Verhouding curatorium en plaatselijke kerkenraad

J.P. van den Brink | Geen reacties | 09-06-2021| 14:29

Vraag

De Heere Jezus zegt dat geen profeet geliefd is in zijn vaderland. Toch worden er door kerkenraden velen doorgestuurd naar het curatorium omdat de kerkenraad meent dat er sprake is van roeping en bekwaamheid tot profetisch ambt. Vervolgens worden velen afgewezen, zelfs al voor de studie theologie. Nu meen ik dat juist reformatorische kerken meer van onderaf worden geregeerd, dus via een presbyteriaal systeem, dus door ouderlingen. Moet de mening van de plaatselijke kerkenraden dan niet zwaarder wegen dan van het curatorium?

Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':


Antwoord

Beste vraagsteller,

De meeste vragen rond het curatorium zijn al eerder gesteld. Soms doet de redactie een vraag af door te verwijzen naar de eerder gegeven antwoorden; ook jouw vraag is in andere bewoordingen eerder gesteld. Span je wat in en zoek onder de tag 'Curatorium'.

Recent heeft het RD een interview met de huidige voorzitter van het curatorium gepubliceerd. Hierin staat ook een zeer helder grafisch overzicht welke stappen er moeten worden genomen voordat iemand bevestigd kan worden als predikant in de Gereformeerde Gemeenten. Maar lees vooral ook het interview.

Ik zou hiermee kunnen volstaan, maar dan laad ik de schijn op me dat ik het onderwerp curatorium verder onbespreekbaar zou vinden. 

Samengevat is je vraag: Een profeet is niet geliefd in zijn eigen vaderland. Als iemand die de roeping gevoelt om predikant te worden dus de ‘zware’ hobbel van zijn eigen vaderland (zijn eigen kerkenraad) al genomen heeft, dan zou zo iemand bij het curatorium toch niet meer afgewezen mogen worden? 

Je maakt daarbij een opmerking die de suggestie wekt dat het instituut van een curatorium strijdig zou zijn met de presbyteriale kerkregering waar de plaatselijke kerkenraad (college van regeer-ouderlingen en leer-ouderlingen(predikanten)) het hoogste gezag heeft. En moet daarom de mening van de kerkenraad niet veel zwaarder wegen dan de mening van het curatorium?

Om even met dat laatste te beginnen: Het curatorium benoemt mensen niet tot predikant, maar laat al dan niet toe tot de theologische opleiding. Iemand kan pas toegelaten worden tot het predikambt (door de classis) nadat een plaatselijke gemeente (de kerkenraad, de raad van presbyters vertegenwoordigt in dit beroep de gemeente) die persoon tot predikant beroepen heeft. Dus bij dit laatste ligt volgens goed presbyteriaal principe de echte beslissing of iemand predikant zal worden of niet. Ik weet, dat lijkt een formeel argument, want er is geen gemeente die iemand tot predikant beroept als hij niet eerst door het curatorium is aangenomen tot de opleiding en de opleiding met goed gevolg heeft doorlopen, maar in het bijgevoegde overzicht is de beroeping door de plaatselijke gemeente een beslissend moment.

Overigens is de gereformeerd-reformatorische kerkregering niet slechts aan te duiden als presbyteriaal, maar presbyteriaal-synodaal. Zie het artikel 'Het presbyteriale-synodale stelsel' van prof. van ’t Spijker.

Zoals in bovengenoemd overzicht duidelijk is, vormt het attest van de kerkenraad een van de bronnen die het Curatorium gebruikt in haar afweging. In die zin heeft het attest van de kerkenraad een groot gewicht, maar: het zwaartepunt van de beslissing van de plaatselijke kerkenraad ligt niet in het toelaten van de persoon tot de opleiding (daar gaat de kerkenraad feitelijk niet over, maar het curatorium als het dagelijks bestuur van de theologische school). De kerkenraad heeft wel een beslissende stem als zij een beroep uitbrengt op een kandidaat.

De manier waarop binnen de Gereformeerde Gemeenten de weg tot het ambt van predikant is geregeld houdt jaarlijks velen bezig. Ik ben zelf van mening dat er echt wel andere manieren zouden zijn waarop dit geregeld zou kunnen worden. We vinden daarvoor geen blauwdruk in de Bijbel; de aanwijzingen uit de Schrift zijn beperkt. Wel vinden we een waarschuwing dat er zorgvuldig te werk moet worden gegaan: Leg niemand haastig de handen op, zo lezen we in 1 Timotheüs 5:22.

Ik maak uit deze waarschuwing op dat een beleid, waarin ieder die dat wil zonder meer predikant kan worden, in ieder geval te ruim is. Er moet een vorm van toezicht zijn. Binnen de Gereformeerde Gemeenten hebben wij dat geregeld met een procedure waar meerdere kerkelijke colleges bij zijn betrokken (kerkenraad/curatorium/classis). De plaatselijke kerkenraad staat hierbij aan het begin (attest) en aan het eind (beroepen kandidaat). Het curatorium is daarbij verantwoordelijk bij de toelating tot de opleiding en voor het toezicht op die opleiding. 

Als het curatorium kandidaten niet tot de opleiding toelaat die al wel door de kerkenraad een attest ontvingen, wordt de vraag gesteld: heeft de kerkenraad dan een verkeerde beslissing genomen? Begrijpelijk, maar toch denk ik dat je er zo niet naar moet kijken. Het gaat hier over zwaarwegende beslissingen en daar moet zorgvuldig naar gekeken worden, niet door één college, maar door meerdere colleges. We kennen dat bijvoorbeeld ook in de politiek. Daar kennen we de Eerste en de Tweede Kamer. Leden van de Eerste Kamer worden senatoren genoemd, dat worden geacht politici te zijn die meer senioriteit, kennis en ervaring hebben. Een wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is aangenomen, moet ook nog eens door de Eerste Kamer worden beoordeeld. De Eerste en de Tweede Kamer hebben daarbij ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Ook in de politiek gaan er om de zoveel jaar telkens weer stemmen op om de eerste kamer maar af te schaffen: wat voegt zo’n tweede beoordeling nu toe? Toch zijn er voorbeelden te over waarbij de eerste kamer ons land slechte wetgeving heeft bespaard. Nu gaat de vergelijking niet helemaal op, maar als illustratie dat een beslissing getrapt wordt genomen is het beeld wel bruikbaar. 

In het curatorium worden broeders door de synode benoemd, die geacht worden door hun ervaring, godsvrucht en geestelijke gaven. Zij krijgen de opdracht om die personen die een attest ontvingen van hun kerkenraad (opnieuw) te horen.

Nemen de kerkenraden altijd een juiste beslissing? Sommigen vinden dat er kerkenraden zijn die te ruimhartig een attest verlenen; dat zou een van de redenen zijn dat het curatorium zoveel kandidaten moet afwijzen. Neemt het curatorium altijd de juiste beslissing? Sommigen vinden het beleid van het curatorium te streng; anderen te ruim. Ik bid elk jaar om meer kandidaten. Want de nood in de gemeenten is zo groot! En toch: vrijwel elk jaar is er weer een reden om de Heere te danken voor meer dan we hebben verdiend. Want er zijn zoveel redenen in ons waarom we de Heere moeten billijken als Hij ons Zijn Woord en de verkondiging daarvan zou onthouden. Ik hoop dat je erop vertrouwt dat dit niet een nietszeggende vertrouwd klinkende ‘vrome’ uitspraak is.

Want één ding moet mij bij al deze overwegingen toch nog van het hart. Ik vind de meeste discussies over het onderwerp curatorium, zeker die in de media, erg ongeestelijk. Al snel gaat het over macht uitoefenen over een persoonlijk geweten van een kandidaat en meer van dat soort termen. Het is weliswaar zo dat we er met goede redenen voor kiezen ons kerkbestel presbyteriaal-synodaal in te richten. Maar de werkelijke ‘macht’ in de kerk berust niet bij toonaangevende predikanten, ouderlingen, synodes, deputaatschappen of curatoria. Met de Heidelbergse Catechismus belijden we dat de Heere zelf de Kerk uit het ganse menselijk geslacht heeft uitverkoren (HC zondag 21). Want de Kerk, dat is Zijn werk!

In een kerk, die gediend mag worden door ambtsdragers die er geestelijk weet van hebben dat zij slechts dienstknechten (= slaven) van de grote Meester zijn, die niets anders te doen hebben dan Zijn voetstappen te drukken, daar mogen we grote dingen verwachten. Want waar Hij Zijn voetstap zet,  daar “druipt het al van vet!” (Psalm 65:8).

Ik heb bij zondag 21 eens een berijming gemaakt op de wijs van Psalm 133 (in de bundel: Hij rekent met Genade, 2012, Lucas Boeken, Tholen). Bij deze zondag is die Psalm als uitgangspunt gekozen omdat, als het over de kerk gaat, het veel meer beleefd zou moeten worden: waar liefde woont, daar gebiedt de Heere Zijn zegen, want daar woont Hij zelf! Maar wat is er in ons kerkelijk leven niet vaak een strijden en het maken van onderlinge verwijten. Zo moet het onder ons niet zijn, en moet de Heere Zich daarom niet terugtrekken? Zing je mee, met HC 21?

Zingen bij zondag 21, wijs: Psalm 133: Dit is Zijn werk, dit is Zijn Kerk.

1. Gods Zoon heeft Zijn gemeente Zelf vergaderd. 
Uit al de naties is een volk genaderd,
getrokken door Zijn Geest en Woord, 
tot eeuwig leven, wat bij Jezus hoort;
verenigd door geloof waaruit ik merk:
dit is Zijn werk, dit is Zijn Kerk.

2. Die Kerk is christ’lijk, algemeen, geheiligd.
Vanaf ’t begin tot eind is zij beveiligd.
Hij onderhoudt geheel de Kerk,
waarvan ook ik mag dragen ’t zeker merk.
Als levend lidmaat ben ‘k een deelge noot:
wat is dit wonder eeuwig groot!

3. De heiligen zijn samen een gemeenschap,
waarin een ieder deelt in grote blijdschap
met gaven van de Zoon van God.
Zijn schatten zijn voor allen een genot.
Zo zijn zij één met Christus als hun Heer
en met elkaar ook meer en meer.

4. Zo moet een ieder zich ook schuldig weten,
dat gaven ons niet slechts zijn toegemeten
tot eigen voordeel, maar juist tot 
het nut van and’ren en hun heilgenot.
Vrijwillig worden gaven zo gebruikt,
met vreugde, die naar liefde ruikt.

5. De zonde – ja, ook heel mijn zondig leven –,
geeft mij toch telkens strijd, blijft aan mij kleven.
Maar Christus heeft genoeg gedaan.
De HEERE denkt er daarom nooit meer aan.
Gerechtigheid, genade stelt mij vrij:
‘t gericht gaat mij voorgoed voorbij.

Dus,  voor het curatorium: Bidden, tot de hemel naar beneden komt. Heb je met die intensiteit al wel eens gebeden? Ook dit jaar, toen er ‘maar’ twee broeders werden toegelaten? Persoonlijk moet ik in ieder geval dit jaar eerlijk bekennen dat niet het curatorium tekort is geschoten, maar dat ik in mijn gebeden tekort ben geschoten. Echt, als in onze stille tijd de noden van kerk en wereld ons opgebonden zijn en wij die zo in de handen van de Heere mogen leggen, dan gebeuren er wonderen, want de Heere laat Zich verbidden, ook nog in 2021 (en in de jaren die nog komen tot Jezus’ wederkomst), want Hij heeft het zelf beloofd (Matt. 28:20): Zie ik ben met u, al de dagen, tot de voleinding der wereld. Amen.

Hartelijke groet,

J. P. van den Brink

Lees meer artikelen over:

curatorium
Dit artikel is beantwoord door

J.P. van den Brink

  • Geboortedatum:
    10-06-1960
  • Kerkelijke gezindte:
    Gereformeerde Gemeenten
  • Woon/standplaats:
    Eindhoven
  • Status:
    Inactief
80 artikelen
J.P. van den Brink


Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Geen reacties
Je kunt niet (meer) reageren op dit bericht. De reactiemogelijkheid is niet geactiveerd of de uiterste reactietermijn van 1 maand is verstreken.

Terug in de tijd

Schuldig voelen over uitgaan

Ik ga elk weekend met mijn vriendinnen uit. Maar de zondagochtend erna in de kerk word de vraag gesteld: waar zat jij gisteravond, kon je daar de Heere ontmoeten? Ik besprak dit met mijn vriendinnen, ...
2 reacties
09-06-2017

Moeder in de war

Mijn moeder is de laatste paar jaar regelmatig behoorlijk in de war. Ze is nu 54 jaar. Ze haalt bijvoorbeeld geregeld namen door elkaar, of ze verwart dingen met elkaar. Zelf ben ik hier een beetje on...
Geen reacties
09-06-2010

Pesten en buitensluiten

Waarom doen ook refo’s dat, pesten en buitensluiten? Vanaf hun geboorte horen ze dat je elkaar lief moet hebben. Maar je buren wegpesten en buitensluiten lijkt er bij te horen hier bij ons. We zijn ov...
3 reacties
09-06-2022
website-ontwikkeling door webdevelopment by Accendis
design website door design website by Mooimerk
hosting website door hosting website by STH Automatisering