Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden
Dr. C. A. van der Sluijs | Geen reacties | 11-03-2020| 10:47
Vraag
Ik begrijp deze tekst niet helemaal: wie mij vroeg zoeken, zullen mij vinden. Maar wat is vroeg? Ik ben 20 en ik voel me nu al zo ‘oud’ omdat ik zoveel zoveel heb gezondigd, al zoveel jaren. Dan ben ik jaloers op mijn jongere zusje die nu dat nog allemaal ongedaan kan houden, alleen ziet ze dat zelf niet in.
En een klein kind... Ik kijk naar mijn neefjes en nichtjes (2 jaar) en zij begrijpen het nog niet. En ik vind het moeilijk om het aan ze uit te leggen. Ze willen nu al niet bidden voor hun eten. Erg verdrietig! Maar niemand zoekt God, Hij zoekt eerst jou. En dat begrijp ik wel, maar zo’n klein kind die begrijpt er toch helemaal niets van. En toch moet je vroeg zoeken. Ik vind het een lastig en een moeilijk ding.
Antwoord
Je probleem wordt grotendeels veroorzaakt door een verkeerd begrip van het woordje “vroeg”. Dit betekent niet vroegtijdig, maar ernstig of íjverig. En dit kan ook vroegtijdig inhouden, maar dat hoeft niet. Vervolgens gaat het in de tekst Spreuken 8:17 “Ik heb lief, die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden” niet direct over God, maar over de wijsheid. In de Statenvertaling wordt dat geschreven met een hoofdletter: de Wijsheid (vers 1, 11, 12). De Reformatie heeft daarin God verstaan of Christus. En dit mag. Vandaar die hoofdletter. Het gaat hier om de wijsheid van de Thora, de Wet van God of het Woord van God. En dat is vleesgeworden in Christus (Joh.1:1). De Jood doorzoekt de Thora of het Oude Testament nauwgezet. Als je daarvan foto’s bekijkt, of dit gezien hebt in de synagoge in Jeruzalem of bij de Klaagmuur, dan zie je hen onverstoord en heel nauwkeurig het Woord van God bestuderen. Ze proeven dit eigenlijk.
Voor wat betreft dat joodse zoeken zie je bijna hetzelfde gebeuren in een groot deel van de gereformeerde gezindte. Ook voor wat betreft de uiterlijke verschijningsvorm, met zwarte hoed en al op. Men denkt buiten de genade om zoveel mogelijk te moeten en te kunnen zoeken naar God. Dat ‘moeten’ zal waar zijn, maar dat ‘kunnen’ is niet waar. Dit laatste is een regelrechte ontkenning van ons ‘dood’ zijn in geestelijk opzicht. En dan kom je frontaal in botsing met Rom. 3:10: “Er is niemand die God zoekt, ook niet één.” Wie dit wel denkt te kunnen is een remonstrant: ‘doe je best en God doet de rest’!
Zo is een groot deel van onze kerkmensen op een joodse of wettische wijze God aan het zoeken buiten de genade om en wel zo vroeg mogelijk. En men denkt daarmee wat te wezen of te worden. Een aangrijpend tragisch gebeuren! Want het brengt ons nergens dan in de eeuwige verlorenheid.
Maar de tekst waar jij tegen aan loopt is de wet niet (ga dat nou eens doen), maar het evangelie: je mag God zoeken! Wie je ook bent en zoals je bent, jong of oud, of heel oud. Dan kom je nooit te laat. En nou kom ik dichtbij jouw noodsituatie. Zoals je bent, en zo oud als je bent, mag je de Heere zoeken uit genade alleen. Ja, zo vroeg mogelijk. Letterlijk vroeg in de morgen, want je staat er mee op en je gaat er mee naar bed. Het houdt je bezig. Hij houdt je bezig in het zoeken van Hem. Want Hij die in jou een goed werk begonnen is, zal dat voleindigen tot op de Dag van Jezus Christus (Filip. 1:6). En dan laat Hij zich vinden. Omdat Hij zich helemaal kan vinden in het zoeken van jou! Dat is Evangelie, ook voor jou. Dat is de Bijbelse wijsheid waarin Christus zich laat vinden. Voor de Joden, ook onder ons, een ergernis, en voor de Grieken, de verstandige mensen onder ons, een dwaasheid. Maar voor hen die geloven een kracht van God tot zaligheid (Rom. 1:16).
Met hartelijke groet,
Ds. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: