Overleden kindje van gelovige ouders is behouden
Ds. P. van der Kraan | Geen reacties | 20-08-2021| 10:00
Vraag
Iemand zei pas tegen mij: Een baby, kindje, van gelovige ouders dat overlijdt is behouden. Dit staat in de Bijbel zeiden ze. Maar wanneer heb je gelovige ouders? Als je echt bekeerd ben, als ze weten dat ze zelf behouden zijn of als je doet aan het geloof, dus naar de kerk gaat enzo. Tussen geloven en geloven zit toch een verschil? Als mensen naar de kerk gaan en Bijbel lezen, zeggen ze al gelijk: dat zijn gelovige mensen.
Antwoord
Beste vragensteller,
Dringend verzoek ik je om (vóór je je verder verdiept in het antwoord op je vraag) eerst te lezen wat er staat in Dordtse Leerregels, hoofdstuk 1, artikel 17. Dit artikel is geschreven in een tijd dat er veel zuigelingensterfte voorkwam en het grootste deel van de kleine kinderen de leeftijd van 4 of 5 jaar niet bereikte. Als je teruggaat in familieregisters tot in de 17e eeuw komt het heel regelmatig voor dat drie of vier kinderen dezelfde naam kregen. Om reden dat de eerder geboren kinderen jong waren gestorven. In die tijd, waarin ouders soms het grootste deel van hun (kleine) kinderen naar het graf moesten brengen, is hen als troost via de Dordtse Leerregels (DL) aangereikt wat je kunt lezen in hoofdstuk 1, artikel 17.
Het staat dus niet letterlijk in de Bijbel dat godzalige ouders niet hoeven te twijfelen aan de zaligheid van hun jonggestorven kinderen, maar het is indirect wel aan het Bijbels getuigenis ontleend. De opstellers van de DL hebben dat kunnen en durven stellen op grond van Gods genadeverbond dat aan die kinderen in hun doop is uitgetekend en verzegeld. De opstellers van de DL hebben veel geloof en vertrouwen gehad in de belovende God die meent wat Hij zegt en doet wat Hij belooft. En ouders die er op dezelfde manier in staan (dat zijn Godzalige ouders) mogen zich op grond van Gods verbond en beloften verzekerd houden van de zaligheid van hun jonggestorven kinderen.
De vastheid van het geloof in de zaligheid van hun jonggestorven kind ligt voor de ouders niet in hun bekering (ze zijn zich ervan bewust dat ze elke dag opnieuw bekeerd moeten worden), ook niet in hun geloof (dat vaak onder de maat is, waarom ze bidden of de Heere hun ongeloof te hulp komt), maar in de vastheid en zekerheid van Gods verbond en beloften. Het is dus een geloof dat leeft bij en uit de beloften. En die beloften komen van een God die niet liegen kan. Hoe meer het geloof zich vastklemt aan deze beloften en (meer nog) aan de belovende God, des te meer zal het de troost van die beloften hebben.
Het gaat dus niet om een bepaalde stand van zaken (bekering), maar om een levend geloof dat zich vasthoudt aan de beloften en zo aan de belovende God.
Dergelijke ouders zijn zich er terdege van bewust dat hun kinderen als het aan henzelf ligt, niet behouden kunnen zijn. Want het zijn hun kinderen, kinderen van zondige ouders. Maar ze hebben zoveel vertrouwen in de verbondsbeloften van God dat dit alles overstijgt. En wie zo op de Heere vertrouwen, ontvangen waarop ze bouwen. Want God kan niet liegen. Het is dus een heel persoonlijke geloofsbeleving en bepaald geen optelsom.
De vraag is of de beloften van het verbond, die in de doop zijn uitgetekend en verzegeld, op deze manier een plaats hebben gekregen in ons persoonlijk leven.
Ds. P. van der Kraan
Lees ook alle artikelen onder de tag 'Jonggestorven kinderen'.
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van der Kraan
- Geboortedatum:06-02-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief