Als lauw worden uitgespuugd
Ds. A.I. Kazen | Geen reacties | 06-12-2021| 15:45
Vraag
Ik worstel met een vraag over lauwheid, n.a.v. Openbaring 3. Wat is nu die lauwheid? Als ik om me heen kijk in onze overigens heel fijne kerkelijke gemeente, kan ik me niet ontworstelen aan een gevoel van lauwheid. Er wordt veel aandacht geschonken aan geloof en wedergeboorte, maar nauwelijks aan (radicale) levensheiliging. Tenminste, ik denk dat heiliging eigenlijk nog veel verder gaat dan ik in mijn omgeving veel zie; ook in mijn eigen leven.
Wij hebben twee jonge kinderen en ik ben bang dat zij voortborduren op ons voorbeeld en dat we straks met z'n allen, de hele reformatorische wereld met ook veel materialisme, de waarde die we hechten aan ontspanning en vakanties, als lauw worden uitgespuugd. Ik voel me met deze gedachte een beetje alleen staan. Het beangstigt me ook enorm. Moeten we niet veel radicaler zijn? Niet zonder liefde, maar we hebben het ons als christenen toch wel erg comfortabel gemaakt. We zijn wel een beetje anders dan niet-christenen, maar in feite is ons leven echt nog geen offerande. Er is zo weinig aandacht voor het echte navolgen van Jezus. Het moeilijke is dat we in zo'n andere tijd leven, met allerlei voorzieningen die er in Jezus' tijd niet waren. Maar zijn we er niet al véél te veel in meegegaan?
Ik vind het erg moeilijk, van genade leven en tegelijk die oproep tot bekering, waarschuwingen tegen lauwheid, oproepen tot navolging. We geven er algauw een eigentijdse invulling aan. Hoeveel tijd besteden we wel niet aan 'ontspanning' die op zich niet onbijbels is, maar waarmee wel zoveel tijd verloren gaat? Ik merk wel dat ik hierover in een soort kramp raak, ook zo dat ik bij zowat alles wat ik doe ga denken: hoe relevant is dit in het licht van de eeuwigheid? Als je je die vraag stelt, valt eigenlijk alles wel weg.
Ik gun mijn kinderen een onbezorgde kindertijd, maar ik weet niet wat nu écht een juiste balans is. Wat zou Jezus doen als Hij mijn kinderen ziet opgaan in hun spel, met alle speelgoed die er is? De eeuwigheid komt eraan, maar ik kan het geloof er niet in pompen. Ik praat er zoveel mogelijk over, maar het voelt als eindeloos tekort. Zo lauw, als een soort sausje over het alledaagse leven. Het kan best dat iemand anders heel anders tegen mij aankijkt, maar daar gaat het niet om. Wat vindt Gód ervan? En als ik dan de praktijk van alle dag toets aan de Bijbel, waarin de lat volmaakt hoog ligt, word ik zo wanhopig. Het drijft me uit naar Jezus, dat wel, maar ik bid om en wacht op de werking van Zijn Geest, dat ik toch niet lauw door dit leven zal gaan!
Ik mag niet oordelen, ik ben ook bang dat ik de balk in mijn eigen oog niet zie, maar moeten christenen niet liefdevol doch dringend gewaarschuwd worden? Er staan best veel vermanende teksten in Gods Woord, zoals over vélen die geroepen zijn, maar weinigen uitverkoren. Over dat velen de brede weg bewandelen en maar weinigen de smalle, want er is blijkbaar een minderheid die de nauwe poort weet te vinden. Ik weet echt dat ik niet zonder Jezus kan en wil leven, mijn eigen geestelijke donkerheid van de laatste tijd heeft me dat meer dan ooit doen inzien, ik heb gevraagd of ik mijn zonden mag ruilen voor Zijn genade, Zijn zaligheid. Ik heb totaal niets van mezelf!
Maar wat nu? Als christen 'ben' je er eigenlijk nooit, maar wat als de groei in heiliging en kennis van Christus stagneert? Wat is de verhouding tussen Galaten en Jakobus? Er staat toch “Strijd om in te gaan!” Dit alles geeft me zo'n vreselijke innerlijke strijd, dat ik oprecht wilde dat ik al aan het eind van mijn leven was. De geestelijke groei en het vruchtdragen lijken in het leven van de apostelen en de gelovigen uit de tijd van de Bijbel zoveel sneller te zijn gegaan. Ik ben bijna 30 jaar, opgegroeid met het Woord, maar hoeveel jaar van mijn leven heb ik nodig om een klein beetje te groeien? En wanneer is het tijd voor ‘een stap in geloof’? Bij tijden ben ik zo wanhopig over deze geestelijke toestand. Er staat dat een slechte boom geen goede vruchten kan voortbrengen en een goede boom geen slechte, maar als ware gelovige zijn er toch nog steeds zonden, dus slechte vruchten?
Anderen om me heen zeggen al snel: je moet jezelf niet voorbijlopen, je kunt niet meer dan je doet, je moet er in de eerste plaats voor je gezin zijn. Dit soort adviezen zijn misschien oorstrelend, maar ik vind er niet echt een bijbelse grond voor. Alle apostelen offerden zich op, ik lees bij hen níets over dat ze zichzelf een verzetje gunden. Tegelijk leveren dit soort gedachten me een kramp op, waardoor ik ook de energie niet heb tot het doen van het goede (bijvoorbeeld om het Evangelie uit te dragen). Er staat dat God zowel het willen als het werken geeft, maar als ik erom vraag en ik zie zo weinig werken, wat wil dat dan zeggen? Is dit zelfonderzoek goed en terecht of uiteindelijk ook maar een doodlopende zaak?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Dank voor je vraag/vragen met daarbij de nodige toelichting en omlijsting. Of misschien is het veel meer dan een vraag, een zoektocht, een worsteling. Je stelt hierbij heel wat aan de orde. De ene vraag (b)lijkt de volgende alweer op te roepen. Zodat je uiteindelijk met meer vragen zit, dan dat je antwoorden op die vragen hebt. Het kan zomaar de nodige eenzaamheid veroorzaken. Anderen met wie je jouw zoektocht deelt, reageren wel maar -hoe goed bedoeld ook- ze peilen je worsteling er niet ten volle mee. Ik wil proberen enig Bijbels licht te laten schijnen over wat je naar voren brengt. Overigens zonder de pretentie dat ik je worsteling wel volledig doorgrondt.
Je worsteling draait, als ik het zo mag zeggen, om de lauwheid waarover je in Openbaring 3 leest. Christus benoemt deze lauwheid in Zijn brief aan de gemeente in Laodicea. Van de zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azië is dit denk ik wel de scherpste. En het is de brief die, in het algemeen, mijns inziens het dichtst bij de situatie van Gods gemeente(n) in Nederland anno 2021 komt.
Wat was namelijk het geval in Laodicea? Toen het Woord van God in deze welvarende stad, die bekend en beroemd was vanwege het bankwezen, de kledingindustrie en een medische faculteit, werd verkondigd, is er gehoor aan gegeven. Epafras heeft in deze plaats, onder leiding van Paulus, een gemeente gesticht. Een gemeente die steeds samenkomt om te horen wat de Geest tot de gemeente(n) te zeggen heeft. In de loop van de jaren is gemeenteleven hetzelfde gebleven als toen de gemeente gesticht werd, of beter geworden. Voor het oog een keurige, bloeiende gemeente. Schijn bedriegt echter. De rijkdom en welvaart is de Laodicenzen naar het hoofd gestegen en heeft zich in hun hart genesteld. De christenen in deze stad ‘ademden’ de welvarende omstandigheden in. En langzaam maar zeker pasten zij zich eraan aan. De tijdgeest kreeg grip op hun denken, doen en laten. Op zo’n geniepige manier dat zij het zelf niet in de gaten hebben gehad. De rijkdom en welvaart heeft hen losgeweekt van de Heere. Ze hebben het zo goed voor elkaar, dat ze zich niet meer afhankelijk van de Heere wanen. Ze zijn rijk en verrijkt -steeds rijker geworden- en hebben aan niets gebrek. Uiterlijk is alles keurig christelijk. De erediensten worden gehouden en allerlei activiteiten georganiseerd. Het Woord van God wordt verkondigd... maar het werkt niets (meer) uit! De leer klopt, maar het leven dat daarbij hoort, ontbreekt. Het vuur van de liefde tot God en de naaste is (grotendeels) in de as van de wereldgelijkvormigheid gedoofd.
Het is aangrijpend om aan het slot van deze brief te lezen dat Christus buiten staat. Men is zo vol van zichzelf en van aardse rijkdom dat er in de gemeente geen plaats meer voor Christus is. Hij staat buiten!
Ik ben er bang voor dat er, als we eerlijk zijn, heel wat paralellen te trekken zijn tussen Christus’ gemeente in het welvarende Laodicea en Zijn gemeente in het welvarende Nederland. Het gevaar is groot dat de omstandigheden waarin we leven, waarin we christen en gemeente-van-Christus zijn, de tijdgeest die we inademen ons meer doet (veranderd!) dan we voor waar willen houden. Brand het Licht dat eeuwen geleden door Gods Geest in Nederland ontstoken is nog even helder of helderder dan toen? Of is Christus door welvarendheid, drukte, (kerkelijke) zelfingenomenheid de deur uitgewerkt? Wat een geweldig Evangelie klinkt er in dat geval in Openbaring 3. Christus staat dan wel buiten Zijn gemeente, maar Hij is niet weggegaan. Hij staat aan de deur en Hij klopt! Hij klopt met de bedoeling dat er voor Hem opengedaan en dat Hij binnengelaten wordt.
Je worsteling en vragen gaan echter niet alleen over anderen, de kerk/gemeente, maar je past ze ook op jezelf (en je kinderen) toe. Hoe nu christen te zijn in deze tijd en in deze omstandigheden? Van het allergrootste belang is dat je op Christus’ kloppen in je leven persoonlijk opengedaan hebt en Hij in je leven is gekomen. Dat je op Zijn aanraden van Hem goud, witte klederen en ogenzalf hebt ‘gekocht’. Dáár begint het echte leven! Op de levensreis is het niet minder belangrijk om bij Hem te blijven. Wat een zegen dat de vragen die je hebt en de worstelingen die je ervaart je bij Hem brengen. Uit onszelf namelijk geen vrucht in der eeuwigheid, maar alleen door het in Hem zijn en in Hem blijven.
Vervolg dagelijks biddend, in afhankelijk van en verlegen om Gods zegen je weg. Maak zo de keuzes waar je voor komt te staan. En geef op die manier de opvoeding van je kinderen vorm. Dan is ontspanning bij tijden geboden. We zijn immers beperkte mensen. Rust een weinig! Als we echter ook hierin in afhankelijkheid van de Heere keuzes maken -wat wilt U dat ik doen zal?- kan ontspanning tegelijk ook inspanning zijn in Zijn Koninkrijk.
Als ik je vraag/verhaal lees, bemerk ik, en je benoemt dat ook, een kramp. Dat is niet helpend, maar belemmerend. Krampachtig onze weg gaan helpt jezelf, je kinderen en de zaak en gemeente van de Heere niet. Allereerst wil ik het belang en de noodzaak van het gebed nogmaals benadrukken. Op het gebed zijn in de kerkgeschiedenis al heel wat opwekkingen begonnen. In persoonlijke levens, en binnen en buiten de christelijke gemeente!
Verder zou ik over de levensheiliging, het vruchtdragen willen zeggen: vraag jezelf steeds af wat de Heere in alle(relei) opzichten en omstandigheden van je vraagt. Dat geeft gebed -Heere, wijs mij Uw weg!- dat maakt bewogen met anderen en dat brengt in beweging. Dan werk je, zolang het dag is, alsof de vruchten door jezelf bewerkstelligd moeten worden, in de wetenschap en het vertrouwen dat het Gods werk in en door jou is. Dan zie jij, als je op jezelf ziet alleen slechte vruchten, (goede) werken met jouw zonden bevlekt. Maar dan mag je weten dat als Christus in jouw leven gekomen is, en jij in Hem bent, de Heere je in Christus aanziet. En dan ziet Hij alleen goede vruchten. De goede werken die God voorbereid heeft, met de bedoeling dat wij daarin wandelen (Ef. 2:10)!
Ps. Dit antwoord heeft vanwege ziekte lang(er) op zich laten wachten dan de bedoeling was.
Ds. A. I. Kazen
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.I. Kazen
Bijzonderheden:
Bekijk ook: