Slechte ervaring met mannen heeft gevolgen voor Godsbeeld
drs. W.H. Hoorn | 5 reacties | 21-02-2020| 14:08
Vraag
Ik zit al een tijdje in de knel met het feit dat God een man is. In mijn verleden ben ik regelmatig seksueel misbruikt geweest, waardoor ik anders naar God kijk, want Hij is ook een man. Ik weet dat ik die verhouding niet moet doortrekken. Ik vind het sowieso lastig om met mannen om te gaan, ik voel me al snel te veel en ongemakkelijk, waardoor ik bijna niks durf te zeggen. Mijn vraag is, heeft iemand tips om er beter mee om te kunnen gaan?
Vriendelijke groet, een vrouw.
Antwoord
Beste vragenstelster,
In uw vraag ligt de droevig makende zware psychische en geestelijke schade besloten die seksueel misbruik bij iemand kan aanrichten. Want het kan uit de formulering van uw vraag worden opgemaakt dat u er als mens zodanig door beschadigd en verbroken bent geraakt, dat deze verbrokenheid zich ook uitstrekt tot de alledaagse omgang met andere mensen; en dan in het bijzonder met mannen.
Gezien uw hoogst traumatische ervaringen kan het als niet minder dan vanzelfsprekend worden beschouwd dat u daarom nogal wat moeite hebt om onbevangen te kunnen omgaan met personen van het andere geslacht. En u bent daarin volkomen te verontschuldigen. Dit in flagrante tegenstelling tot degenen, die u dit hebben aangedaan.
U zegt zelf dat u wel weet, dat u uw traumatische en verbroken beeld van uw naasten van het andere geslacht niet naar de Heere God moet doortrekken. Nu is dat wel waar, maar voor iemand als u is dit veel makkelijker gezegd dan gedaan. Wat men u heeft aangedaan kan niet anders worden gezien dan als zonde. Zonde bederft niet alleen onze verhouding met de Heere, maar ook de verhouding met onze naasten. En de negatieve gevolgen van de zonde strekken zich niet alleen uit tot degenen die zonden begaan, maar ook tot hun naasten aan wie zij deze zonde hebben begaan en waaronder zij te lijden hebben gehad. Soms zelfs tot over de grenzen van de geslachten en generaties en van dood en graf heen. Zo worden wij er bij bepaald, dat deze wereld, en ons natuurlijke bestaan in deze wereld, verbroken is door de zonde, en daardoor dus ook in het boze ligt. En voor iemand als u geldt dit wel in het bijzonder.
Ik kan in dit antwoord eigenlijk niets anders voor u in uw toestand doen dan u op de Heere Jezus te wijzen. Wanneer er ooit Iemand was Die het recht heeft gehad om de vraag te stellen naar het “waarom!?” van het kwaad en de zonde in deze wereld en het lijden wat daar het gevolg van is, dan was het de Heere Jezus Christus. Want Hij heeft meer dan wie dan ook geleden onder de gevolgen van dit kwaad en van de zonde. En dat meer en dieper dan wij ons dit allemaal kunnen voorstellen; toen Hij bloed zwetend in de hof van Gethsemane over de grond kroop, en toen Hij, genageld aan het kruis, Zijn godverlatenheid uitschreeuwde. Opdat zij, die het nog door Goddelijke genade en ontferming gegeven mag zijn om in geloof met Hem verbonden te zijn, deze godverlatenheid nooit meer zouden ervaren in hun tijden van nood, beproeving en aanvechting. Hij, Die volstrekt schuldeloos en zondeloos was, heeft zo de gevolgen van alle zonde op Zich genomen. Hij, Die de letterlijke en volkomen Belichaming is geweest van Goddelijke heelheid, heeft Zich in onze plaats laten verbreken. Om zo de gevolgen van onze natuurlijke gebrokenheid door de zonde te dragen. Maar deze gevolgen daarmee ook volkomen op te heffen. Voor allen, die het nog gegeven mag zijn om gelovende het leven te hebben in Zijn Naam. En wanneer ons onrecht en leed is aangedaan kunnen en mogen wij in geloof op de Heere Jezus zien. Want aan Hem is het grootste onrecht en het diepste leed ooit aangedaan. Om onrechtvaardigen en onreinen, die wij in onszelf allemaal zijn, de gerechtigheid en de reinheid aan te brengen, wanneer wij nog in geloof, hoop en liefde met Hem verbonden mogen zijn.
In deze geloofsverbondenheid, met de gekruisigde, gestorven, maar ook van de dood opgestane, Heere Jezus Christus, en in de volstrekt onbaatzuchtige en onvoorwaardelijke liefde die Hij hiermee aan ons heeft willen bewijzen, kan het ons ook gegeven zijn om in het aangezicht van onze naasten Zijn aangezicht te mogen zien. Dat gaat alle scheidslijnen, die de boze door de zonde tussen ons als mensen -inclusief die tussen vrouwen en mannen- heeft aangebracht te boven. Want er is geen zonde zo diep en geen onreinheid zo smerig, dat deze niet door Hem verzoend zou kunnen worden.
In onszelf, en ook vanuit wat ons in het verleden door andere mensen in zonden is aangedaan, kunnen wij de gevolgen van de zonde nooit te boven komen. Voor tijd en eeuwigheid beide nog niet. Maar bij Hem is genezing van uw gebrokenheid en de volkomen overwinning op alle gevolgen van zonde, dood en duisternis te vinden. “Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!” (Johannes 1:26). Zie op Hem. Zie op Christus.
En ik spreek hier dan tenslotte van harte de hoop uit dat u in Zijn heelheid de genezing van uw gebrokenheid zult kunnen vinden. Opdat u Hem zult mogen kennen, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap met Zijn lijden. En u zo nog enigszins zult mogen komen tot de wederopstanding uit de doden (Filippenzen 3:10-11).
Ik realiseer mij volkomen in dit antwoord nogal ‘zwaar geschut’ te hebben gebruikt. Maar wat men u heeft aangedaan vraagt daar mijns inziens ook wel om.
Veel sterkte, kracht, maar vooral de geloofsnabijheid met de Heere Jezus, toegewenst.
Drs. W. H. Hoorn
Dit artikel is beantwoord door
drs. W.H. Hoorn
- Geboortedatum:30-01-1959
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Dedemsvaart
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Niet beroepbare kandidaat
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik hoop dat je ook een broeder of zuster zult vinden om te bidden, je kunt het ook zelf aan de Heere vertellen, toch is het fijn om iemand naast je te hebben.
Jak. 1:5 En indien iemand van u wijsheid (vertrouwen) ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.
Er wordt natuurlijk wel over Vader gesproken en Jezus kwam in de gedaante als een man. Maar God is God drieënig en is geen mens. In Jesaja komen ook wel teksten voor waarin gesproken wordt over God's moederlijke eigenschappen ( Jesaja 66 vers 13: Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik hem troosten)