Ellende, verlossing en dankbaarheid
J.W.N. van Dooijeweert | Geen reacties | 11-02-2019| 16:00
Vraag
Een vraag voor evangelist Van Dooijeweert. Een vraag waarmee ik al zo vaak ben vastgelopen. Misschien ligt deze vraag teveel op het theologische vlak. Ik heb geen theologie gestudeerd. Nu dacht ik dat u deze vraag ook in Peru moet oplossen als u daar de predikanten les geeft. De meesten van hen hebben toch ook geen theologiestudie gedaan. Daarom wil ik graag van u een antwoord horen.
Hoe zit dat nu precies met ellende, verlossing en dankbaarheid? Kunt u het een beetje verduidelijken? Is dat de weg om bekeerd te worden? Ik vraag het even een beetje vreemd: moet je al die punten beleven en kun je dan pas zeggen dat je een kind van God bent? Moet ik eerst ellende voelen en dan pas naar de Heere Jezus roepen? En als Hij mij bekeert, voel ik me dan toch nog ellendig of nooit meer? Moet zo je weg gegaan zijn om de Heiland te leren kennen?
Het lijkt voor mij vaak zo’n voorgeschreven regeltje van de dogmatiek of de theologie. Iets wat je uit je hoofd moet leren. Ook in de preek wordt het verschillend uitgelegd. Kunt u mij helpen met deze vraag?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vraagsteller, met alle respect voor je vraag heb ik toch even moeten glimlachen. Het is een soort ‘oervraag’ voor mensen in de reformatorische kerken. Hij is al honderden, ja misschien wel duizenden keren gesteld. En hij zal gesteld blijven worden zolang de Heidelbergse Catechismus zal bestaan en mensen op allerlei manieren proberen deze heerlijke waarheid tot een kille wet te maken. Een wet die je de keel dichtsnoert... Het is inderdaad zo dat bij veel mensen de gedachte leeft: “Als je met deze vraag niet geworsteld hebt, dan ben je nog niet ver gevorderd op de levensweg. Het moet zo gaan.”
Als ik een zo kort mogelijk antwoord moet geven op jouw vraag, op de manier waarop jij hem stelt, dan zeg ik: “NEE, dat moet niet”! Met uitroepteken! Het is geen voorschrift. Het is geen wet. Het is geen voorwaarde. Zalig worden kent geen voorwaarden. Het is alleen genade. Hele, pure genade. Als een mensenkind een kind van God wordt dat komt alleen omdat God Zijn genade schenkt. Het is louter en alleen Gods barmhartigheid! Daar mogen we nooit van afwijken. Maar we mogen er ook nooit enige voorwaarde aan verbinden. Ook geen regels in voorschrijven.
De weg naar Jezus Christus is in het leven van ieder mens een heel persoonlijk zaak. Voorbeelden: Paulus hoort een stem uit de hemel. Jaren later roept hij uit: “ Het goede dat wil, doe ik niet en het kwade dat ik niet wil, doe ik. Ik ellendig mens, wie verlost mij van dit lichaam des doods? Ik dank God: Door Jezus Christus.” Een jubel! Hij doet het. Niets anders, alleen de Heere Jezus is zijn hoop en vrede. Timotheüs kende de Heere van kind af aan. Samuel werd als kind in het huis van God gebracht en diende de Heere. De moordenaar aan het kruis had misschien wel de meest bijzondere weg. Maar hij werd behouden.
Wat mij persoonlijk het meest verbaasd is dat er altijd over dit punt gestreden moet worden. Waarom? Om je zin te hebben? Om een ander een niet te dragen last op te leggen? Zo staat het in ieder geval niet in de Heidelbergse Catechismus.
Ik wil er ook best even op in gaan, maar dan niet als strijdpunt. Ik heb het in Peru aan de broeders uitgelegd in de sfeer van een onthulling over het leven van een kind van God. Zo beleef ik het zelf ook. En ik denk dat de opstellers van de Heidelberger het ook zo hebben bedoeld. Waar is deze vraag mee verbonden? Aan gekoppeld als het ware? Aan die wonderschone belijdenis in vraag 1:
Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Antwoord: Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven niet van mij zelf ben, maar het eigendom van mijn getrouwen Zaligmaker JEZUS CHRISTUS, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft en mij zo bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat alle dingen tot mijn zaligheid dienen moeten, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en mij van harte gewillig en bereid maakt voortaan voor Hem te leven” (kleine aanpassing van de woorden).
Dit is een juichende jubeltoon. Een hartenschreeuw vol van vreugde en blijdschap. Een verloren liggend mensenkind dat zijn redding vond in Christus! Het is een juichtoon vol kracht om te kunnen leven in alle stormen van het leven. Maar ook om te kunnen sterven en de Heere in zal Zijn heerlijkheid te kunnen ontmoeten. Dit moeten we niet veranderen in een zielig klagend geluid. Het moet blijven staan in al zijn heerlijkheid: Ik ben van Christus. Hij kocht mij. Hij zorgt voor mij. Hij neemt mij op in Zijn heerlijkheid. Voor Hem wil ik leven. Hem wil ik groot maken, loven en prijzen. Halleluja. Loof de Heere!
Als we deze jubel lezen kan er een vraag rijzen in ons hart: Hoe is zo’n leven. Is dat altijd zonneschijn. Kent dat leven alleen hoogtepunten? “NEE!”, zegt het antwoord van vraag 2. Dat leven heeft zijn hoogte- en dieptepunten. Het kent zijn strijd en twijfel. Het kent de aanvallen van buiten af maar ook van binnen uit. Dit leven kent zijn hoogtepunten als de Heere zo heel dicht bij is. Maar het kent ook zijn dieptepunten als ik weer opnieuw in de zonde val. Hier mogen we de kreet van Paulus helder onder ogen zien: Romeinen 7:18-25:” Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Indien ik datgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont. Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar de inwendige mens; Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet van mijn gemoed, en mij gevangen neemt onder de wet van de zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.”
Dat juichend leven van vraag 1 kent zijn ups en downs maar al te goed. Het kent de uren en dagen van leven op de toppen van de blijdschap, maar ook de uren of dagen van leven in diepe dalen van afdwaling en verleiding en vallen in de zonden. Vallen in de zonden en niet leven in de zonden.
Als dan die blijdschap weer gesmaakt mag worden, dan kan die juichtoon weer zo heerlijk klinken: Ik ben van Hem, van de Heere Jezus en Hij van mij. Het leven achter de Heiland aan is een leven van vallen en opstaan... Nee, van vallen en opgeraapt worden! Opgeraapt door de Goede Herder, Die Zijn leven gezet heeft voor Zijn schapen. Als we dit voor ogen houden dan is er elke dag alleen reden om te juichen.
Helaas is er heel veel onbegrip over deze ‘drie stukken’. Er zijn mensen die gaan zelfs zo ver dat ze smalend spreken over “die drie stukken”. Zij hebben de waarde niet begrepen of gezien. Er zijn anderen die willen te pas en te onpas de nadruk leggen op de drie stukken, alsof het een Bijbeltekst betreft. Ze slaan er jong en oud mee om de oren. Net alsof er in de Bijbel staat dat je eerst je ellende heel diep moet leren kennen en dan naar de Heere Jezus mag gaan. En de dankbaarheid komt na dit leven. Zo is het geloof van de Bijbel niet. De Bijbel benadrukt dat er voor een zondaar redding is. Bij Jezus Christus, de Heiland voor de wereld.
De drie stukken zijn niets anders dan de dagelijkse ervaring van alle oprechte kinderen van God. Zij ervaren elke dag dat ze van zichzelf niet beter zijn dan andere mensen, zondaren. Zij richten elke dag hun ogen op de Heere Jezus en grijpen zich aan Hem vast tot hun redding. Maar zij danken ook elke dag de Heere dat Hij naar hen heeft omgezien. Dat Hij Zijn heil aan hen schenkt. Als we deze drie stukken gaan gebruiken als voorwaarde om bekeerd te worden zijn we mis. We moeten ze de waarde geven die ze hebben. Ervaringsstukken. Ervaringsmomenten misschien wel.
De vraag van de Catechismus is ook niet: “Wat moet je allemaal beleven om de troost van vraag 1 te verwerven, te kunnen krijgen?” De vraag is: “Wat is er nodig om in die troost te leven.” Kortom: de drie stukken zijn geen weg, maar de drie stukken zijn een ervaring. En dat is voor iedereen anders.
Zoek de Heere en leef, leef met Zijn Woord!
Evangelist Jan van Dooijeweert
Dit artikel is beantwoord door
J.W.N. van Dooijeweert
- Geboortedatum:23-01-1938
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Waddinxveen
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: