Goede verbondsprediking
Ds. P.D.J. Buijs | Geen reacties | 05-07-2021| 15:25
Vraag
De laatste tijd heb ik me verdiept in het verbond en wat het inhoud. Ik heb antwoorden op vragen gelezen hier op Refoweb en het doopformulier en avondmaalsformulier gelezen. De vraag die zich steeds meer opdringt bij mij is: hoe kan een dominee een gemeente tijdens de preek aanspreken alsof ze allemaal nog heidenen zijn die God niet kennen? De meeste kerkgangers zijn toch gedoopt? Ik hoor in de preek heel vaak een oproep tot bekering, alsof ik God nog niet ken, terwijl ik weet dat mijn zonden in Christus vergeven zijn. Het verbond wordt voor mij steeds waardevoller, maar ik snap niet dat ik er zo weinig van terughoor in de preken. Hoe kan dit?
Antwoord
Beste lezer,
Over dit onderwerp zijn vele boeken volgeschreven. U/jij zult begrijpen dat ik er daarom maar iets van kan zeggen.
In Bijbels licht is de gemeente het volk waarmee de Heere Zijn verbond heeft opgericht. Het genadeverbond dat Hij eens sloot met Abram en zijn nageslacht is na het volbrachte werk van Christus en na de uitstorting van de Heilige Geest uitgebreid tot de heidenen (zie bijv. Hand. 2:39, Efeze 2:11-13). Om Christus’ wil komt de Heere met de beloften èn eisen van het verbond naar ons toe. Niet als een kennisgeving van een stand van zaken, in de zin van: “U hebt Mijn belofte en nu is alles goed.” Juist de belofte ontdekt ons aan dat wat wij zelf missen! Maar dan is de rijkdom zo groot dat de Heere ons toezegt te willen geven wat wij missen. Hoe dan? Langs de weg van het gebed, dat pleit op Zijn beloften. “Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig op Mijn trouwverbond; al wat u ontbreekt schenk Ik, zo gij ’t smeekt, mild en overvloedig.” Zo komt het tot de beleving van het verbond, door de Heilige Geest.
Wat betekent dit voor de prediking? Die moet en mag Gods beloften aan de gemeente voorhouden. Niet in de vorm van artikelen in een etalage van een winkel die gesloten is: je mag er wel naar kijken, maar verder niet. Nee, er mag een krachtig appel uitgaan naar de gemeente om te kómen en te kopen, zonder prijs (Jesaja 55). De prijs is betaald... door Christus! Omdat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, klinkt de smeekbede in de prediking: “Laat u met God verzoenen” (2 Korinthe 5:19-20).
Dat is dus iets anders dan een louter ‘beschrijvende’ prediking waarin alleen maar de gangen en wegen van Gods kinderen worden getekend. Ik zeg niet dat er in de prediking ook niet een beschrijvend element aanwezig mag zijn – zeker wel. Maar de prediking mag daarin niet opgaan. Dan doen we tekort aan de rijke werkelijkheid van Gods verbond. Goede verbondsprediking zal ontdekkend èn appellerend zijn.
Laat duidelijk zijn: het verbond geldt de gehele gedoopte gemeente. Maar dan tekent zich vervolgens wel een belangrijk onderscheid af. Er zijn namelijk twee soorten ‘kinderen van het verbond’. Er zijn er die door de Heilige Geest opnieuw geboren zijn. Ze leerden hun zonden belijden, vluchtten tot de Heere Jezus en zijn van harte bereid om voor Hem te leven. Kortom: ze zijn tot geloof en bekering gekomen. Zeker, er is variatie onder hen. De een kent meer vastheid in het geloof dan de ander. Er zijn, om zo te zeggen, “eiken van gerechtigheid” (Jesaja 61:3), maar er zijn onder hen ook “geknakte rieten” (Jesaja 42:3).
Anderen binnen diezelfde verbondsgemeente zijn nog steeds onbekeerd. Tot nu toe bleef hun hart onveranderd. Nog nooit hebben ze oprecht schuld beleden tegenover de Heere. De Heere Jezus kennen ze niet persoonlijk, hoewel ze zondag aan zondag over Hem horen. Ze hebben de beloften van het Evangelie niet omhelsd.
Nog steeds rust op hen de toorn van God (zie Johannes 3:36). Omdat ze de Geest van Christus niet hebben, behoren ze Hem niet toe (Romeinen 8:9). Ze worden indringend gewaarschuwd, maar ook hartelijk opgeroepen om tot Christus te komen. Om hun zonden te belijden en te komen tot de inwilliging van het verbond.
Nog een keer de vraag: wat betekent dit alles voor de prediking? Dat er met onderscheid gepreekt zal worden. Een predikant mag enerzijds de gemeente niet zien als mensen die allemaal onbekeerd zijn. Dat doet tekort aan het werk van de Heilige Geest in de gemeente. Anderzijds mag hij de gemeente niet zien als allemaal gelovige en bekeerde mensen. Dat doet tekort aan de ernst van onze situatie van nature: dat we kinderen van Adam zijn die opnieuw geboren moeten worden. “De Abrahamspositie heft de Adamspositie niet zonder meer op” (W. Kremer). Met andere woorden: al ben ik kind van het verbond, daarmee is mijn zondige staat van nature niet ongedaan gemaakt. Daarvoor is meer nodig, zo leert de Heere Jezus ons in Johannes 3.
In de prediking dienen daarom onbekeerden te worden gewaarschuwd en opgeroepen tot geloof en bekering. In de wetenschap dat alleen de Heilige Geest dat kan bewerken, maar dat Hij daarvoor de prediking gebruikt (zie bijv. Johannes 5:25; 1 Korinthe 1: 21).
Maar daar mag het in de prediking niet bij blijven. Er moet ook ‘vast voedsel’ worden geboden voor hen die op de weg van Christus zijn. Zij mogen verder geleid worden, nader onderwezen. Met als doel dat ze zelf minder worden en Christus meer (Johannes 3:30); dat ze meer vrucht zullen dragen voor de Heere (Johannes 15:2 b).
Deze tweeledigheid van de prediking zet haar op de juiste spanning. Zo wordt de prediking in het krachtenveld van de Geest: ontdekkend, appellerend, nodigend, gunnend, onderwijzend, waarschuwend, bemoedigend, verder leidend op de weg van Christus. Zo’n prediking is in de gezonde zin van het woord verbondsmatig. Het is mijn vaste overtuiging dat, als er zo in de volle breedte van de gereformeerde gezindte gepreekt wordt, we allen bewaard worden voor eenzijdigheden, tegenstellingen worden overbrugd, zondaren gered en Gods Naam wordt verheerlijkt.
Met een hartelijke groet,
Ds. P. D. J. Buijs
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P.D.J. Buijs
- Geboortedatum:02-11-1961
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nunspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: