Opstanding van de Heere Jezus voorzegd
Ds. A.L. van Zwet | Geen reacties | 14-07-2021| 12:52
Vraag
Hoe kan het dat er in Johannes 20:9 staat: “Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.” Volgens de synoptische evangeliën had Jezus de discipelen keer op keer verteld dat Hij na drie dagen uit het graf zou opstaan (Mattheüs 12:40/Mattheüs 16:21-22/Markus 8:31-32/Lukas 9:22/Mattheüs 17:22-23/Markus 9:31/Mattheüs 20:18-19/Markus 10:33-34/Lukas 18:32-33).
Zelfs de (vijandige) Joden wisten het (Mattheüs 27:63). En waar staat in het Oude Testament (duidelijk) dat de Messias na drie dagen zal opstaan?
Antwoord
De vraag naar het “niet weten van de Schrift, dat Hij van de doden moest opstaan” is begrijpelijk omdat de discipelen het meerdere malen hadden gehoord. Het volgende valt daarbij op te merken:
1. Deze woorden klinken op het moment dat Johannes bij het open graf tot geloof komt dat de Heere Jezus is opgestaan. Hij ziet dat het graf leeg is. Hij komt tot geloof door te zien, maar hij had al eerder kunnen weten door te letten op wat in de Schriften staat en door te horen wat Jezus Zelf had gesproken. Eigenlijk zijn deze woorden een belijdenis van het ongeloof. Het ongeloof is blind en doof voor de waarheid van Gods woorden. In Psalm [berijmd] 73: 11 staat treffend: “Mijn verstand was van licht beroofd; ik heb Gods waarheid niet geloofd.” Ongeloof ontneemt het inzicht in de daden van God. Geloof gaat in het licht van de Schrift zicht ontvangen op het werk van God. Zo ging het ook bij de Emmaüsgangers. Zij kregen het verwijt dat zij onverstandig en traag van hart waren. Zij geloofden niet wat de profeten gesproken hadden. Door het onderwijs van Christus werden de Schriften geopend. Het “niet weten” is dus niet zomaar een feitelijke constatering maar een hartelijke erkenning van de zonde van het ongeloof. Hoe velen zijn er onder ons die onnodig in onwetendheid leven en niet tot zekerheid komt vanwege hun ongeloof? Wanneer het geloof doorbreekt door Woord en Geest zullen we beschaamd en ootmoedig ons ongeloof erkennen.
2. Wat ook van belang is dat de Schriften en Jezus Zelf gesproken hebben van het moeten. Dat hebben de discipelen niet begrepen. Het moeten opstaan was een Goddelijk moeten. De Heere Jezus moest de weg van kruis en opstanding gaan om de Schriften te vervullen en zo de wil van Zijn Vader te doen. Het moeten staat in het teken van de verzoening door voldoening. Plaatsvervangend neemt Jezus Christus de plaats van zondige mensen in die moeten maar niet kunnen en willen. De rijkdom van het moeten van de Heere Jezus is opengegaan voor de discipelen. Zijn moeten werd hun redding.
3. Waar staat in het Oude Testament (duidelijk) dat de Messias na drie dagen zal opstaan? Op zich is duidelijk dat in het Oude Testament meer dan eens gesproken worden over drie dagen. De derde dag is de beslissende dag. Dat geldt ook voor teksten die Messiaans bedoeld zijn (die in de Messias Jezus hun vervulling hebben gevonden). Dan kunnen we denken aan Hosea 6:2: “Na twee dagen zal Hij ons levend maken. Op de derde dag zal Hij ons doen opstaan.” Na oordeel komt herleving: op de derde dag na het kruis komt de opstanding. De Heere Jezus heeft in Mattheüs 12: 40 een vergelijking gemaakt tussen Jona (drie dagen en drie nachten in de buik van de vis) en Zichzelf (drie dag en drie nachten in het hart van de aarde). Er wordt gesproken over het teken van Jona, de profeet: wat bij Jona geschiedde wordt temeer in Christus werkelijkheid (van de dood naar het leven).
Ds. A. L. van Zwet
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.L. van Zwet
Bijzonderheden:
Emertitus