Het niet ergeren van andere mensen
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok | Geen reacties | 01-10-2001| 00:00
Vraag
In hoeverre moeten we ons houden aan "het niet ergeren" van andere mensen. Sommige mensen ergeren zich zo snel, dat men bijna alles fout doet. En wat houdt dat nu eigenlijk precies in, dat "niet ergeren"? En dat t.o.v. de christelijke vrijheid? Zie ook 1 Korinthe 8:13 en Romeinen 14:5.
Antwoord
Bij de beantwoording van deze vraag is het allereerst van belang dat we helder hebben, wat de Bijbel bedoelt als zij spreekt over het 'ergeren' van een ander. Het Griekse woord voor 'ergernis' is "skandalon" (ons woord "schandaal" stamt daarvan af). Je moet daarbij denken aan een val. Letterlijk duidt het woord "skandalon" het voorwerp in de val aan, waaraan het lokaas zit en dat de val doet dichtspringen. Figuurlijk gesproken zijn "ergernissen" dus al die dingen waardoor de gelovigen ten val kunnen worden gebracht. Bijv. Math. 5:29: "Indien uw rechteroog u ergert, trekt het uit en werpt het van u, want het is u nut dat een van uw leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde." Maar ook Math. 18:6: "Maar zo wie een van deze kleinen die in Mij geloven ergert, het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.
Ten tweede. Als je deze teksten op je laat inwerken, dan moge duidelijk zijn: we moeten er alles aan doe om een ander niet te "ergeren", dat is: we moeten hem of haar geen aanstoot geven, zodat hij of zij ten val komt en verlokt wordt tot verkeerd gedrag, tot verkeerde uitspraken of tot verkeerde gedachten. In plaats van voor een ander tot een strik, tot een aanstoot te zijn, zodat hij verkeerde dingen gaat zeggen, denken of doen, moeten we de ander juist pogen tot zegen en tot nut te zijn.
Dat is de grondlijn die we bij de beantwoording van deze vraag goed moeten vasthouden. Als de Bijbel ons waarschuwt om een ander niet te ergeren, ligt daar dus positief de opdracht achter om voor de ander niet tot een val maar tot een zegen te zijn. In Rom. 14 beklemtoont Paulus dat een ieder persoonlijk voor God rekenschap zal moeten geven. Daarom moeten we elkaar niet oordelen, maar wel erop toezien dat we elkaar geen aanstoot geven: "Laat ons dan elkander niet meer oordelen, maar oordeelt dit liever namelijk dat gij de broeder geen aanstoot of ergernis geeft" (Rom. 14:5).
Ten derde. In datzelfde hoofdstuk uit de Romeinenbrief schrijft Paulus ook over de christelijke vrijheid. Er zijn nu eenmaal dingen waar men verschillend over kan denken en waar geen uitdrukkelijk gebod van God in voorhanden is. Op dit punt moeten we elkaar de maat niet nemen, maar verdraagzaam zijn. Betekent dit dat een christen op grond van zijn "christelijke vrijheid" zich alles kan veroorloven? Nee, toch niet. Hij moet ook rekenen met wat zijn gedrag uitwerkt bij de ander. Sticht het de ander? Gaat er aantrekkingskracht vanuit naar de ander? Zodat ook deze tot Christus gelokt wordt en gedrongen wordt om Christus te eren?
Weer Paulus: "Ik weet en ben verzekerd in de Heere Jezus dat geen ding onrein is in zichzelf; dan die acht iets onrein te zijn, die is het onrein. Maar indien uw broeder om der spijzen wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar de liefde." Het gaat dan om de vraag of een christen ook 'onrein vlees' mag eten. Paulus is vast overtuigd van wel, maar hij zou van die vrijheid absoluut geen gebruik willen maken als hij door dat te doen een ander in de weg zou staan om tot Christus te komen. Met het oog op diezelfde kwestie schrijft Paulus in 1 Korinthe 8:13: "Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten." Kortom, de christelijke vrijheid wordt niet alleen begrensd door het uitdrukkelijke gebod van God, maar ook door de liefde.
Ja, zeg je, alles goed en wel maar sommigen ergeren zich zo snel dat men bijna alles fout doet, dus: waar ligt de grens? Je weet als je een driftkop prikkelt, dat hij binnen de kortste keren door het lint gaat, dus: je moet hem niet onnodig prikkelen. Daar zijn we het allemaal over eens en dat is voor een ieder duidelijk. Maar weer: sommigen 'ergeren' zich aan alles, hoe daarmee om te gaan? Dat is heel moeilijk aan te geven. Laat ik het zo zeggen: als je dingen doet die je nadrukkelijk op grond van de Schrift kunt staven, hoef je die niet na te laten. Immers, hoewel de Farizeeën er zich verschrikkelijk aan 'ergerden', genas de Heere Jezus toch op de sabbat en bleef Hij dat doen. Waarom? Omdat Hij op grond van de Bijbel kon aantonen dat daar niets mis mee was.
Laat dat ook voor ons de maatstaf zijn. Zorg ervoor dat je gedrag, de keuzes die je maakt gedragen wordt door de Schrift. Als mensen dan zeggen dat ze daar een 'aanstoot' aan nemen, kun je ze duidelijk maken: er is niets mis mee, kijk maar hier staat het. Ook in deze kwestie is het allerbelangrijkste: wat zou de Heere Jezus in dit alles doen en kan Gods goedkeuring op mijn gedrag rusten? Als dat zo is, dan is het tot Zijn eer, tot zegen voor jezelf, maar ook tot nut van de naaste. Laten we maar veel bidden: "Laat u mijn tong en mond/ en 's harten diepsten grond/ toch welbehaag'lijk wezen" (Ps. 19:7 ber.).
Mag ik je ten slotte nog een prachtig boekje aanraden. Het is van Maarten Luther en heet: "De Vrijheid van een Christenmens."
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok
- Geboortedatum:16-12-1955
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Waarder/Driebruggen
- Status:Inactief