Hartewens om dominee te worden
J.P. van den Brink | Geen reacties | 15-12-2020| 13:53
Vraag
Aan iemand van de Gereformeerde Gemeenten. Het is mijn hartewens om dominee te worden, maar uit onze gemeente is nog nooit iemand aangenomen door het curatorium. Hoe kan dat? Waarom alleen uit ‘zware’ gemeenten? Moet ik dan echt daarheen verhuizen om dominee te kunnen worden?
Ik ben 14 jaar en onbekeerd. God is wel in mijn leven begonnen, dat heeft Hij zelf tegen mij gezegd. Het was op een zondag en hoe ik er bij kwam weet ik niet, maar ik bad dat als God in mijn leven begonnen was, dat we dan in de kerk Psalm 138 vers 4 zouden zingen. We kwamen in de kerk en ja hoor, daar stond Psalm 138 vers 4 op het bord. Later tijdens een nachtelijke strijd met de duivel (zo ervoer ik het) en al biddend kreeg ik met kracht Psalm 3:3 in mijn ziel. Afgelopen zondag heeft God mij stil laten staan bij de trouwtekst van mijn ouders: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt” (Joh. 17:3).
God is dus wel in mijn leven begonnen, het is nog niet voleindigd, maar het is wel zo. Hoe kan ik dan dominee worden als ik in een gemeente zit waar niemand wordt toegelaten?
Een 14-jarige jongen.
Antwoord
Beste vraagsteller,
God is in je leven begonnen, want dat heeft hij Zelf tegen je gezegd. Nu, jonge vriend, grijp dan moed! Want wat God begint, dat maakt hij af!
Je bent 14 jaar en nog onbekeerd, maar je weet dat de Heere door zijn Woord en Geest tot je spreekt. Wat een wonder is dat! Het spreken van God uit Psalm 138:4 en Psalm 3:3 zijn liefelijke vertroostingen; maak er geen grond van je behoud van, want het enige fundament is juist datgene waarop je werd gewezen in Johannes 17:3. Hem te kennen is het leven en alles buiten Hem: dat is voor de mollen en de vleermuizen (Jesaja 2:20)!
De eigenlijke vraag gaat over je hartenwens om predikant te mogen worden. En je maakt je zorgen of je wel een eerlijke kans zult krijgen bij het curatorium, want je komt uit een gemeente van waaruit nog nooit een student is aangenomen.
In dit deel van je vraag zit een aantal veronderstellingen waarvan ik benieuwd ben waarop deze gebaseerd zijn; ook vraag ik mij af of de conclusies die je daaraan verbindt wel correct zijn. Ik weet dat de werkwijze van het curatorium nogal eens ter discussie wordt gesteld. En er zijn mensen die er ongetwijfeld heel nauwkeurig onderzoek naar doen uit welke gemeente(n) veel studenten aangenomen worden en uit welke gemeente weinig of geen. En die dan daaraan de conclusie menen te kunnen verbinden dat je wel van heel goede huize moet komen als je als kandidaat aangenomen zult worden als je uit een bepaalde gemeente komt. Maar dit zijn onbewezen verdachtmakingen aan het adres van het curatorium. Mensen die dit soort ongefundeerde verdachtmakingen breed verspreiden laden wat mij betreft de verdenking van laster op zich: dat is een zeer ernstige zaak!
Naar mijn weten doet het curatorium onderzoek naar twee zaken:
- De kandidaat wordt gevraagd iets te vertellen over zijn persoonlijke verhouding tot de Heere en Zijn dienst (de vraag naar de bekering en de praktijk van het persoonlijke geloofsleven);
- De kandidaat wordt verzocht om zijn motieven, om tot het ambt van dienaar des Woords te komen, uit te leggen (de vraag naar de roeping tot het ambt)
Mij is niet bekend dat het curatorium dit getuigenis ‘weegt’ met uit welke gemeente de betreffende kandidaat komt en dan met name welke ligging die gemeente heeft.
Als je eens wat wilt lezen over de roeping tot het ambt van predikant, raad ik je aan om het artikel hierover in het boek van drs. A. Vergunst “Neem de wacht des Heeren waar” (den Hertog, 1983) te lezen. Helaas is dit boek niet meer nieuw te krijgen, maar tweedehands is hier nog goed aan te komen.
Daarnaast raad ik je aan om een ervaren volwassen kind van God, iemand die je vertrouwt (bijvoorbeeld een ambtsdrager uit je gemeente, of een wijze moeder des Heeren uit de gemeente) te zoeken om met hem/haar je vragen en worstelingen te bespreken. Dat werkt voor dit soort vragen toch beter dan ik hier in een schriftelijke beantwoording kan doen.
Ik zou mij echter geen al te grote zorgen maken over de vraag of je wel een kans maakt als je uit de gemeente komt waar je nu in bent; ik zou zeker niet verhuizen naar een ‘zware’ gemeente omdat je daarmee een grotere kans zou maken. Trouwens, iets soortgelijks als wat jij hier beweert werd ook in de tijd van de Heere Jezus gezegd: kan uit Galilea iets goed komen? Ze geloofden Jezus niet om waar Hij vandaan kwam. Maar die dat zeiden beseften niet dat juist daar de Messias vandaan kwam. Nogmaals, laat je niet door dit soort oneigenlijke redeneringen van de wijs brengen. Daar ga je het niet mee redden. Maar leg je erop toe, zoals de apostel het aan de Filippenzen 2:12-13) aanbeveelt: ‘Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven: Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.” In die weg wil de Heere Zijn werk wat Hij in je begonnen is, volmaken. In het luisteren naar Zijn stem zul je ook Zijn roepstem herkennen, Heere, want Uw knecht hoort.
Sta mij toe om toch nog een voorzichtige kritische opmerking te maken. De gewone weg die de Heere met Zijn knechten gaat is dat Hij hen eerst tot Hem bekeert; gewoonlijk leidt Hij hun leven vervolgens zo dat zij door levensleiding en ervaring worden voorbereid tot het ambt (zie bijvoorbeeld de opleiding die Mozes ontving in het bekend worden met het woestijnleven, wat in zijn uiteindelijke roeping om het volk Israel leiding te geven in de lange woestijnreis zeer van pas komt) waarna Hij hen roept tot het ambt en vervolgens maakt Hij diegenen ook gewillig en verlangend om het ambt op zich te nemen.
In jouw vraag zie ik een compleet andere volgorde: je verlangen is er al, maar je bent nog niet tot het ambt geroepen, laat staan dat je al bekeerd bent. Ik weet wel, als de Heere in het leven van een mens spreekt, kan dat zo’n liefde en verwondering geven dat je het wel van de daken zou willen verkondigen. En bij veel pasbekeerden komt er als vanzelf een verlangen om ook goed van de Heere te mogen spreken. Maar pas op dat je die dingen niet verwart met de roeping tot het ambt van predikant.
Toch is het niet vreemd wat je vertelt. Er zijn veel kinderen en jonge tieners die indrukken hebben van de dienst des Heeren. Niet zelden zie je bij dergelijke jonge mensen een verlangen om op een of andere manier dienstbaar te zijn in Gods Koninkrijk. Het is mijn gebed en verlangen dat uit deze jonge mensen de Heere Zijn Kerk zal bouwen. De apostel Paulus schrijft het aan zijn leerling Timotheüs (1 Tim 3:1) Dit is een getrouw woord: zo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk.
Maar voor en boven alle dingen: niet ons dienstwerk heeft de hoogste prioriteit, maar één ding is nodig, en dat ene nodige vind je aan de voeten van de Heere Jezus, zoals Maria in de praktijk bracht (Lukas 10:42).
Ik eindig mijn antwoord met waar ik mee begon. Als de Heere begint, maakt Hij Zijn eigen werk af. Gods weg kan ook wat betreft de weg tot het ambt wel eens langs onmogelijkheden gaan. Toen David door Samuel tot koning werd gezalfd, was hij nog een jonge knaap. Voordat hij (jaren later) daadwerkelijk koning werd heeft hij vele malen voor zijn leven gevreesd met name toen hij vervolgd werd door Saul. Maar de Heere heeft Zijn eigen werk afgemaakt. Dan mogen er obstakels zijn, maar als je in de weg van de Heere bent, zal het tot een goed einde komen. Daar kun je van op aan! En als je straks predikant mag worden, denk dan ook aan kleine gemeenten zoals Eindhoven, ook wel het Galilea der heidenen in Nederland genoemd; daar komt niks goeds vandaan en daar zal ook geen goeds naar toegaan. Je mag weten dat deze redeneringen van mensen gelukkig door Gods Geest niet worden gemaakt, ons tot verwondering en dankbaarheid!
Gode bevolen!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief