijdschap als ze met Paulus uitroepen: “Ik dank God... Jezus! “Dan heeft de Heilige Geest Zijn doel bereikt: een mens die zich overgeeft aan de Heiland. “Heere, hier hebt U me. Zondig en onrein...”
Lieve mensen, het is veel te lang geworden. Ik ben benieuwd of Refoweb zoveel plaats heeft. Maar ik wil er toch nog een conclusie bij zetten. Wij moeten in onze behoudende reformatorische kringen oppassen dat we niet een eigengemaakte dogmatiek opbouwen. Een leer waarin plaats is voor drie soorten mensen: Bekeerden, onbekeerden en zoekenden (of bekommerden). De prediker moet oppassen dat hij niet in de strikken van een derde weg valt. Hij moet Jezus uitstallen. De ellendekennis is geen doel. Ook niet als wij er een doel van maken. We zijn ellendig, jammerlijk, arm en naakt. We hebben Jezus nodig. Hij is het doel van de prediking. Door Hem alleen kun je gered worden.
Wee ons als we tevreden worden met onze ellendekennis, met ons schuldgevoel, dan gaan we weer zelf de verlossing proberen te verkrijgen door middel van ons schuldbesef. De prediker mag en moet met bazuingeklank de blijde boodschap doorgeven: “Zie op Jezus, Hij is gekomen om zalig te maken dat verloren is.” Niet die een klein beetje verloren zijn, maar die totaal verloren zijn. Ook niet voor hen die zo’n bijzonder zonden- en schuldbesef hebben.
Gods kinderen putten hun troost niet uit het bewenen van hun zonden, maar zij putten hun troost uit het lijden en sterven en opstaan uit de dood van hun Zaligmaker. Hem zij de glorie, Hem alleen.
Evangelist Jan van Dooijeweert
Reacties of vragen graag alleen via de contactpagina van de familie van Dooijeweert, met vermelding van uw naam.
Dit artikel is beantwoord door
J.W.N. van Dooijeweert
- Geboortedatum:23-01-1938
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Waddinxveen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: