Vergelding of vergeving
Ds. P.D.J. Buijs | Geen reacties | 02-12-2019| 08:01
Vraag
Ik ben de hele Bijbel aan het doorlezen en probeer daarbij de teksten goed te begrijpen en te bestuderen. Op dit moment ben ik in 2 Timotheüs aan het lezen, hoofdstuk 4 en kom daar de verzen 14 en 16 tegen waarin Paulus schrijft (HSV): “...Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken.” En vers 16: “Moge het hun niet toegerekend worden.” Op mij komt dit verwarrend over.
Naar aanleiding van wat er in de kanttekeningen staat, maak ik op dat er in vers 16 sprake is van vergeving. Echter wordt er bij vers 14 niets daarover gezegd en komt het op mij juist wat wraakzuchtig over in deze context. De Alexander waar het in vers 14 over gaat “heeft veel kwaad gedaan.” Kunt u iets meer vertellen over het verschil in deze uitspraken van Paulus? En misschien over wat dat voor mij, voor ons concreet kan betekenen vandaag de dag?
Antwoord
Beste lezer,
De context waarin over deze Alexander gesproken wordt is de rechtszaak van Paulus in Rome. We krijgen de indruk dat Alexander daarin een kwalijke rol heeft gespeeld. Het zou kunnen zijn dat het hier om dezelfde Alexander gaat als in 1 Timotheüs 1:19b en 20. Maar helemaal zeker is dat niet; mensen kunnen immers dezelfde naam dragen zonder dezelfde persoon te zijn. Wat in elk geval wel voor de hand ligt is, om hier te denken aan dezelfde Alexander als die genoemd wordt in Handelingen 19:33 en 34. Hij wordt daar ingezet als pion van de Joden die het op Paulus voorzien hebben.
Hoe dan ook, Alexander de kopersmid heeft Paulus veel kwaad aangedaan en daarmee de zaak van het Evangelie gedwarsboomd. Dat blijkt ook uit de waarschuwing die Paulus over hem afgeeft richting Timotheüs: “Wees ook zelf voor hem op uw hoede, want hij is krachtig tegen onze woorden ingegaan.” En wat doet de apostel dan? Hij legt het oordeel over Alexanders leven in Gods handen: “Moge de Heere hem vergelden naar zijn werken.” Misschien moet het zelfs sterker vertaald worden: de Heere zal het hem vergelden. Dat een christen zo het oordeel over de vijanden in Gods handen legt, is gebaseerd op onder andere Romeinen 12:19 en 1 Petrus 2:23. Dan is er geen sprake van persoonlijke wraakzucht, maar het recht en de wraak in de handen van de Heere geven, Die het voor Zijn volk zal opnemen.
In vers 16 gaat het om iets anders. Paulus heeft in Rome een vooronderzoek over zijn zaak meegemaakt. Daarbij was helaas niemand van zijn medewerkers in het Evangelie aanwezig om hem bij te staan. Dat was dus echt een eenzaam avontuur. De apostel spreekt daarover zijn teleurstelling uit. Waren zijn broeders misschien toch te bang voor hun eigen hachje? Wat kunnen mensen, zelfs broeders, tegenvallen. Dat ze er niet zijn op het moment dat je ze zo hard nodig hebt. Maar: het blijven broeders. En daarom deze zo veel mildere uitspraak vergeleken met vers 14: “Moge het hun niet toegerekend worden.”
Een hardnekkige vijand die de zaak van het Evangelie schade doet, geef je over aan Gods rechtvaardig oordeel. Maar een broeder die steken heeft laten vallen, vergeef je. Daarmee meen ik ook iets gezegd te hebben over de vraag hoe wij in dergelijke situaties vandaag hebben te handelen. En als het gaat om de ander vergeven: dat zal alleen kunnen als we zelf door het geloof leven van de verwondering over Gods vergeving aan mij, de zondaar. Om Jezus’ wil alleen.
Met een hartelijke groet,
Ds. P. D. J. Buijs
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P.D.J. Buijs
- Geboortedatum:02-11-1961
- Kerkelijke gezindte:Christelijk Gereformeerd
- Woon/standplaats:Nunspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: