Al de schrift is van God ingegeven
Ds. J.J. Tigchelaar | Geen reacties | 30-04-2020| 13:09
Vraag
Het reformatorische uitgangspunt van Sola Scriptura wordt gebaseerd op 2 Timotheüs 3:16: “Al de schrift is van God ingegeven.” Alleen wat wordt dan verstaan onder “al de schrift”? De canon van de Bijbel is immers vastgesteld door het concilie van Nicea. Door dat te volgen wordt de traditie van de Rooms-Katholieke Kerk als gezag toegekend. Dan zou het dus niet alleen Sola Scriptura, maar ook traditie zijn. Waar wordt dan de grens voor het gezag van de Roomse traditie getrokken en hoe wordt voorkomen dat die grens arbitrair is?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
1. De vraag is terecht, maar de aanhef van de vraagstelling is onjuist. Het reformatorisch uitgangspunt voor het Schriftgezag berust niet op een of meer teksten uit de Bijbel. Althans wanneer vraagsteller met reformatorisch ‘gereformeerd’ bedoelt. Ds. G. Kersten vermeldt in zijn dogmatiek wel tweemaal de tekst uit Paulus’ brief aan Timotheüs, maar zegt niet met zoveel woorden dat daar het uitgangspunt van de belijdenis van het Sola Scriptura ligt. Dat zou ook niet gereformeerd zijn.
2. Wat mankeert er aan de stelling dat 2 Timotheüs 3:16 basis is van het Schriftgezag? Wanneer in het Nieuwe Testament de Schrift of de Schriften worden genoemd worden er bijna altijd de boeken van het Oude Testament mee bedoeld. Toen Paulus aan Timotheüs schreef was de lijst van boeken van het Nieuwe Testament nog niet eens compleet. Wel doen de schrijvers van de Kanttekeningen bij de Statenvertaling een poging om, via en omweg, ook latere geschriften hieronder te laten vallen. Maar op deze en andere teksten mag men zich niet beroepen als grond voor het Sola Scriptura.
3. Waarom niet? Lees Artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. “Wij geloven zonder enige twijfel al wat daarin (zie vorige artikel) begrepen is; en dat niet zozeer omdat de Kerk ze aanneemt en voor zodanige houdt; maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn...” Let er ook op dat in deze Geloofsbelijdenis in de artikelen over de Bijbel en het gezag van de Bijbel, anders dan in de andere artikelen, geen Bijbelteksten worden genoemd als bewijsmateriaal. De in artikel 3 genoemde woorden van Petrus werden in de oude uitgaven van 1562 en van 1619 niet als tekst van Petrus aangeduid. De vermelding van Petrus is een latere wijziging!
4. Dat betekent “dat het gezag dat de Bijbel heeft en waarom ze geloofd en gehoorzaamd moet worden niet rust op het getuigenis van een of andere mens of van een kerk, maar geheel en al op God -die de Waarheid Zelf is- haar auteur.” Aldus de Westminster Confessie in 1647. Het gezag van de Schrift wordt dus niet gegeven door Paulus, Petrus, Calvijn, Luther of Kersten.
5. Ook kan een concilie of synode niet bepalen wat en/of welke delen of boeken van de Bijbel voor gezaghebbend mogen of moeten aangenomen worden. Een kerkvergadering kan hoogstens uitspreken dat ze Gods Woord als zodanig ontvangt en erkent. Ook als men de Bijbel niet als Gods Woord erkent verandert dat niets aan het gezag van de Bijbel.
6. De concilies van Laodicea in het Oosten in 363 en van Carthago in het Westen in 397 hebben niet besloten hoe het gezag en de omvang van de Bijbel zou zijn, maar constateerden dat door de Heilige Geest in de kerken de 66 boeken, zoals wij die momenteel in onze Bijbel hebben, goddelijk gezag hadden gekregen. Dat zijn daarom de canonieke boeken. Er zijn ook wat de kerk van Rome noemt Deutero-canonieke (letterlijk: van de tweede soort) boeken. De Protestanten noemen die 14 de Apocriefe (letterlijk: verborgen) boeken (zonder gezag, zie artikel 6 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). Bij Rome worden weer andere geschriften de Apocriefen genoemd. Let op de verwarrende benaming.
Het is onjuist wanneer vraagsteller suggereert dat beide hier genoemde concilies Rooms-Katholiek waren. Rome had toen nog geen absoluut gezag. Ook werd de canon niet in Nicea vastgesteld.
7. Een interessante vergelijking met de plaats en de autoriteit van de Heilige Schrift vinden we in de zogenoemde onfeilbaarheid van de paus van Rome. In het Vaticaans concilie van 1870 wilde een meerderheid van de bisschoppen over de onfeilbaarheid van de paus een besluit nemen. Paus Pius IX (1792-1878) was daar ten diepste tegen. Hij achtte en verklaarde zichzelf onfeilbaar en dat moest beslissend zijn. Wanneer een meerderheid op een concilie dat bij besluit gaat bekrachtigen, kan later een andere meerderheid die verklaring van onfeilbaarheid weer ongedaan maken.
8. Het grote verschil tussen Rome en Reformatie ten aanzien van de Bijbel is dat in de Reformatie de Bijbel (en de Bijbel alleen) absoluut gezag heeft, over en in de kerk. Terwijl bij Rome de kerk over de Bijbel en de uitleg van de Bijbel gezag heeft. Dan kan de Roomse kerk ook typisch eigen tradities (bijvoorbeeld over Maria, het vagevuur, het pausdom, etc.) in de tekst en de uitleg van de Bijbel invoeren. Daar zijn helaas diverse voorbeelden van.
Ds. J. J. Tigchelaar
Dit artikel is beantwoord door
Ds. J.J. Tigchelaar
- Geboortedatum:05-12-1931
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Putten
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus predikant en adviseur predikantenopleiding Church of Central Africa