Kerkelijke randzaken (2)
J.P. van den Brink | 3 reacties | 05-04-2021| 15:26
Vraag
Graag wil ik deze vraag stellen aan iemand uit de Gereformeerde Gemeenten. De laatste jaren worstel ik met onze plaatselijke gemeente. Dit gaat met name over kerkelijke randzaken. In de prediking horen we wat Gods Woord leert. Echter blijkt dat er tegenwoordig veel meer dingen kunnen dan vroeger. Op zondag hebben alle dames een rok aan. Kom je echter op maandag in de supermarkt dan hebben veel vrouwen een broek aan. Ik weet van de discussie aangaande dit onderwerp. U hoort mij niet zeggen dat dit een voorwaarde voor bekering o.i.d. is, maar als ik de Bijbel er naast houdt en de kerk/avondmaalsgang er naast leg dan is het toch heel hypocriet? Ik begrijp het echt niet... Of zie ik dingen verkeerd?
Een kerstboom hoort bij kerst, is iets wat open en bloot op internet wordt gezet. Terwijl Jer. 10:2-5 volgens mij toch iets anders zegt... De kermis wordt door kerkleden druk bezocht. Wat is mis mee...? In gesprekken wordt aangegeven dat je toch een beetje open minded moet zijn etc. Hoe kan het dat men vijftien jaar terug aangaf dat dit echt niet kon en nu kan het ineens wel en ben je ouderwets als je hier vragen over stelt? Is de Bijbel de afgelopen tijd dan veranderd? Of lazen de mensen vroeger dan niet goed in de Bijbel en weten we het nu beter?
Er wordt dan aangegeven dat deze zaken niet zo belangrijk zijn, maar dat het gaat om het geloof in Jezus Christus. Helemaal mee eens! Het zijn bijzaken. Maar zijn deze dingen dan onbelangrijk? In Gods Woord wordt toch zo vaak gezegd: bekeert u en geloof het evangelie, verlaat uw slechte weg en leef. En dit op nog tal van Bijbelplaatsen. Ik weet, het zijn veelbesproken punten, maar ben ik medeverantwoordelijk voor zulke zaken als ik lid ben? Hoe moet ik hier mee omgaan? Ook in het gezin?
Antwoord
In het antwoord op deze vraag over kerkelijke randzaken zijn vier vervolgantwoorden toegezegd.
- Christelijke levensstijl is niet in een sluitend stelsel van regels te vatten. We moeten voor alle dingen leren heel goed naar de Bijbel luisteren. Wat zegt Gods Woord? (gepubliceerd op 24 maart 2021 )
- Christelijke levensstijl staat niet los van de geldende (sub)cultuurnormen en accenten verschuiven dus in de loop van de tijd.
- Christelijke levensstijl is niet onbelangrijk. Je maakt je er te gemakkelijk mee af als je dat alles maar “buitenkant” noemt. Doet het er allemaal niet toe hoe je leeft? Jawel! Maar hoe dan? (gepubliceerd op 14 april 2021)
- Hoe ga je om met “schuivende panelen”? (gepubliceerd op 19 april 2021)
Nu is het tweede punt aan de orde. Eigenlijk is dit een open deur. Onze levensstijl in het algemeen heeft een sterk cultureel bepaald element. Wij hebben andere gewoontes dan welke bijvoorbeeld in India of in China gangbaar zijn. Wij leven in West-Europa vandaag de dag anders dan de mensen in ons continent leefden in de Middeleeuwen. De cultuur en daaraan verbonden levensstijl verschilt van regio en verandert in de loop van de tijd. Heel veel van onze zogenaamde christelijke levensstijl is onderdeel van de cultuur van de omgeving waarin we verkeren. Met de veranderende cultuur verschillen en veranderen ook gewoonten en leefregels van christenen. Om dit wat handen en voeten te geven met het oog op ons onderwerp gaan we drie voorbeelden wat nader bespreken. Deze drie voorbeelden zijn gerelateerd aan de concrete zaken die je in je vraag noemt. Het gaat achtereenvolgens over kleding, over het vieren van (christelijke) feestdagen en over onze houding ten opzichte van ontspanning en vermaak. Ik ga hier bewust niet die concrete zaken behandelen die je in je vraag noemt, want ik wil eerst mijn punt duidelijk maken dat gebruiken, ook in christelijke kring, in de loop van de tijd veranderen. Ik kom op jouw voorbeelden in een volgend deelantwoord overigens nog wel terug.
Om een neutraal voorbeeld te geven waarmee ons onderwerp wat tastbaar wordt noem ik het dragen van een hoed of een pet door mannen. In het begin van de vorige eeuw was het dragen van een pet door met name arbeiders vrij algemeen in gebruik. Het dragen van een hoed was voorbehouden aan de mensen in de wat hogere kringen, of het moest zijn voor bijzondere gelegenheden waarop je op je paasbest moest verschijnen zoals bij een trouwerij. Nu in onze dagen worden er door mannen nauwelijks hoeden gedragen anders dan door wat kunstzinnige, vaak ietwat excentrieke personen. In bepaalde jongerenculturen is het vrij gebruikelijk om je te tooien met een baseball pet, maar het dragen van die pet tijdens de les op school is dan weer op bepaalde scholen verboden.
Om bij dit voorbeeld te blijven en wat dichter naar onze vraag toe te kruipen: in mijn jeugd was het een ongeschreven regel in onze kringen dat ambtsdragers een hoofddeksel droegen. Een predikant die een preekbeurt ging vervullen tooide zich met een stijlvolle hoed, die overigens bij het betreden van de kerkenraadskamer met de overjas achterbleef in de garderobe. Het blootshoofds over straat gaan was niet zelden een reden om de betreffende predikant aan te spreken of tenminste om hem als minder behoudend te classificeren... Toen ik een kleine dertig jaar geleden als ouderling begon waren er op classisvergaderingen vele ambtsdragershoeden op de hoedenplanken(!) te vinden. Vandaag de dag dragen veel predikanten slechts een hoed als zij naar gemeenten gaan waarvan zij weten dat dit gebruik op prijs wordt gesteld; overigens wordt een hoed vrijwel nog altijd gedragen door een predikant die een begrafenis in onze kring leidt. Op classisvergaderingen zie ik nu slechts een handjevol hoeden. Ik weet, dit voorbeeld is meer een kwestie van stijl en smaak dan dat het direct te verbinden is aan een Bijbelse grond, maar in de weging en beoordeling van mensen wordt of werd wel een verband gelegd met de godvrezendheid van de betrokken ambtsdrager.
Bij de vereniging van de Ledeboerianen en de Kruisgezinden, wat geleid heeft tot het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten in 1907, ging een aantal gemeenten/predikanten niet mee, mede omdat ze vast wilden houden aan het zingen uit de psalmberijming van Datheen en een in hun kring traditioneel ambtsgewaad (bestaande uit mantel, bef, gespschoenen, kuitbroek en driekante steek). Nu zijn we ruim een eeuw later; het zingen uit de berijming van Datheen is inmiddels vrijwel uit alle gemeenten verdwenen en het aloude ambtsgewaad wordt door geen enkele predikant meer gedragen. Ook niet in de kring van hen die niet meegingen. Overigens zijn deze zaken bij de vereniging van 1907 aangeduid als middelmatige zaken waarin men elkaar respecteerde en vrij liet. Dit respect en de verbondenheid aan het verleden en aan elkaar is de reden dat wij op de classisvergaderingen van de classis Dordrecht nog steeds uit Datheen zingen, terwijl deze berijming in geen van de deelnemende classisgemeenten meer wordt gezongen.
Geestelijke eenheid wordt gevonden daar waar wij in staat zijn om hoofdzaken voor ons zaken van het hart te laten zijn of worden. En als we tegelijkertijd ook bijzaken niet toelaten uit te groeien tot kopzorgen.
Reeds in diverse publicaties is uitvoerig uiteengezet dat het tijdstip en veel gebruiken rond wat wij nu christelijke feestdagen noemen terug te voeren zijn op van oorsprong heidense feesten. (zie op Refoweb bijvoorbeeld: 'christelijke feestdagen onbijbels' en 'bieten rijden'. Bij de kerstening van grote delen van de wereld na het ontstaan van de eerste christengemeenten en de verspreiding van het Evangelie door de wereldwijde zending, zijn oorspronkelijke heidense feesten ook gekerstend, dat wil zeggen, die dagen zijn gekoppeld aan het gedenken van christelijke heilsfeiten. Het is de kerk nooit gelukt om aan deze heidense feesten verbonden gebruiken helemaal weg te nemen. Daar zijn diverse voorbeelden van te geven zoals de eieren en het paasbrood wat verbonden is aan het paasfeest (in onze kringen is de paashaas nooit zo’n dingetje geweest, maar wie zal er onder ons niet zijn die zijn kinderen een chocolade haaspop heeft gegeven als die dingen in de winkel in de aanbieding zijn?). De laatste jaren zien wij veel van de gebruiken uit het de Angelsaksische wereld naar West-Europa komen zoals het Halloweenfeest (wat helemaal geen link heeft met christelijke elementen, integendeel zelfs); ook de gewoonte van het geven van geschenken bij kerst zien we in Nederland meer een meer toenemen (ten koste van ‘ons’ traditionele Sinterklaasfeest). Onder ons is het Sinterklaasfeest ook altijd wel een gevoelig punt geweest, maar vrij breed geaccepteerd is toch wel het geven van geschenken begin december. Een verschuiving van deze pakjesavond naar Kerst vind ik een ongewenste ontwikkeling, omdat voor ons de volle aandacht bij het kerstfeest moet vallen op die verkondiging van de grote blijdschap van de geboorte van Gods Zoon.
Eens in de zoveel jaar kan de maand december soms tot wat ongemakkelijke situaties leiden. Ik weet van een kerkenraad, die gewoonlijk op de eerste donderdag van de maand vergadert. Dan komt er een moment dat deze dag samenvalt met de datum van Sinterklaas. Toen dat eens aan de orde was, keken de kerkenraadsleden, die kleine kinderen hadden, elkaar eens betekenisvol aan. Er viel een pijnlijke stilte tot een geoefende oude broeder het verlossende woord sprak: Broeders, wij hebben niets met de persoon van Sinterklaas, maar ik moet eerlijk bekennen: ik vind zijn gaven zo lekker. Laten we voor deze maand onze vergadering maar verzetten. Ik vind dit een prachtig voorbeeld hoe je op een ontspannen manier met dit soort zaken om kunt gaan. Overigens wordt de mate van distantie van het sinterklaasfeest plaatselijk nog wel heel verschillend beleefd. Ook hier kunnen we stellen dat onze gebruiken bij (christelijke) feestdagen sterk cultureel bepaald zijn en dat deze gebruiken in de loop van de tijd veranderen.
Ontspanning en vermaak
Rond dit onderwerp neem ik weer een concreet voorbeeld. In de provincie Zeeland worden in de zomermaanden al sinds mensenheugenis ringrijdwedstrijden georganiseerd. Op de website ringrijden.nl vind je wat historische informatie. Het oudste document waarin het ringrijden wordt vermeld, is van 7 juni 1687. Het is een klacht van de Middelburgse kerkenraad bij de classis Walcheren “dat voorleden Pinkster op verscheidene dorpen op Walcheren van den boerse jeugd en andere, dien het minst betaamt, den ring gestoken is en bij gevolge van dien vele wulpsch- en ongerijmdheden van danserijen, drinkerijen enz. gepleegd worden, ook met verachting van der predikanten daartegen.”
In 1695 werden in Biggekerke deelnemers die de ring hadden gestoken, door de kerk gecensureerd. In 1703 zette de classis Goes alle ringrijders die tot de kerk behoorden onder censuur. Vijf kerken weigerden echter dit bevel uit te voeren, omdat het ringrijden immers niet op zondag plaatshad. Predikanten en kerkenraden van die tijd zetten zich sterk af tegen het ringrijden, dat vaak in combinatie met kermissen werd gehouden. Voor de boeren en arbeiders waren dit zeer welkome onderbrekingen van hun zware arbeidzame leven. Ringrijderijen ontaardden vaak in een uitbundige uitspatting van feestvreugde met veel alcoholhoudende drank. Maar het is de kerken nooit gelukt het ringrijden te laten verbieden (tot zover Ringrijden.nl).
Inmiddels is het ringrijden in Zeeland een toeristische trekpleister in de zomermaanden. Voor menig vakantieganger van de gereformeerde gezindte uit andere delen van Nederland is het een welkome afwisseling tijdens het vakantieprogramma. Terwijl een groot deel van de autochtone Zeeuwse bevolking vanuit de behoudende kerken zich de dringende oproepen van diverse kansels om afstand te houden van het wereldse ringrijden nog duidelijk herinnert... Opnieuw zien we hoe veranderende omstandigheden of achtergronden onze houding tov ontspanning en vermaak kan leiden tot geheel andere conclusies.
Ik hoop dat je begrijpt dat ik de gebruiken of standpunten uit het (recente) verleden niet wil kritiseren of -erger nog- ridiculiseren. De feiten liggen er dat dit voorbeelden zijn van verschuivingen in (rand)kerkelijke gebruiken los van het feit hoe je deze gebruiken en de verschuivingen waardeert of beoordeelt. Ik hoop ook dat je mijn openheid om al deze voorbeelden te noemen waardeert en dat deze opsomming nu niet wordt aangegrepen om in detail het gevecht aan te gaan hoe hypocriet, farizeïstisch en inconsequent wij in onze kring zouden zijn of inmiddels aan het worden zijn. Ik weet dat wereldgelijkvormigheid en buitenkantgodsdienst niet aan ons voorbijgaat, maar door ongenuanceerd met deze etiketten te strooien denk ik dat je onze kring onrecht aandoet. Ik geef deze voorbeelden omdat ik oprecht van mening ben dat onder vergelijkbare omstandigheden oprechte christenen tot verschillende levensstijlen/standpunten kunnen komen juist omdat de motieven verschillend kunnen zijn. We moeten ervoor waken om in casuïstiek te vervallen. De sobere lijst van leefregels die het Apostelconvent heeft gegeven (Handelingen 15) is daar een ondersteuning van.
Samenvattend zou ik willen zeggen dat veel leefregels sterk cultureel bepaald zijn en dat geldende cultuur en fatsoensnormen verschuiven in de loop van de tijd. Als wij aan deze gewoonten een (on)geschreven kerkelijke status geven of als ze als een indicatie beschouwd worden van de mate van godvrezendheid kan tot op zekere mate samenbindend werken (wij zijn voor elkaar en naar de buitenwereld toe herkenbaar), maar naarmate de betreffende gewoonten in de wereld om ons heen wijzigen (en ook nog al eens los staan van ondubbelzinnige Bijbelse gronden), hebben dergelijke groepskenmerken juist het gevaar in zich om scheiding en verwarring te bevorderen.
We hebben nu gezien dat een christelijke levensstijl niet gevangen kan worden in een sluitend stelsel van regels; we hebben gezien dat een christelijke levensstijl in tijd en plaats verschillend uit kan pakken. De volgende keer zullen we zien dat deze genuanceerde benadering niet betekent dat het allemaal om het even is hoe wij leven. De volgende keer meer!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Gods heilig Woord gaat erin. Dat geeft scheiding. En dat geeft mogelijkheid tot getuigen. Waarom doe je zo? Ik lees Gods Woord en wil dat gehoorzamen.
Overigens: dit kan ook gelden voor groepen meisjes/vrouwen!