Uurtjes van korte duurtjes
J.P. van den Brink | 4 reacties | 05-03-2020| 10:45
Vraag
Aan iemand van de Gereformeerde Gemeenten. Ik heb een vraag waar ik oprecht mee worstel. Ik hoop dat u mij hier wat meer duidelijkheid over kunt geven. Sinds kort mag ik weten een kind van God te zijn. Hij heeft uit genade mijn zonden willen vergeven. Nu was ik afgelopen woensdag in de kerk en in de preek kwam het volgende naar voren: “Gods volk mag er soms eens overheen zien. Maar dat zijn uurtjes van korte duurtjes. Het is zo genoten en zo weer toegesloten. Dit zijn toch wel de nadere weldaden voor Gods geoefende volk.” Dit wordt vaker verkondigd.
Waar ik mee worstel is het volgende: als wij, die van Christus zijn, niet of nauwelijks in Hem kunnen roemen, wat gaat er dan van ons uit? Hoe kunnen wij dan het lichtende licht en het zoutende zout zijn waar juist in deze tijden zoveel behoefte aan is? Ik zie dan vaak de kerk vol zitten met zielen voor de eeuwigheid. Met jeugd die levende voorbeelden zo nodig heeft! Ik ben mij er van bewust dat ik ondanks mijn middelbare leeftijd toch nog een zuigeling ben in de genade. Toch ligt deze nood op mijn hart om het maar zo te zeggen. Omdat ik in een vacante gemeente zit heb ik geen eigen predikant waar ik terecht kan met deze vragen.
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
Antwoord
Beste vraagsteller,
Wat een wonder dat God naar u heeft omgezien! Een bekende welkomstgroet aan pasbekeerden is: Welkom in de strijd! Ik kom daar straks nog op terug.
Als de Heere werkt en er nieuw leven geboren wordt, zal er sprake zijn van groei en opwas in de genade en de kennis van God, de afzonderlijke werkingen van de drie personen in de Drie-enigheid van God en met name ook in het werk en de persoonlijke kennis van de Heere Jezus. Net zoals in het natuurlijke leven: een baby die niet groeit, daar is iets mis mee!
Toch zijn er in het geestelijke leven, in de bekering, twee tegenstrijdige bewegingen: het is nieuw leven en groei (van de nieuwe mens) en tegelijkertijd een steeds maar minder worden en afsterven (van de oude mens). Het is van belang om dit voortdurend voor ogen te hebben. Het overwinningsleven start weliswaar in dit leven, (want Jezus heeft de wereld overwonnen), maar is hier in deze bedeling altijd in strijd met het oude leven en is pas volmaakt daarboven, daar waar Christus is! Daar gaat de Kerk over van de strijdende Kerk in de triomferende Kerk. Maar hier, na de bekering, breekt de hel los, dat is de beleving van Gods volk, daarom: welkom in de strijd! Maar ook: hebt goede moed, want Ik heb de wereld overwonnen! En: de poorten der hel zullen u niet overweldigen.
De uitdrukkingen die je in die woensdagavondpreek hoorde hebben zijn waarde zolang zij verbonden zijn met lessen over de bekering en persoonlijke omgang met de Heere uit de Bijbel. Als ze los komen te staan van de Bijbelse gegevens en een eigen leven gaan leiden kunnen deze en dergelijke uitspraken tot grote verwarring leiden.
Wij staan geen bevindelijke prediking voor die de bevinding van Gods volk centraal stelt, maar wij staan een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking voor, die de bevinding van Gods volk fundeert, voedt en toetst uit Gods onfeilbaar Woord. Onze bevindingen kunnen ons misleiden, daarom is het altijd nodig om datgene wat je ervaart, te laten leiden door het Woord van God en niet andersom!
Het is een Bijbels gegeven dat hoogtepunten in het geestelijk leven en dieptepunten nogal eens kort op elkaar liggen. Nadat Elia op de Karmel leiding had mogen geven aan de overwinning op de Baälpriesters, volgde een diepe depressie omdat hij er niet doorheen zag daar de wraak van Izebel hem boven het hoofd hing. Een ogenblik van grote geloofsdaden, geloofsmoed en geloofszekerheid werd afgewisseld met een periode van fundamentele geloofsstrijd en twijfel. Uurtjes van korte duurtjes. Zo genoten, en zo weer toegesloten. Dat was zielspraktijk voor Elia. Met dit voorbeeld hoop ik duidelijk te hebben gemaakt dat je dit soort dingen heel goed kunt illustreren met Bijbelse voorbeelden, veel beter dan met versimpelende, naar rijmelarij riekende oneliners, want zonder Bijbelse toelichting is het gevaar groot dat het eerder stokken worden om te slaan dan stokken (steunmiddelen) om te gaan! (overigens is dit laatste net zo goed een rijmelwijsheid ...).
Het gaat verkeerd als deze uitdrukkingen gebruikt worden om Gods werk verdacht te maken. Als bijvoorbeeld een kind van God zo vol is van de goedheid en genade van de Heere, dat hij of zij daar niet van kan zwijgen, en er dan gereageerd wordt: “Hoor eens, dat gaat zo maar niet; als het echt werk van God is wordt het bestreden. Het zijn maar uurtjes van korte duurtjes!” Dat is een totaal misplaatst gebruik van deze uitdrukking!
Als ik uw vraag goed begrijp maak u zich grote zorgen over het feit dat dergelijke uitdrukkingen een sta-in-de-weg zouden zijn voor Gods volk om vol overtuiging en zonder aarzeling te roemen van de hoop die in hen is. En zo zou er weinig van Gods volk uitgaan.
Ik denk dat u er in algemene zin gelijk in heeft dat Gods volk er meestal veel te karig van leeft. Vanwege onze zonde, vanwege onze ongehoorzaamheid komt er duisternis in ons leven daar waar er een lichtend licht en een zoutend zout behoorde te zijn. Het heeft zijn uitstraling op de mensen om ons heen als de Heere zich terug moet trekken. Dan komt er een ban in het leger! Dat is niet alleen iets wat gebeurde in het oude Israel, ook nu nog kan de situatie in de christelijke gemeente zo zijn, dat er weinig smaak en werving vanuit gaat. Zie bijvoorbeeld ook de waarschuwingen die de apostel gaf aan de zeven gemeenten in Klein Azie in het boek Openbaringen. Laten we daar niet te gering over denken en dat het toch onze voortdurend gebed zou zijn dat de Heere Zijn Kerk voortdurend verlevendigt: Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt (Jesaja 64:1). Voor iedereen die in beginsel de Heere heeft leren dienen: als we zo ver bij de Heere vandaan leven, moet ons dat tot schuld zijn en we moeten ons (opnieuw) voor Gods aangezicht verootmoedigen omdat we niet zijn, wie we behoren te zijn!
Ik herken uw vraag en ik deel uw zorg. Ik voel me ook wat ongemakkelijk als er vanaf de kansel zonder Bijbelse toelichting op een negatieve toon gesproken wordt over “het juichend Christendom.” Dat is toch wat Gods volk een eeuwigheid zal mogen doen? Juichen voor Gods troon omdat Hij het zo eeuwig waard is dat wij Zijn Naam met lofgejuich zullen prijzen?
Toch is er ook een keerzijde. Er is een vorm van juichend christendom waar Christus niet vanaf weet. Zulke mensen bedriegen zichzelf en anderen voor de eeuwigheid. En ook dat moeten we hoogst ernstig nemen. Jezus waarschuwt in de Bergrede: “Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!” (Matth. 7:21-23). En in uitleg van de gelijkenis van het zaad spreekt Hij van mensen die het Woord horen, en dat terstond met vreugde ontvangen, maar waarbij het geen wortel heeft geschoten, geen diepgang heeft, en bij verdrukking of vervolging worden ze aan datzelfde woord geërgerd (Matth. 13).
God gaat met zijn volk een weg van beproeving, loutering en kastijding. Dat schijnt als zodanig geen zaak van grote vreugde te zijn (Hebr. 12:11), maar de vrucht ervan is gerechtigheid en vrede met God. En lees ook eens mee in 1 Petrus 1:3-9: “Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. In welke gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; Denwelken gij niet gezien hebt, en nochtans liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; Verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der zielen.”
Het is in het Koninkrijk van God dat we moeten leren met twee woorden te spreken, zoals in Zefanja 3:12: “Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk (1); die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen (2).” De bevindelijke les die ik uit dit Schriftwoord leer is deze: Gods kinderen zullen aan de weet komen dat ze arm en ellendig zijn in zichzelf (1), maar ook zullen ze weten en leren om hun hoop en verwachting op de Heere te stellen, die ze nooit aan hun armoede en ellende zal laten verloren gaan (2). Zoals we dat ook in die Psalm 40:8 zingen: “Schoon ‘k arm ben en ellendig, denkt God aan mij bestendig.”
Als we niet leren om met deze twee woorden te spreken doen we onszelf tekort en God oneer aan! Laten we dat goed onderscheiden!
Er is een christendom wat wel in Jezus wil roemen, maar wat niet wil weten van de weerbarstigheid van de oude mens en het ongeloof. Een christendom, wat wel wil horen preken over het stuk van de verlossing en de dankbaarheid, maar wat moeite heeft met het stuk van de ellende, wat liever wegblijft van de belijdenis uit vraag 5 van de HC dat wij geneigd zijn God en onze naaste te haten (en die boezemzonde zijn wij na de bekering niet zo maar kwijt!). Een dergelijk roemen in Jezus is een ijdel roemen en daarmee zal men de eeuwigheid niet kunnen aandoen!
Er is ook een christendom wat meent dat de ware godzaligheid alleen kan worden afgemeten aan de mate van de zondekennis en de beleving van het gemis omdat we God kwijt zijn. Als we echt niet verder komen zullen we evenmin de eeuwigheid kunnen aandoen. Wij worden niet zalig door de diepte van onze zondekennis of ons gemis; slechts het bloed van onze Heere Jezus Christus (en dat alleen) reinigt ons van alle zonden!
Met twee woorden spreken, dus, want Hij moet wassen, en ik moet minder worden. Want uiteindelijk gaat het hierom: “Mijn God, ik zal U eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan!”
En die uurtjes van korte duurtjes, daar zet ik liever een woord uit de Bijbel boven: (Psalm 30:6) Want een ogenblik (= een uur van zeer korte duur) is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.
Als je dit schriftwoord goed leest, zul je merken dat het precies het omgekeerde is van wat er in die uitdrukking bedoeld wordt. Laten we toch niet gering denken van Gods goedertierenheid! Hij is niet karig met het uitdelen van vreugde, want Hij schenkt mild en overvloedig. Zijn toorn duurt maar even, maar Zijn goedertierenheid een leven lang, een eeuwigheidsleven zelfs! Hoe komt het dan dat Gods volk er vaak zo karig van leeft? Dat leren wij verder uit Psalm 81 waar ik net uit citeerde: “Maar mijn volk wou niet, naar mijn stem horen. Israel verliet Mij en mijn geboden. Het heeft zich andere goden tot haar lust verkoren.” Laten we er toch voor oppassen om de wangestalte van Gods volk te gaan verheffen tot norm voor het ware leven!
En die nood over die kerken vol met mensen die nog onbekeerd zijn? Ik hoop dat je die nood niet snel kwijt bent, dat het een “opgebonden” zaak voor je is die je voortdurend voor Gods aangezicht moet neerleggen. Weet dit: God brengt Zijn volk thuis. En er zal er niet één ontbreken. De Kerk? Dat is niet onze zaak, dat is Gods zaak. Dit is Zijn Kerk, dit is Zijn werk. En gij? Strijdt gij om in te gaan!
Tenslotte nog dit: Je schrijft deze vraag aan Refoweb omdat je geen eigen predikant hebt bij wie je met deze vragen terecht kunt. Bedenk dat ook in een gemeente met een eigen predikant het pastoraat niet alleen op de schouders van predikanten kan worden gelegd. Daarin hebben ook de ouderlingen een belangrijke taak. En nu krijg je nota bene via Refoweb een antwoord van een ouderling uit een kleine vacante gemeente in Eindhoven. Veel belangrijker dan de antwoorden op Refoweb acht ik het persoonlijke pastoraat in de plaatselijke gemeente. Wellicht is het goed om deze vraag (eventueel met mijn antwoord erbij gevoegd) nog eens voor te leggen aan een ouderling uit je eigen gemeente.
Gode bevolen!
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Inderdaad, een fijn antwoord!
Rom 8:37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons liefgehad heeft.
38 Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen,
39 Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
Het gaat niet om wat je beleeft of voelt, maar het gaat erom: Hebr. 11:6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.
https://www.youtube.com/playlist?list=PLB13qtv3iBtpAW8T9WGh4GX-BM4CUT8Mu