Slaven en kinderen
Ds. S.T. Lagendijk | Geen reacties | 14-07-2021| 16:07
Vraag
Ik heb een vraag over Galaten 3: 22-25. Ik lees dit hoofdstuk en ontdek dat de Galaten naast Christus ook rechtvaardiging willen zoeken in de gehoorzaamheid aan de ceremoniële en zedelijke wet. Paulus zegt dat de wet daar niet voor bedoeld is en legt uit wat dan wel de functie van de wet is. En dan komt vers 22 en vind ik het moeilijk worden. Ik denk dat de Heilige Geest ons wil leren dat we als nieuw-testamentische gelovigen niet terug moeten verlangen naar het tijdperk van de wet. Immers, wie wil er nu weer terug de bewaring/gevangenis in (23) of terug onder de tuchtmeester/voogdij (24)?
Maar toch begrijp ik dat niet helemaal. Wat maakt ons nu zoveel vrijer en volwassener dan gelovige joden in het Oude Testament? Zij waren toch ook bevrijd van Gods toorn door het geloof in de beloofde Messias? Hoezo waren ze dan gevangen/bewaard? De wet confronteert ons toch nog steeds met onze overtredingen? Is dat dan wat anders dan de wet als tuchtmeester in het OT? Kortom, ik begrijp dit gedeelte niet echt, ik kan het niet concreet voor me zien. Kunt u me helpen?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vragensteller,
Het Bijbelgedeelte wat je aanhaalt is geen gemakkelijk gedeelte. In de Galatenbrief verzet Paulus zich tegen de gedachte dat je op Joodse wijze moet gaan leven om zalig te worden (het houden van alle wetten uit het Oude Testament). Wij worden niet zalig door het horen bij een bepaalde groep (Joodse volk), maar door het geloof in Christus.
Vervolgens roept Paulus de vraag op of het verbond dat God met Abraham gesloten heeft wel wat toevoegt. Was het niet genoeg geweest als God aan Abraham alleen de beloften gegeven had en niet de wet? Nee, zegt Paulus, want zonder de wet zou het volk Israël opgegaan zijn in de zonde en daardoor van God en Christus vervreemd geraakt zijn. Daarom heeft God hen de wet gegeven.
Vanaf hier kun je twee lijnen volgen. Aan de ene kant kun je zeggen dat de wet ons onze zonden tegenover God laat zien. De wet doordringt ons ervan dat wij het zélf niet redden, maar een Zaligmaker, Christus, nodig hebben. Dit is natuurlijk waar. Het is alleen de vraag of Paulus dat in de verzen die je noemt, bedoelt. Deze uitleg is vooral problematisch als het gaat om onze positie nu: als wij vrij zijn van de wet, zoals Paulus zegt, betekent dat dat wij dan nu niet meer schuldig gesteld worden door de wet als wij zonden doen? Volgens mij worden ook wij, die in Christus geloven, elke keer als wij zondigen schuldig gesteld door de wet en elke keer opnieuw tot Christus gedreven om het als schuldige opnieuw van Hem te verwachten en te schuilen achter Zijn bloed.
Ik denk (en dat is de tweede lijn) dat Paulus hier met de wet vooral die gedeelten van de Oude Testamentische wetten bedoelt die Israël als volk apart zette van de andere volken. Deze wetten hebben hen ervoor bewaard zich te vermengen met de heidenen. In het Oude Testament zien we dat waar er vermenging met de heidenen optreedt, dat gepaard gaat met het loslaten van de dienst van de HEERE en het binnenhalen van afgodendienst. Door de wet is een veilige scheidslijn opgeworpen, waardoor het volk Israël bij de heidenvolken en hun zonden vandaan gehouden zijn. Zo zijn zij bewaard tot de komst van Christus. Met Christus valt de scheidslijn weg. Jood en heiden worden door het geloof in Hem behouden en in Hem vernieuwd. Vanuit de relatie met Hem komt het verlangen om naar Gods wil te leven. Waar de wet een externe motivator was om met God te leven en Zijn wil te doen, komt er vanuit de relatie met Christus een interne motivatie om met God en naar Zijn wil te leven.
Paulus gebruikt het beeld van slaven en kinderen. De positie onder de wet is te vergelijken met slaven: slaven zijn aan hun meester gebonden omdat ze moeten. Slaven kunnen het goed hebben onder hun meester, ze kunnen een goede relatie hebben met hun meester, ze kunnen hun meester uit liefde dienen, maar ze hebben geen keuze: ze moeten. Door het geloof in Christus zijn we kinderen van God geworden. Kinderen zijn aan hun vader verbonden met de band van liefde. Ze dienen hun vader niet omdat het moet, maar omdat hij hun vader is die ze liefhebben. Met de komst van Christus is de volle rijkdom zichtbaar geworden van de diepe relatie die God met ons aan wil gaan: Hij wil niet alleen onze God zijn, maar ook onze Vader. Hij wil ons niet alleen als dienaren, maar als kinderen hebben. Dat gold onder het Oude Testament natuurlijk ook al. Alleen met de komst van Christus is dat nader geopenbaard en meer zichtbaar geworden.
Er zou nog veel meer te zeggen zijn, want wat Paulus hier schrijft heel grote theologische consequenties en roept daardoor veel vragen op. Ik hoop echter met bovenstaande je een antwoord gegeven te hebben op de vragen die je stelt.
Ds. S. T. Lagendijk
Lees ook: 'Wet onze tuchtmeester tot Christus'
Dit artikel is beantwoord door
Ds. S.T. Lagendijk
Bijzonderheden:
Bekijk ook: