Niet geprezen zoals de Bereërs
J.P. van den Brink | 3 reacties | 18-10-2021| 15:12
Vraag
De Bereërs worden in Gods Woord geprezen. Als ik hetzelfde probeer te doen word ik keihard veroordeeld. Ik mag deze vragen niet stellen aan de kerkenraad. Ik krijg hierdoor regelmatig forse paniekbuien. Wat is het beste om te doen naar die mensen toe? Dit is namelijk geen leven voor mij.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Ik moet in je vraag een beetje tussen de regels doorlezen om precies te begrijpen wat je vraag is. Je verwijst naar de tweede zendingsreis van Paulus en Silas (Hand. 15:36-18:22). Het betreft het verslag van de komst van het evangelie voor het eerst in Europa als Paulus, aanvankelijk door de Geest verhinderd om zijn zendingswerk in Klein Azië voort te zetten, door een nachtgezicht bij Troas overtrekt naar Griekenland. Het werk Gods wordt zichtbaar in Filippi in de bekering van Lydia, maar tegelijkertijd ook tegengestaan door de vrouw met de waarzeggende geest en haar heren, die zich van hun inkomstenbron beroofd zien als de waarzeggende geest door de bestraffing van Paulus de vrouw moet verlaten. Nadat ook de stokbewaarder en zijn huis tot geloof komen moeten Paulus en Silas de stad echter verlaten. Ze komen vervolgens in Thessalonika. Ook in deze stad wordt het Evangelie met vrucht verkondigd en een aantal Joden en een grote scharen uit de Grieken komen tot geloof. Ditmaal komt de tegenstand van de ongelovige Joden, die Paulus en Silas’ boodschap verdraaid voorstellen bij de bestuurders van de stad als zouden zij een opstand tegen de burgerlijke regering op het oog hebben. Het resultaat is dat zij ook deze stad moeten verlaten. Dan komen ze in Berea. In deze stad verloopt het anders dan in de eerdere twee steden. Het is na de confrontaties in de eerdere twee steden als een verademing. De Joden in deze stad waren edeler dan die uit Thessalonica, om twee redenen: 1. zij ontvingen het woord met toegenegenheid en 2. zij onderzochten dagelijks de Schriften met als doel om bewijs en ondersteuning te vinden van het woord wat door Paulus werd gebracht.
En nu komt jouw vraag: Je gedraagt je precies zoals de Bereërs en als je dat doet, word je keihard veroordeeld. Door wie? Door de kerkenraad. Waarom? Je mag deze vragen niet stellen. En op dit punt raak ik in je vraag even de draad kwijt, want nu moet ik gaan gissen welke vragen je aan de kerkenraad stelt en waarom de kerkenraad je zo behandelt (veroordelend).
De gevolgen zijn echter heel heftig: Je krijgt regelmatig forse paniek aanvallen, zelfs zó dat je je vraag moet besluiten: zo is dit geen leven voor mij. Heftig en ernstig. En je vraagt nu aan mij hoe je met deze mensen om moet gaan.
Ik kan deze vraag eigenlijk niet beantwoorden omdat ik niet weet welke vragen je aan de kerkenraad stelt en omdat ik ook niet weet waarom de kerkenraad handelt zoals zij handelt.
Ik moet nu dus dingen gaan veronderstellen en daarbij voel ik mij wat ongemakkelijk want dan kan ik zomaar de plank misslaan. Ik ga twee antwoorden uitwerken, waarbij ik met nadruk wil vragen dat je indien nodig een vervolgvraag moet stellen die het voor mij wat duidelijker maakt. Afgesproken?
1. Hoe moet je met deze mensen omgaan.
De kerkenraad reageert zo omdat zij geen raad weet met jouw vragen. Ik lees tussen de regels door dat jouw vragen kritiek bevatten op de prediking die in jouw gemeente wordt gebracht. Omdat je net zoals de Bereërs de Bijbel er dagelijks op naslaat en in de Bijbel dingen tegenkomt waarvan jij meent dat die in tegenspraak zijn met de prediking die je hoort.
De kerkenraad bestaat mogelijk uit eenvoudige mensen, die niet zo gewend zijn om te gaan met kritische vragen; jouw kritische vragen brengen hen uit hun evenwicht en een ‘makkelijke’ manier om hier mee om te gaan is om jou als een onruststoker weg te zetten. Je stelt de prediking die zij al jaren zo vertrouwd en gewend zijn onder kritiek en dat kan natuurlijk niet waar zijn. Echte geestelijke en intellectuele bagage om jouw vragen op een Bijbelse manier te beantwoorden hebben ze niet en daarom komen ze niet verder dan: je leest de Bijbel verkeerd want leraar A zegt het precies zoals het in de preek wordt gezegd waar jij zoveel kritiek hebt en van deze leraar weten we uit vele getuigen dat hij een echt kind van God is. Tot een echt gesprek komt het niet, maar een ding is voor de kerkenraad duidelijk: jouw kritiek deugt niet.
Ik weet niet of het zo gaat, maar als dit zo is, kan ik mij heel goed voorstellen dat je het gevoel hebt tegen een muur aan te lopen. En dat dit je soms tot wanhoop en paniek brengt.
Wat kun je dan nog doen? Met de kerkenraad kom je niet verder. Ik hoop dat je een predikant kent, die jij vertrouwt en van wie je preken gehoord hebt die je in je hart hebben geraakt. Schrijf hem eens een briefje en vraag hem om raad. Ik wil me er niet van afdoen, maar zoals dit scenario eindigt heb je niet veel andere opties. In ons kerkelijk leven worden helaas pastorale fouten gemaakt. Die moet je echt proberen bespreekbaar te maken, en als dat niet lukt, moet je hulp zoeken bij geestelijke leidslieden die de gave hebben om te luisteren en je in liefde en bewogenheid kunnen leiden in de verborgenheden van de heilsgeheimen.
2. Hoe moet je zelf in deze situatie handelen?
Dit gezegd hebbend is het ook goed om je niet alleen af te vragen hoe jij met andere mensen in deze situatie om moet gaan, maar eerst eens heel goed na te gaan hoe je zelf in deze situatie handelt. Want je denkt dat je precies datgene doet, wat ook de Bereërs deden. Zij worden in de Schrift geprezen. Hoe kan het dan zijn dat jij veroordeeld wordt?
Maar wees eens eerlijk. Is het echt zo dat jij hetzelfde doet wat de Bereërs deden? Het eerste wat er van deze mensen staat is dat zij het woord van Paulus en Silas met toegenegenheid ontvingen. Is dat ook wat jij doet? Ontvang je de prediking met toegenegenheid? Of voel je al meteen innerlijke weerstand bij de preken die je hoort? Geef eens eerlijk antwoord?
En dan vervolgens: de Bereërs hadden die mooie preek gehoord en daarna gingen ze dagelijks op zoek naar woorden in de Schriften die deze mooie preek onderstreepten: ze onderzochten of het waar was, wat Paulus en Silas zeiden. Ze waren daarin zorgvuldig, kritisch, maar positief betrokken. Ze gingen niet over een nacht ijs: ze zochten of het WAAR was.
En nu jij? Je vond het eigenlijk al helemaal niet zo’n mooie preek, maar je wilde (ook) niet over een nacht ijs gaan. Je deed je Bijbeltje open en je ging op zoek naar woorden uit de Bijbel die aantoonden dat het... NIET WAAR was wat je had gehoord.
Ook hier weet ik niet of de werkelijke situatie beschrijf. Maar als het zo is: voel je het verschil tussen jou en de Bereërs?
En wat denk je als de Bereërs net zoals jij boordevol kritiek bij Paulus en Silas gekomen waren, hoe zouden die dan gereageerd hebben? Want echt, daar zijn ook woorden uit de Schrift voor te vinden om Paulus en Silas te weerstaan: de Messias zou toch niet uit Galilea komen? Hoe kan deze Jezus, wiens vader Jozef wij kennen, claimen dat Hij Gods Zoon is? Dat waren de ‘schriftbewijzen’ van de Schriftgeleerden...
Wat is nu de moraal van dit antwoord? Nogmaals, ik weet niet wat er echt speelt. Ik kan daar een voorstelling van maken, maar voor een onderbouwd antwoord moet ik inhoudelijk weten waar het over gaat. Algemeen geldt dat het heel moeilijk is om geestelijke kritiek te geven waarbij voorop blijft staan de ander uitnemender te achten dan jezelf. Ook algemeen is waar dat het heel moeilijk is om kritiek te ontvangen.
Want stel je eens voor dat je als predikant voor Gods aangezicht hebt geworsteld bij het maken van de preek en je hebt kennelijk de ondersteuning van de Heilige Geest ontvangen bij het houden van de preek. En dan komt er na afloop ‘zo’n betweterig type’ die jouw preek, wat zeg ik: het Woord van God wat je met ambtelijk gezag in het midden van de gemeente hebt mogen leggen, tot op de bodem toe afbreekt omdat er een paar Schriftplaatsen zijn die in een heel ander verband staan maar om aan te tonen dat de preek door deze Schriftplaatsen niet wordt tegengesproken moet je best een ingewikkelde en langdurige theologische discussie aangaan...
Ik praat het niet goed als predikanten en kerkenraden niet met kritiek om kunnen gaan, maar het maakt wel heel veel verschil hoe kritiek geuit wordt! Stel je in het geven van kritiek kwetsbaar op. Vaak werkt het ook beter als je om hulp vraagt om het nog eens nader uit te leggen, omdat je het niet begrijpt omdat je meent dat op deze en die Schriftplaats een ander accent wordt gelegd. Vergis ik me daarin? Bedrieg ik mijzelf? Kunt u mij helpen?
Ik wil het voor nu hierbij laten; nogmaals nodig ik je uit om iets meer van jouw worstelingen te delen. Want het slot van het liedje mag niet zo zijn dat jij blijft zitten met je paniek aanvallen en je verzuchting dat het zo voor jou geen leven is. De bedoeling van de prediking en het pastoraat is immers dat de hoorders hun zonden recht leren kennen en de weg naar Jezus weten te vinden: opdat gij leeft! (Jer. 3:13, Mt 17:5, Deut 30:19, Amos 5:14) Dan wordt: “zo is het geen leven” veranderd in: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt” (Joh 17:3).
Gode bevolen!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Dat is zo jammer je kunt samen zo veel leren.
Een voortreffelijke eigenschap die juist aanspoort om te onderzoeken. De waarheidsvinding is uitermate belangrijk. Ik plaats mij even in hun tijd: zij hebben geruchten gehoord over de opstanding uit de dood van de Messias. Ook het tegendeel waarde toen rond onder mijn volksgenoten, wat verspreid werd door de toenmalige geestelijke leiders.
Zij gingen graven in de Schriften en kwamen tot de conclusie: het getuigenis van de opstanding is waarachtig. Dat deden zij niet op grond van het getuigenis van hen die de opgestane Messias hadden gezien. Het keiharde bewijs dat hun geestelijke leiders een dwaalleer verkondigden werd afgestraft door het minitueuze bestuderen.
Deze bijzondere opmerking mag een aanmoediging zijn door alle eeuwen heen om uiterst nauwkeurig de Schriften te onderzoeken. Zeer veel parels zitten er in de Schriften. Wie zoekt zal die vinden en zal zich verheugen in de Eeuwige die via deze parels ons geloof wil versterken.
Wie veel van de Schriften afweet hoeft zich niet te meten met een theoloog. Het geheim van iedere Bereeër is: ik heb het gezien, het is waar wat er gezegd en beweerd wordt. De goede Bereeër zal eerder heel expliciet en duidelijk een vraag kunnen stellen aan een theoloog.