Rekenschap geven in het gericht
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok | Geen reacties | 18-05-2003| 00:00
Vraag
Moeten wij van al onze daden rekenschap geven in het gericht? Op verschillende bijbelplaatsen staat duidelijk van wel: Prediker 12:14, Mattheus 12:36, 1 Korinthe 4:5 en 2 Korinthe 5:10. Maar in Hebreen 8:12 en 10:17 lees ik dat de Heere de zonden van de gelovigen geenszins meer zal gedenken. Betekent dit dat de Heere niet meer zal terugkomen op de zonden van gelovigen? Kunt u mij hierover uitleg geven?
Antwoord
1. Vanuit de gegevens van de Schrift is duidelijk dat Gods gericht alle mensen betreft. Paulus schrijft in 2 Kor. 5: 10: "Want wij moeten allen (!) geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus". Ook Openbaring 20:11v is daar duidelijk over. Art. 37 van onze NGB zegt dan ook: "En alsdan zullen persoonlijk voor deze grote Rechter verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen die van het begin der wereld af tot het einde toe geweest zijn".
2. De vraag is: komt de Heere in dat gericht ook weer terug op de zonden die de gelovigen in hun leven hebben gedaan, zowel voor als na hun bekering? Terecht wijst de vraagsteller op Schriftpassages als Hebr. 8:12 en 10:12. Daar staat dat de Heere de zonden van Zijn kinderen geenszins meer zal gedenken. Vergeven is vergeven. Weggedaan is weggedaan. Het is een van de zonden van ons mensen dat wat vergeven is, later menigmaal weer opgehaald en opgerakeld. Bij de Heere is dat niet zo. Voor de gelovigen zal het laatste gericht dan ook geen veroordelend gericht zijn, maar een vrijsprekend gericht. Een gericht waarin voor aller oog duidelijk zal worden dat ze waarachtig de Heere Jezus toebehoren en dat ze in Hem werkelijk heilig en rechtvaardig voor God zijn. Dat hun zonden van hen zijn afgenomen en door Christus gedragen en weggedragen zijn en dat zij uit Zijn hand hebben ontvangen: gerechtigheid, heiligheid, wijsheid, kortom: heel Zijn bruidsschat. Dat God in Zijn oneindige genade Christus' werk op hun naam heeft gezet en hun heeft toegerekend. Christus zegt: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: die Mijn woord hoort en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven"(Joh. 5:24). En voor "verdoemenis" staat dan in de grondtaal een woord dat we ook met "oordeel" zouden kunnen vertalen.
3. Toch betekent dat niet dat de gelovigen niet met het laatste oordeel behoeven te rekenen. Nee, het behoort voor hen reden temeer te zijn om te staan naar waarachtige levensverbondenheid met Christus. Naar waarheid in het binnenste en naar een heilige wandel. Zoals een bruid heen leeft naar haar trouwdag en zich daarop voorbereidt, zo als het goed is ook de Bruidskerk van Christus. Zijn ook wij bereid? En zien ook wij uit naar die dag, omdat we in Christus ons leven hebben gevonden? Of moeten wij vrezen met grote vrees? Paulus belijdt: "Eén ding doe ik, vergetende hetgeen achter is en mij strekkende naar hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot de prijs der roeping Gods die van boven is in Christus Jezus" (Filip. 3:14).
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok
- Geboortedatum:16-12-1955
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Waarder/Driebruggen
- Status:Inactief