Gods kinderen die in grote zonden vallen
Ds. P. van der Kraan | 1 reactie | 13-01-2021| 16:38
Vraag
Mijn vraag gaat over het zondigen van kinderen van God. Uit het verleden ken ik verschillende incestzaken van leden uit onze gemeente. Onder hen waren ook zeker kinderen van God. Nu is mijn vraag: hoe kan het dat ze in zo’n grote zonde vallen? Altijd heb ik gehoord in preken dat kinderen van God dat niet kunnen doen, of dat ze dan niet tot Zijn volk behoren! Wil God deze zondaren weer aannemen als Zijn kind of zal Hij ze verdoemen?
Antwoord
Beste vragensteller,
Je vraag hoe het mogelijk is dat kinderen van God in “zo’n grote zonde vallen” (waarbij je verwijst naar seksuele zonden, je noemt concreet incest) kan ik het best beantwoorden aan de hand van een veelzeggende illustratie. Een leerkracht had in een hogere groep van de basisschool heel sober verteld over Davids overspel met Bathseba. Na afloop van de vertelling stelde hij de leerlingen de vraag hoe het mogelijk was dat David, man naar Gods hart, zo had kunnen zondigen? Eén van de leerlingen stak de vinger op en antwoordde: “Ik denk dat David zijn ochtendgebed vergeten was.”
Conclusie: als kinderen van God zich niet geestelijk wapenen door het zwaard van de Geest, Gods Woord, te hanteren en een aanhankelijk gebedsleven te leiden zijn ze een gemakkelijke prooi van listen en verleidingen van de boze. Het is een voortdurende opgave om je daarin te oefenen, maar deze ‘schuilplaats’ (in het Woord en het gebed) beveiligt ons alleen tegen de aanvallen van de boze.
Ook kan het vallen in zonden van kinderen van God samenhangen met het verzaken van taak en roeping van Godswege. Om nogmaals de geschiedenis van Davids overspel met Bathseba erbij te betrekken: in 2 Sam. 11: 1 staat duidelijk dat het de tijd was dat de koningen (ten strijde) uittrokken. David stuurt er echter zijn generaal Joab met zijn leger op uit om te strijden tegen de Ammonieten. Veelzeggend wordt eraan toegevoegd: maar David bleef te Jeruzalem. In Israël gingen de koningen mee de strijd in. In dit geval niet. Met het trieste gevolg van het overspel. Is dit niet een terloopse aanwijzing dat het verzaken van taak en roeping tot ontsporing kan leiden?
Overigens: bij de Heere is er geen verschil tussen ‘grote’ en ‘minder grote’ zonden. Dat verschil maken wij, waarbij de zonden op seksueel gebied nogal eens onder grote zonden gerekend worden. Het laatste Bijbelboek sluit echter buiten het nieuw Jeruzalem alles wat onrein is, gruwelijkheid doet en leugen spreekt (Openb. 21:27). In één adem worden onreinheid en leugen hier genoemd om te benadrukken dat God er geen verschil in maatstaf op nahoud als het onze zonden betreft.
Daarmee is een andere vraag/opmerking beantwoord: kinderen van God kunnen niet zondigen of, als ze het wel doen, zijn ze geen kind van God. Dat is een uitspraak die door de geschiedenis van het overspel van David wordt tegengesproken. Ik denk ook aan Salomo, die op het laatst van zijn leven de (af)goden van zijn heidense vrouwen diende. Je kunt ook denken aan Mozes, die het uitdrukkelijk gebod van God om te spreken tegen de rots negeerde en erop sloeg. Om niet verder te gaan: denk ook aan Petrus, die driemaal de Heere Jezus verloochende.
Het geeft steeds aan dat als Gods kinderen afwijken van de omgang met de Heere, hun eigen weg gaan, op zichzelf vertrouwen, dat ze dan openstaan voor de verleidingen van de boze. En reken erop dat de boze daarop loert. Dan kan hij immers God en de wereld laten zien dat hij zelfs kinderen van God kan laten vallen.
Hoe reageert de Heere hierop? Verhelderend is altijd weer het onderscheid dat het doopformulier aanbrengt: in zonde vallen of in zonde blijven liggen. Dat maakt het verschil uit. Alle voorbeelden die ik hierboven heb aangevoerd geven aan dat Gods kinderen in zonden (kunnen) vallen. Wat anders is, als iemand in zijn zonde blijft liggen, daarin volhardt. Dan kun je je met recht afvragen of de persoon in kwestie genade had ontvangen.
Overigens is dat altijd een vraag met een persoonlijke spits. Als de Heere Jezus aan Zijn leerlingen laat weten dat één van hen Hem zal verraden, wijzen zij niet naar een ander en zeggen ze niet: dat zal die of die wel zijn. Maar ieder van hen vraagt: ben ik het Heere?
Tenslotte: een wat oudere uitdrukking zegt dat Gods kinderen niet goedkoop zondigen. En dat geven de verschillende voorbeelden van hierboven ook aan. Mozes berooft zichzelf door zijn ongehoorzaamheid van de ingang in het beloofde land. David krijgt van de profeet Nathan te horen (2 Sam. 12: 10): het zwaard zal van uw huis niet wijken. Salomo krijgt te horen dat mede als gevolg van zijn afgoderij het rijk na zijn dood zal worden gescheurd. (1 Kon. 11:9-13). Dat zijn geen geringe gevolgen van de zonde. Dat geeft aan dat we wel dagelijks mogen bidden om door de Heere in en bij Zijn genade bewaard te mogen worden.
Ds. P. van der Kraan
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. van der Kraan
- Geboortedatum:06-02-1948
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Arnemuiden
- Status:Actief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Wat kan het in je leven soms stormen dat je geen uitweg meer ziet, maar dan mogen we schuilen bij de Heere Jezus, die zelf ook verzocht is geweest!
Maar voor is gestorven omdat hij zo van ons houd!