Kerkelijke randzaken (3)
J.P. van den Brink | 1 reactie | 14-04-2021| 08:04
Vraag
Graag wil ik deze vraag stellen aan iemand uit de Gereformeerde Gemeenten. De laatste jaren worstel ik met onze plaatselijke gemeente. Dit gaat met name over kerkelijke randzaken. In de prediking horen we wat Gods Woord leert. Echter blijkt dat er tegenwoordig veel meer dingen kunnen dan vroeger. Op zondag hebben alle dames een rok aan. Kom je echter op maandag in de supermarkt dan hebben veel vrouwen een broek aan. Ik weet van de discussie aangaande dit onderwerp. U hoort mij niet zeggen dat dit een voorwaarde voor bekering o.i.d. is, maar als ik de Bijbel er naast houdt en de kerk/avondmaalsgang er naast leg dan is het toch heel hypocriet? Ik begrijp het echt niet... Of zie ik dingen verkeerd?
Een kerstboom hoort bij kerst, is iets wat open en bloot op internet wordt gezet. Terwijl Jer.10:2-5 volgens mij toch iets anders zegt... De kermis wordt door kerkleden druk bezocht. Wat is mis mee...? In gesprekken wordt aangegeven dat je toch een beetje open minded moet zijn etc. Hoe kan het dat men vijftien jaar terug aangaf dat dit echt niet kon en nu kan het ineens wel en ben je ouderwets als je hier vragen over stelt? Is de Bijbel de afgelopen tijd dan veranderd? Of lazen de mensen vroeger dan niet goed in de Bijbel en weten we het nu beter?
Er wordt dan aangegeven dat deze zaken niet zo belangrijk zijn, maar dat het gaat om het geloof in Jezus Christus. Helemaal mee eens! Het zijn bijzaken. Maar zijn deze dingen dan onbelangrijk? In Gods Woord wordt toch zo vaak gezegd: bekeert u en geloof het evangelie, verlaat uw slechte weg en leef. En dit op nog tal van Bijbelplaatsen. Ik weet, het zijn veelbesproken punten, maar ben ik medeverantwoordelijk voor zulke zaken als ik lid ben? Hoe moet ik hier mee omgaan? Ook in het gezin?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
In het antwoord op de vraag over kerkelijke randzaken zijn vier vervolgantwoorden toegezegd.
- Christelijke levensstijl is niet in een sluitend stelsel van regels te vatten. We moeten voor alle dingen leren heel goed naar de Bijbel luisteren. Wat zegt Gods Woord? (gepubliceerd op 24 maart 2021);
- Christelijke levensstijl staat niet los van de geldende (sub)cultuurnormen en accenten verschuiven dus in de loop van de tijd. (gepubliceerd op 5 april 2021);
- Christelijke levensstijl is niet onbelangrijk. Je maakt je er te gemakkelijk mee af als je dat alles maar “buitenkant” noemt. Doet het er allemaal niet toe hoe je leeft? Jawel! Maar hoe dan?;
- Hoe ga je om met “schuivende panelen”? (gepubliceerd op 19 april 2021)
Inmiddels zijn we bij het derde punt aangekomen. Wellicht vraag je je inmiddels af waarom ik zo uitgebreid over dit onderwerp schrijf. Er was een reactie op een van de fora n.a.v. de oorspronkelijke vraag: “De broek/rok discussie en iemand in de gemeente die een kerstboom heeft zijn volgens mij geen dingen waar we ons mee bezig moeten houden. Als je je eraan ergert zie het dan als de splinters in andermans oog.” Juist daarom geef ik er zoveel aandacht aan. We weten niet meer waarom deze zaken vanouds in onze kring zulke aangelegen punten waren. Ik ben vuurbang voor de twee klippen die ik heb genoemd: wetticisme aan de ene kant en wetteloosheid aan de andere kant.
Met betrekking tot dat laatste: al die buitenkantdingetjes zouden niet meer van belang zijn. We zijn het ook kerkelijke randzaken gaan noemen (zie de titel van deze serie), deels ook omdat de Bijbelse onderbouwing van sommige van die buitenkantzaken onvoldoende was of omdat de omstandigheden gewijzigd zijn waardoor de Bijbelse argumenten nu tot een andere afweging zouden leiden. Dan laten we zo’n traditie met een kleine t los en met dit ene punt zetten we ook een streep door andere tradities. Dat noemen we het hellend vlak of doorvloeien, het hek is van de dam, opeens kan er van alles mee door. Dat leidt tot wetteloosheid, een eigen invulling geven aan onze dienst aan God, wereldgelijkvormigheid. We weten het niet meer en daarom zien we met David niet meer in dat de ark moest worden gedragen door de priesters en niet vervoerd mocht worden op een kar (2 Samuel 6). Het gaat toch om het hart en David was toch oprecht in zijn bedoelingen en geloof? En Uza toch ook? De geschiedenis eindigde in de dood van Uza! Om een buitenkant dingetje? Nee toch?
Ds. L. Rijksen schreef in 1962 een tweetal artikelen over christelijke levensstijl: “Over dit onderwerp wordt zeer verschillend gedacht. Ik las met waardering in het ‘Schippersweekblad’ een artikel waarin stelling werd genomen tegen degenen, die beweren dat ‘christen zijn’ in het hart zit: het Koninkrijk Gods is binnen in u. Het is daarom een puur innerlijke zaak. Tegen deze eenzijdige bewering wordt er dan op gewezen, dat op alle terreinen des levens het onderscheid zal moeten blijken tussen degene die God dient, en die Hem niet dient.”
Ik las in een preek over Mal. 4:2 van wijlen ds J. Baaijens het volgende: “Maar de geur van de liefde, de geur van de vreze Gods, de geur van het vlieden van de zonde en het uitstralen van de genade Gods, dát geeft een toenemen in het leven van Gods Kerk. Hoe méér de zonde onder de voet komt, hoe méér de strijd tegen de innerlijke verdorvenheden wordt gevoerd. O, wat is er dan een verlangen om nu eens van alles verlost te worden. Om af te leggen een lichaam der zonden en des doods, om eeuwig heilig voor de Heere te mogen leven! En daar zult ge wederom zien -zegt Maleachi- het grote verschil tussen degene die God dient en die Hem niet dient. Zie maar in Maleachi 3:18.”
Het leven van de rechtvaardige is te zien en te merken!
Aan de andere kant, in reactie op de wetteloosheid zien we ook wel een heel krampachtig vasthouden aan datgene wat we altijd zo gewend waren (en ook dat veelal zonder kennis van zaken): dat leidt tot wetticisme. We weten het niet meer. We handhaven in de kerk en op de reformatorische school mogelijk nog wel het broekverbod voor vrouwen en meisjes, maar intussen hebben we wel de minirok breed in huis gehaald.
We zagen hoe terughoudend het Apostelconvent was met het opleggen van leefregels aan de christenen uit de heidenen. Samenvattend ging het in wezen om twee zaken: afstand nemen van wat verbonden is aan de afgodendienst (de eerste drie richtlijnen uit Hand. 15:29, zie ook de uitleg op Refoweb: onthouden van het verstikte en bloed) en van hoererij. Het gaat om zonden van de geest (welke God dien je) en van het lichaam (om dat rein te bewaren, want het lichaam is een tempel, een woonplaats van de Heilige Geest, 1 Kor. 3:16, 1 Kor. 6:19).
Het is niet om het even hoe een christen leeft (zie o.a. 2 Joh. 1:6-10). De Spreukendichter normeert het leven (van een jongeling, maar wezenlijk geldt dit voor iedereen) als volgt: “Verblijd u, o jongeling! in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwingen uwer ogen; maar weet, dat God, om al deze dingen, u zal doen komen voor het gericht” (Prediker 11:9). De Apostel Paulus spreekt er ook van: “Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt], naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad (2 Kor. 5:10).
Paulus werkt in zijn zendbrieven de richtlijnen van Hand. 15 voor het christelijke leven verder uit. Let op twee teksten en hun verband: wees niet wereldgelijkvormig (Rom. 12:2 en Rom 12-14), en gij geheel anders (Ef. 4:22 en Ef. 4:22-5:8; zie ook een uitleg van ds. J. M. J. Kieviet) Lees deze Bijbelgedeelten eens nauwkeurig door om te verstaan wat het Bijbelse begrip wereldgelijkvormig inhoudt.
In onze reformatorische gezindte denken wij bij wereldgelijkvormigheid vaak juist aan die karakteristieke buitenkant zaken als kleding, haardracht, etc. Maar als je goed leest in Rom. 12 en 13 en Ef. 4 en 5 gaat het daar vrijwel uitsluitend om een innerlijke gesteldheid die haaks staat op de wereldse levenshouding. Het gaat niet zozeer om het nauwgezet invulling geven aan wat kenmerkende levensstijlen, maar wezenlijk om de dienst aan God en aan de naaste. Dat wordt onder meer zichtbaar in deugden als bescheidenheid, eerbaarheid, mededeelzaamheid en herbergzaamheid (Rom. 12:13, 20). Deze deugden zijn echt wel zichtbaar en merkbaar, maar hebben een sterk subjectief karakter, minder hard meetbaar dan bijvoorbeeld een kledingvoorschrift wat onder ons wel gevonden wordt. Als er al meer ‘objectieve’ leefregels genoemd worden zijn deze afgeleiden van of verbonden met de geboden uit de tweede tafel van Gods wet. De laatste richtlijn in Rom. 13 gaat over een uiterlijk herkenbare zaak, om het vlees niet tot begeerlijkheden te verzorgen. Deze richtlijn is overigens verbonden met het punt uit Hand 15, om je te onthouden van hoererij.
Paulus bespreekt in Rom. 14 uiterlijke zaken zoals wat je als christen al dan niet zou mogen eten. Opmerkelijk is het voorbehoud dat we op deze punten niet over elkaars gewetens mogen heersen: “Maar gij, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat veracht gij uw broeder? Want wij zullen allen voor den rechterstoel van Christus gesteld worden. (vers 10). Een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven. (vers 12) Want: het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door den Heiligen Geest (vers 17)”.
Ik noem in dit verband nog Micha 6:8: “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?”
Lees ook Jesaja 58 en 59. Het gaat over een volk wat zich nauwgezet houdt aan haar godsdienstige verplichtingen (Jesaja 58:1-2). Maar wat is er mis? Ze pijnigen zich zelfs in een ascetische godsdienst van o.a. streng vasten, maar tegelijkertijd zijn er grote sociale misstanden: voor de hongerige en de arme wordt niet gezorgd en het recht struikelt op de straat; wezenlijke elementen, concreet en tastbaar die bij een godvrezende levensstijl horen worden hier genoemd: mededeelzaamheid, herbergzaamheid, opkomen voor de waarheid en het bestrijden van onrecht. Dat is dus veel omvattender dan makkelijk objectief herkenbare kenmerken! Hoe is dat bij ons?
In 1 Kor. 11 lijkt Paulus wel een buitenkantzaak te raken: hij spreekt over uiterlijke verschillen tussen man en vrouw: een man behoort geen lang haar te dragen, in tegenstelling tot de vrouw, voor wie lang haar een teken van eerbaarheid is. Mannen dienen bij het bidden of profeteren hun hoed of hoofddeksel af te nemen; vrouwen daarentegen dienen hun hoofd bij die gelegenheden juist te bedekken. Dit punt was in de dagen van Paulus kennelijk niet onomstreden; Paulus houdt vast aan het punt wat hij zojuist heeft gemaakt, maar hij maakt er geen hoofdzaak van en besluit zijn betoog met: “Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de gemeenten Gods” (1 Kor. 11:16).
De eigen taak en plaats van man en vrouw volgens de Bijbel is hier wel mee verbonden. In die zin kunnen we in een breder verband nav de richtlijnen uit Hand. 15 spreken over allerlei interseksuele zonden. Er is een link naar de actuele discussie over genderneutraliteit.
Ds. A. L. van Zwet maakt hierover ook een lezenswaardige opmerking in zijn antwoord op de achtergrond van het broekenverbod: “Het valt mij op dat in Deuteronomium veel wordt gezegd tegen de achtergrond van de afgodische gewoonten van de volken rond Israël (zie Deuteronomium 7:25-26). Daarom ben ik van mening dat in Deuteronomium 22:5 ten diepste de levensstijl van de afgoden wordt afgewezen. Die bestond hierin: mannen trokken vrouwenkleren aan om mannen aan te trekken en vrouwen trokken mannenkleren aan om vrouwen aan te trekken. Het gaat om tegennatuurlijke zaken die de plaats van man en vrouw aantastten.”
Op de concrete punten uit je vraag kom ik in het laatste deelantwoord nog terug. Voor nu concluderen we dat ook de ‘uiterlijke’ richtlijnen in de Bijbel die we hier noemden, terug zijn te leiden tot de twee hoofdlijnen uit Handelingen 15: neem afstand van afgoderij en hoererij. Deze richtlijnen zijn nog steeds geldig, onafhankelijk van cultuur of schuivende panelen.
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief