Zorgeloos ten opzichte van de eeuwigheid
Ds. E. Gouda | Geen reacties | 09-03-2020| 15:38
Vraag
Als we geloven dat wat in de Bijbel staat, echt waar is, hoe kan het dan dat zovelen in de reformatorische gezindte zo zorgeloos ten opzichte van de eeuwigheid verder lijken te leven en zo druk zijn met het aardse leven? Als je daarover nadenkt, heb je toch geen behoefte meer aan allerlei oppervlakkige gesprekken en avonden? Soms lijkt het wel of niemand behoefte heeft aan diepere gesprekken over dingen die er werkelijk toe doen.
Antwoord
Beste vragensteller, vragen over tijd en eeuwigheid. Die zijn wezenlijk. Goed om daarover na te denken. Je stelt een aantal vragen die je bezighouden en tegelijk kan ik niet helemaal inschatten in hoeverre je zelf op het onderwerp betrokken bent. Het lijkt een soort waarneming die je doet en waarbij je een aantal opmerkingen plaatst. Misschien lees ik het verkeerd, ik kan ook niet doorvragen want er is geen rechtstreeks contact. Laat ik een aantal punten noemen:
1. De Bijbel is Gods Woord. Op menige plek kunnen we dat lezen. God is de Auteur (2 Tim. 3). Zijn Woord is waar en waarheid. Aan het Woord gaan we niet tornen, want daarmee vervalt het beroep op het Woord. Dat is het eerste en voornaamste.
2. Dat haakt aan bij het volgende. Als je persoonlijk gelooft in de waarheid van het Woord. Dat is een groot wonder en een diep mysterie. Het geloof is een gave van God. Niemand komt tot geloof, omdat hij denkt dat het Woord waar is. Het Woord is waar en dat gebruikt de Heilige Geest als een zaad van wedergeboorte om doden te wekken tot nieuw leven en geloof. En dan val ik voor het Woord. En zeg ik: Het is waar en niet alleen voor anderen maar ook voor mij. Vgl. Heidelbergse Catechismus Zondag 7.
3. In de reformatorische gezindte zijn er velen die zorgeloos... lijken te leven. Je schrijft “lijken”. Enige nuancering is inderdaad op z’n plek. Want waarop baseer je die uitspraak? Heb je er onderzoek naar gedaan? Over hoeveel mensen of over welk percentage heb je het? Weet je wat ik pijnlijk mis in je uitspraak? Daniël bidt in zijn gebed: “WIJ” hebben gezondigd! Dat is de juiste grondhouding. Niet gaan wijzen, maar jezelf eerlijk insluiten. Het gevaar is niet denkbeeldig dat je jezelf verheft boven de ander. Zij lijken zorgeloos, ik gelukkig niet. Dat lijkt op de Farizeeër in de tempel (Lukas 18:9vv.). Kijk niet teveel naar anderen, maar vraag je eerlijk af: Hoe sta ik tegenover God? Hoe ben ik rechtvaardig voor God? En de anderen? Dat is ten diepste Gods zorg. Jij mag bewogen zijn. Bidden voor de naaste, maar waak voor een hautaine en ongeestelijke houding.
4. Een lied zegt: Uren, dagen, maanden, jaren/ vliegen als een schaduw heen/ Ach, wij vinden, waar wij staren/ niets bestendigs hier beneen/ Op de weg, die wij betreden/ staat geen voetstap die beklijft/ Al het heden wordt verleden/ schoon 't ons toegerekend blijft. Dat doet huiveren. De tijd gaat voorbij en wij gaan voorbij. Wij leven hier een korte tijd. Ons leven is een druppel in de oceaan van Gods tijd (=eeuwigheid). Wij zijn reizend naar Hem! Eenmaal zal de grote Gods ontmoeting zijn. Dan is er geen tijd meer... want de tijd heeft opgehouden. Laat het daarom voor niemand zijn gelden: Te jong (als baby) om aan God te denken/ veel te speels om aan God te denken/ veel te gelukkig om aan God te denken/ veel te druk om aan God te denken/ veel te moe om aan God te denken/ veel te veel zorgen om aan God te denken/ veel te oud om aan God te denken/ te laat om aan God te denken (=het graf). Is dit het beeld van jou leven? God roept op om ons te bekeren (Matth. 4:17). Niet de brede weg bewandelen, maar achter Hem aan op het smalle pad ten leven. Op die weg, die Jezus Zelf is, gaat het oog open voor Hem en verlang ik met Christen (Christenreis) naar de eeuwigheid.
5. Ook in de tweede zin ben je stellig. Je gaat ervan uit dat gesprekken oppervlakkig zijn en de avonden idem dito. Ik kan die vraag niet beantwoorden. In het kader van het negende gebod roep ik je op om voorzichtig te zijn met je uitspraken. In Zondag 43 word ik namelijk opgeroepen om niet kwaad te spreken, niet te lasteren, eerlijk te zijn en ook de eer en goede naam van mijn naaste naar mijn vermogen te verdedigen en die te bevorderen. Het lijkt dat je dit gebod met voeten treedt. Wat wel waar is, is dat het leven met God goed is. En dat leven te kennen doet verlangen naar diepgang door de persoonlijke verborgen omgang. Er is lust om de Heere te zoeken, aan te roepen. Samen te komen in de erediensten. Met anderen gelovigen spreken van de goedheid van God. En zo is er nog veel meer te noemen. Herken jij dat? Is dat persoonlijk in jouw leven? Of blijf jij ondertussen van verre staan? Aan de andere kant geldt wel: God geeft ons een plek op aarde. Wij mogen hier wonen, leven, werken, studeren, enzovoort. En als wij mensen ontmoeten is niet elk gesprek geestelijk. Als je naar de bakker gaat, spreek je dan direct met hem of haar over God en de ziel van de zondaar?! Laten we eerlijk zijn en waken voor een ongezond overgeestelijk klimaat. En laat er vertrouwen zijn dat God door Zijn Geest een mond geeft om op Zijn tijd te spreken of soms ook te zwijgen.
6. In de laatste zin lijkt je betoog tot een climax te komen en spat de frustratie van het scherm. Althans, zo interpreteer ik je woorden. Ik lees je woorden zo dat jij behoefte hebt aan diepere gesprekken, dat je die zelf (!) zoekt, maar dat je steeds nul op het rekest krijgt. Dat zou frustrerend zijn... De vraag is of dit overeenkomt met de werkelijkheid. En wat zijn de dingen die voor jou “er werkelijk toe doen”? Ik hoor je over de Bijbel spreken en over de eeuwigheid, maar ik hoor niets over Jezus, Die gekomen is om zondaren te zoeken en zalig te maken. Over het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt. Over het Paaslam dat het Kruislam is. Over de behoefte aan een Zaligmaker voor een arme zondaar. Enzovoort. Ik ben er niet zo van overtuigd dat bijna niemand behoefte heeft aan “diepere gesprekken.” Ik weet niet in welke kringen jij komt en verkeert. Maar als ik aan mijn gemeente denk, dan zie ik een meelevende en betrokken gemeente, die zondags en doordeweeks samenkomt, en waar mensen van hart tot hart met elkaar spreken. Ik hoor van rijke getuigenissen. Ik hoor van een rijke Christus voor arme zondaren. Ik ben God zo dankbaar dat ik deze mensen mag ontmoeten en met hen mag optrekken. En ik denk dat deze mensen er in de reformatorische gezindte er veel meer zijn. Je doet de gezindte niet recht door haar over een kam te scheren. Natuurlijk is het nooit de bedoeling dat we geestelijk achterover gaan leunen, maar laten we ook verwonderd zijn over zoveel goeds dat er is. De HEERE heeft hier een kerk geplant in ons land. En er zijn heel veel mensen die zondags hun schoenen aantrekken en naar de kerk gaan. En ook op andere momenten. En wat is het heerlijk als je dan ondervindt: Komt, luistert toe, gij Godgezinden,/ Gij, die den HEER' van harte vreest,/ Hoort, wat mij God deed ondervinden,/ Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest. Dat wens ik jou van harte toe.
7. En dan zul je er ook steeds meer van overtuigd raken dat God kinderen (jongeren en ouderen) heeft in heel de reformatorische gezindte. En die willen en wensen met jou te spreken over de zaken van tijd en eeuwigheid, omdat Christus aan hun ziel geopenbaard is. En laat jou leven zo mogen zijn, dat anderen ook verlangen wat jij hebt. Alles tot eer van God en Zijn heilige, heerlijke en aanbiddelijke Naam.
Een hartelijke groet,
Ds. E. Gouda
Dit artikel is beantwoord door
Ds. E. Gouda
- Geboortedatum:25-12-1968
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Nieuw-Lekkerland
- Status:Actief