God dienen voor je bekering
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok | Geen reacties | 27-07-2002| 00:00
Vraag
In Handelingen 16:14 staat dat Lydia God diende. Later in dit vers staat dat God haar hart opende voor Paulus woorden. Kun je voor je bekering God dienen?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Het antwoord op de vraag: "Kun je voor je bekering God dienen" moet kort en bondig "nee" luiden. Ook al zijn we gedoopt, ook al zijn we kerkelijk en lopen we krachtens opvoeding en geweten en het gezag dat Gods Woord bij ons heeft keurig in het spoor en al zijn we misschien druk met heel veel kerkewerk, toch is dit niet het "dienen" waartoe God ons roept. Want het gaat Hem allereerst om ons hart. Dat ons hart voor Hem is ingewonnen en dat Hij door ons niet slechts uit plicht, maar uit liefde en van harte wordt gezocht en gediend. Dat is vanuit de levende geloofsverbondenheid met de Heere Jezus Christus, want alleen in en door Hem kan ons dienen van God Hem aangenaam zijn.
Wat is daarom in de allereerste plaats nodig: wedergeboorte! De vernieuwing van ons hart door de Heilige Geest. Dat ons eigen "ik" verbroken wordt en dat ons hart wordt ingewonnen voor de Heere Jezus Christus. Of om nog een ander bijbels beeld te gebruiken: dat de rank van ons leven wordt geënt in de Wijnstok Christus. Want alleen de rank die de Wijnstok is, draagt vrucht (Joh. 15).
Art. 24 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt het zo: "Zonder het oprechte geloof zullen wij nimmermeer iets doen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot onszelf of uit vrees van verdoemd te worden. Luther sprak in dit verband altijd over een slaafse"gehoorzaamheid. Zoals in vroeger dagen een slaaf zijn meester doorgaans alleen diende, omdat dat nu eenmaal moest en omdat hem bij ongehoorzaamheid straf wachtte, zo zijn er helaas ook op het erf van de kerk velen die de Heere slechts slaafs dienen. Niet van harte, niet uit liefde, maar alleen omdat het moet.
Denk aan het verschil tussen Kaïn en Abel. Allebei stonden ze bij het altaar. Allebei riepen ze de HEERE aan. Allebei offerden ze. Alleen, bij Kaïn ontbrak het geloof! D.w.z.: het hart, de liefde, de toewijding. En dan zegt de HEERE: "Nee!" Terwijl van Abel getuigd mag worden: "Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn' (Hebr. 11:4).
Als die uiterlijke gehoorzaamheid niet het echte dienen van de HEERE is, moeten we er dan maar mee stoppen? Nee, geenszins. Maar we dienen wel te beseffen wat ons ontbreekt en daarom te meer de HEERE te bidden om de vernieuwing van ons hart. Ons gemis moet ons dus niet weghouden bij Hem, maar juist temeer uitdrijven naar Hem. Opdat ook ons hart vernieuwd zal worden. Opdat ook onze levensrank Christus zal zijn ingeënt en het ook bij ons waarheid zal zijn: "Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid."
Dan nog iets over Lydia. Werd zij pas "bekeerd" toen de Heere haar hart opende en was haar "dienen" voor die tijd slechts een uiterlijke aangelegenheid? Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. De aanduiding: "Welke God diende" betekent dat Lydia oorspronkelijk een heidense vrouw was, maar als proseliet het Joodse geloof had aanvaard. Haar situatie is precies dezelfde als die van Cornelius, van wie gezegd wordt dat hij was "godzalig en vrezende God met geheel zijn huis." (Hand. 10:2). Wij vinden daar voor "godzalig" hetzelfde grondwoord als hier. En dat grondwoord duidt een bepaalde gezindheid van het hart aan. De Kanttekeningen getuigen met het oog op Cornelius dan ook: "Zo was hij dan alreeds gelovig en wedergeboren, hebbende rechte kennis van de ware God van Israël en van de Messias Die de Joden verwachtten, zonder welke deze deugden in niemand kunnen zijn!"
Je zou Lydia misschien het beste kunnen typeren als een zoekende ziel. Er was in haar hart reeds een diep ontzag voor Israëls God en zij had ongetwijfeld weet van de beloofde Verlosser naar Wie ook zij uitzag. Maar dat nam niet weg dat er toch een bijzondere werking van de Geest nodig was om haar tot het geloof te brengen dat de Verlosser op Wie zij hoopte in Jezus verschenen was. De les is deze: niet alles wordt op één dag geleerd. En: zowel als het gaat om het begin van het geloof als om de voortgang en opwas ervan blijft de Heilige Geest onmisbaar en is het Woord het middel. Laat het daarom ons blijvende gebed zijn: "HEER' ai, maak mij Uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend!"
Ds. L. W. Ch. Ruijgrok
Dit artikel is beantwoord door
Ds. L.W.Ch. Ruijgrok
- Geboortedatum:16-12-1955
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Waarder/Driebruggen
- Status:Inactief