De goddeloze gemaakt voor de dag van het onheil
Ds. G.A. van den Brink | 1 reactie | 19-01-2021| 08:33
Vraag
Vraag voor ds. G. A. van den Brink. Hoe moet je de volgende tekst uit Spreuken 16:4 lezen als je bedenkt dat God met innerlijke ontferming bewogen is en niet wil dat enigen verloren gaan...?
“De Heere heeft alles gemaakt omwille van Zichzelf, ja zelfs de goddeloze voor de dag van het onheil.”
Dit klinkt zo onontkoombaar en kansloos.
Antwoord
Beste vragensteller,
Dankjewel voor deze vraag! Graag wil ik je op twee dingen wijzen. Ten eerste, Spreuken 16:4 kunnen en mogen wij niet zó lezen alsof God besloten heeft goddeloze mensen te scheppen. Want alles wat Hij gemaakt heeft, is zeer goed. Hoe dan wel? Dit vers zegt dat er een verband is tussen goddeloos zijn en de dag van het onheil. God heeft die relatie gelegd (“gemaakt”), en zodoende is zelfs het leven van een goddeloos mens tot eer van God (“omwille van Zichzelf”), namelijk tot eer van Zijn rechtvaardigheid. De goddelozen zelf zijn verantwoordelijk voor zijn goddeloosheid. Zij mogen God daar niet de schuld van geven.
Ten tweede. Nergens in de Bijbel staat dat jij een goddeloze bent die onontkoombaar en kansloos verloren gaat. Wat er wel zeer duidelijk in de Bijbel staat, is dat God aan jou zijn belofte richt (Hand. 2:39) en dat voor jou de Zaligmaker is geboren (Lukas 2:11). Al ben je goddeloos, dan nog geldt Gods belofte van genade voor jou (Ezechiël 18:21-22).
Wees niet zo dwaas om wel te geloven wat er niet in de Bijbel staat en niet te geloven wat er wel in staat.
Met hartelijke groet,
Ds. G. A. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
Ds. G.A. van den Brink
- Geboortedatum:05-01-1974
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Apeldoorn
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Vragen aan ds. Van den Brink kunnen tot nader bericht niet worden ingediend.
-Emeritus-predikant. Sinds september 2020 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de TUA.
-Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Blijkbaar is het denken (en preken) in een soort fatalisme de basis voor zo’n vraag.
Onontkoombaar... aan het verderf?
Kansloos... op het eeuwige leven?
Wat een vreselijke gedachten, alsof God er behagen in heeft mensen weg te vagen?
Inderdaad, helaas moet Hij mensen wegvagen, die niet willen dat Hij Koning over hen zijn zal.
Terwijl het juist Zijn welbehagen is om mensen zalig te maken!
Wend u tot Mij, word behouden, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand anders. Wát een belofte!
Daar moet je zijn! Ja, jij ook!