Kerkelijke randzaken (1)
J.P. van den Brink | Geen reacties | 24-03-2021| 13:31
Vraag
Graag wil ik deze vraag stellen aan iemand uit de Gereformeerde Gemeenten. De laatste jaren worstel ik met onze plaatselijke gemeente. Dit gaat met name over kerkelijke randzaken. In de prediking horen we wat Gods Woord leert. Echter blijkt dat er tegenwoordig veel meer dingen kunnen dan vroeger. Op zondag hebben alle dames een rok aan. Kom je echter op maandag in de supermarkt dan hebben veel vrouwen een broek aan. Ik weet van de discussie aangaande dit onderwerp. U hoort mij niet zeggen dat dit een voorwaarde voor bekering o.i.d. is, maar als ik de Bijbel er naast houdt en de kerk/avondmaalsgang er naast leg dan is het toch heel hypocriet? Ik begrijp het echt niet... Of zie ik dingen verkeerd?
Een kerstboom hoort bij kerst, is iets wat open en bloot op internet wordt gezet. Terwijl Jer. 10:2-5 volgens mij toch iets anders zegt... De kermis wordt door kerkleden druk bezocht. Wat is mis mee...? In gesprekken wordt aangegeven dat je toch een beetje open minded moet zijn etc. Hoe kan het dat men vijftien jaar terug aangaf dat dit echt niet kon en nu kan het ineens wel en ben je ouderwets als je hier vragen over stelt? Is de Bijbel de afgelopen tijd dan veranderd? Of lazen de mensen vroeger dan niet goed in de Bijbel en weten we het nu beter?
Er wordt dan aangegeven dat deze zaken niet zo belangrijk zijn, maar dat het gaat om het geloof in Jezus Christus. Helemaal mee eens! Het zijn bijzaken. Maar zijn deze dingen dan onbelangrijk? In Gods Woord wordt toch zo vaak gezegd: bekeert u en geloof het evangelie, verlaat uw slechte weg en leef. En dit op nog tal van Bijbelplaatsen. Ik weet, het zijn veelbesproken punten, maar ben ik medeverantwoordelijk voor zulke zaken als ik lid ben? Hoe moet ik hier mee omgaan? Ook in het gezin?
Antwoord
In het antwoord op de vraag over kerkelijke randzaken zijn vier vervolgantwoorden toegezegd.
- Christelijke levensstijl is niet in een sluitend stelsel van regels te vatten. We moeten voor alle dingen leren heel goed naar de Bijbel luisteren. Wat zegt Gods Woord? (gepubliceerd op 24 maart 2021)
- Christelijke levensstijl staat niet los van de geldende (sub)cultuurnormen en accenten verschuiven dus in de loop van de tijd. (gepubliceerd op 5 april 2021)
- Christelijke levensstijl is niet onbelangrijk. Je maakt je er te gemakkelijk mee af als je dat alles maar “buitenkant” noemt. Doet het er allemaal niet toe hoe je leeft? Jawel! Maar hoe dan? (gepubliceerd op 14 april 2021)
- Hoe ga je om met “schuivende panelen”? (gepubliceerd op 19 april 2021)
Nu is het eerste punt aan de orde.
In de Bijbel lezen we zowel in het Oude als in het Nieuwe testament dat het wezen van de dienst des Heeren niet gelegen is in de uiterlijke gehoorzaamheid aan Gods geboden alleen, maar dat het gaat om een hartelijk dienen van de Heere.
Als het gaat over het brengen van offers zien we al een verschil in het begin van de Bijbel. Zowel Kaïn als Abel brachten een offer van de vrucht van hun arbeid (Gen. 4:3-5). In Hebr. 11:4 wordt uitgelegd dat niet het offer als zodanig, maar dat het geloof bij Abel het verschil maakte. Psalm 40:7 Spreekt ervan dat God geen lust heeft de uiterlijke offerdienst. Het gaat erom (Psalm 40:9) dat het ons een lust is om Gods welbehagen te doen en dat Zijn wet niet aan de buitenkant van ons leven staat geschreven, maar wezenlijk deel uitmaakt van ons innerlijk: Uw wet is in het midden mijns ingewands. We vinden hiervan een illustratie bij koning Saul, die (in ongehoorzaamheid aan Gods bevel om te wachten op Samuel) zelf een offer brengt: Heeft de HEERE lust aan brandofferen en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen (1 Samuël 15:22).
Ook diverse profeten bespreken dit thema: Jesaja 1:13-18; Jeremia 7 vers 21-23 ; Hosea 6:6. In al deze Schriftplaatsen wordt het tekort van de uiterlijke offerdienst aangewezen. Overigens is er in al deze plaatsen wel heel concreet sprake van het houden van Gods geboden en God gehoorzamen. Ik kom daar nog op terug in het derde deel-antwoord. Daarbij betrek ik dan ook de oproep van de apostel Paulus om niet aan deze wereld gelijkvormig te worden (Rom. 12:2).
Als het gaat over de betekenis van de oudtestamentische wetten voor de nieuwtestamentische gemeente zijn er in de vragenrubriek van Refoweb eerder lezenswaardige antwoorden geschreven door ds. Van der Zwan: het houden van burgerlijke wetten uit het OT en dr. Paul: relevantie oudtestamentische wetgeving. Er zijn hierover overigens nog meer artikelen verschenen, zoek op: ceremoniële wet. Neem en lees!
Toen in de eerste christengemeenten er verwarring ontstond over het houden van de Joodse wetten en instellingen en dan met name ook de besnijdenis, komen de apostelen en de ouderlingen samen “om op deze zaak te letten” (Hand. 15:6). Na een hartelijke bespreking komen ze tot een besluit om aan de gemeenten een brief te sturen door de hand van Barnabas en Saulus, vergezeld van Judas en Silas (let er daarbij op dat van hen gezegd wordt in Hand. 15:25: mensen, die hun zielen overgegeven hebben voor de Naam van onzen Heere Jezus Christus; dat zijn dus geen mensen die hun uiterlijk even opgepoetst hebben, maar mensen die hun ziel voor de Naam en de zaak van Gods Koninkrijk hebben overgegeven!). In deze brief wordt aan de christenen uit de heidenen geen andere last opgelegd dan vier kernzaken: onthoud je van wat aan de afgoden is geofferd, onthoud je van het eten van (vlees met) bloed, van het verstikte en van hoererij. Het apostelconvent (zo wordt die vergadering wel genoemd) gaat zich niet te buiten met het opstellen van een grote lijst met leefregels; zij beperkt zich tot zaken die in die tijd als kenmerkende verschillen konden worden aangeduid tussen gelovige christenen en ongelovige heidenen. Ik noteer hier dat de lijst zeer beperkt is en ik houd nog even vast voor mijn tweede deelantwoord dat de punten die worden besproken in die tijd voor veel verwarring zouden zorgen als deze door de christenen uit de heidenen niet zouden worden nageleefd. Merk op dat ten aanzien van het eten van het offervlees bijvoorbeeld, Paulus later een minder strikt standpunt inneemt (Romeinen 14 en 1 Kor. 8) Is dit al een voorbeeld van schuivende panelen (vierde deelantwoord)?
De geschiedenissen van de Farizeeën en de Schriftgeleerden uit de tijd van de Heere Jezus zijn ons tot een waarschuwend voorbeeld. De Heere spreekt een hard oordeel uit over een godsdienst die slechts uit doen en nalaten bestaat: Mattheüs 15:9: Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn.
De duidelijkste les dat het leven overeenkomstig Gods geboden niet bestaat uit het afvinken van een aantal leefregels kunnen we vinden in de geschiedenis van de rijke jongeling. Hij komt tot de Heere Jezus met de vraag (Mattheus 19:16 vv): Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? De Heere Jezus noemt hem een aantal geboden uit de tweede tafel van Gods wet waarop de jongeling antwoordt: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? Dan maakt de Heere Jezus hem duidelijk dat het niet gaat om het uiterlijk naleven van de geboden, maar dat Hij een volledige overgave van ons vraagt. De jonge man moet al zijn goederen verkopen, het geld aan de armen geven en Jezus navolgen.
Jezus volgen betekent een radicale breuk met je leven wat wij allen van nature leven. Dan ben je herkenbaar in je hele leven dat je niet meer van jezelf bent en voor jezelf leeft, maar tot eer van de Heere. Zijn Naam en Zijn dienst staat op nummer 1 (HC zondag 1). Als je denkt dat leven in een paar uiterlijke kenmerken te kunnen samenvatten, heb je niets begrepen wat het navolgen van Jezus betekent. Dan kun je (laat ik de voorbeelden uit je oorspronkelijk vraag even nemen; ik zal dit verder uitwerken in het vierde deelantwoord) als meisje of vrouw altijd keurig in een rok gekleed gaan, je kunt met kerst je verre houden van wereldse vormen van kerstversiering, je kunt je volledig onthouden van allerlei vormen van werelds vermaak zoals de kermis... maar al was het dat je al de voorbeeldige dingen in je leven doet en de slechte zaken nalaat... 1 Korinthe 13:3 zegt zelfs: En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde (dat is wat de Heere Jezus van de rijke jongeling vraagt!) , en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden (je geeft je leven!) , en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
Voor dit deelantwoord wil ik het hierbij laten. Ik heb al wat openingen gegeven naar de volgende deelantwoorden. God dienen blijft niet beperkt tot het hanteren van een speciaal soort taalgebruik (praat) of het doen/nalaten van een paar kenmerkende handelingen (daad) of je kleding (gewaad). Als je meent dat je daarmee voor God kunt verschijnen, zul je worden weggezonden. De Heere neemt met niets minder genoegen als je hele leven, je hart: (Spreuken 23:26) Mijn zoon! geef mij uw hart! Dit gezegd hebbend, mogen we uit al deze Schriftplaatsen niet de verkeerde conclusie trekken dat het uiterlijke leven er helemaal niet toe doet! Want diezelfde tekst uit Spreuken 23 gaat verder: En laat uw ogen mijn wegen bewaren. Daarover dus in een volgend antwoord meer.
Ik hoop dat dit deelantwoord je in ieder geval op weg heeft geholpen om Gods Woord op dit onderwerp nauwkeurig te onderzoeken.
Tot de volgende keer!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief