Kapster zijn uit den boze
Ds. C. Budding | Geen reacties | 10-07-2018| 15:07
Vraag
Anderhalf jaar geleden moest ik keuze maken tussen de kerk en mijn beroep. Ik wou belijdenis doen, alleen mocht ik dat niet als ik kapster bleef. Er werd gezegd “hoe zo’n meisje nu voor in kerk kon staan” (om belijdenis te doen). De ouderling had nog nooit “zo’n meisje in huis gehad die er zo uit ziet.” Na diverse gesprekken hebben we gezamenlijk besloten dat ik van belijdeniscatechisatie af zou gaan, zodat ik over mijn keuze kon nadenken. Alleen hadden we al een trouwdatum staan. Trouwen in de kerk mocht vervolgens ook niet meer omdat mijn vriend en ik niet op belijdeniscatechisatie zaten. We hebben ons maar bij een ander kerkverband aangesloten en daar zijn we ook getrouwd.
Daar hebben we het goed samen, alleen heb ik deze zaak nooit los kunnen laten. Als er Heilig Avondmaal wordt gehouden hoor ik steeds: “Hoe kan zo’n meisje...” Ook vind ik het heel moeilijk dat wij nooit iets van onze dominee hebben gehoord, terwijl wij bij hem op belijdeniscatechisatie hebben gezetten een aantal maanden. Alsof wij geen zielen hebben voor de eeuwigheid. Wij hebben het gevoel dat ‘onze’ kerk dat niet belangrijk vond. Ik ben heel vaak van plan geweest om een brief te sturen naar deze dominee omdat ik het gevoel heb dat hij niet snapt hoe erg het is dat er 51 jongeren belijdenis gingen doen en één was er niet goed genoeg.
En de belangrijkste vraag voor mij is wel: is kapster zijn uit den boze? Moet ik stoppen met mijn beroep om bekeerd te kunnen worden? Ik hoop dat iemand me duidelijkheid kan geven.
Antwoord
Beste vragenstelster,
Eén van je laatste zinnen uit je vraag blijft bij mij hangen: “...dat er 51 jongeren belijdenis gingen doen en één was er niet goed genoeg.” Wat is het pijnlijk om deze gedachte met je mee te dragen. Ik wil een poging doen om je vraag te beantwoorden. Hierbij probeer ik eerst je vraag wat helder te krijgen, daarna zal ik proberen een antwoord te formuleren.
Als ik je vraag goed lees, dan ben je in de eerste plaats niet afgewezen vanwege je beroep, maar vanwege je uiterlijk. Je werd (ver-, be-) oordeeld vanwege je uiterlijk, waarin ik een verband leg met je beroep. Hierover zijn ook verschillende gesprekken gevoerd. Ik neem aan dat de betreffende ouderling of predikant hierin uitgelegd heeft waarom hij jou/jullie afwees. Wat is het pijnlijk om dan te horen dat dit tot een definitieve breuk geleid heeft.
Vervolgens geef je aan dat jullie je aangesloten hebben bij een ander kerkverband, waarbij ik tussen de regels door lees dat er geen gesprekken gevoerd zijn die te maken hadden met je uiterlijk of je beroep. En toch blijft de twijfel knagen... ben ik wel goed genoeg?
Ik wil een poging wagen om je vraag te beantwoorden. Dit betreft allereerst je uiterlijk. Dit is een aangelegen punt. Hierbij kunnen Bijbelteksten worden aangehaald, waarbij het maar de vraag is of we deze zo maar één op één mogen toepassen op onze specifieke situatie. Maar toch zou ik je eerlijk de vraag willen stellen: Kun jij je eerlijk voor de Heere verantwoorden in de manier waarop jij je haar draagt, kleedt enz. met een open Bijbel? Hierin is het van groot belang dat jij in je geweten overtuigd bent dat God hieraan zijn goedkeuring zou willen verlenen. Hier gaat het er niet om wat een bepaalde ouderling of dominee ervan vindt, maar hier sta je zelf verantwoordelijk voor de levende God die gehoorzaamheid van ons vraagt naar Zijn gebod. Voor wat betreft kleding en haardracht geeft de Bijbel wel richtlijnen, maar we lezen geen bindend advies, temeer omdat ook onze westerse kleding en haardracht altijd aan verandering onderhevig is geweest en zeker ook totaal anders is dan in de tijd van de Bijbel. Daarom zul je voor God en je geweten hierin moeten handelen.
Daarbij is er de kritiek op je beroep. Naar mijn bescheiden mening is elk eerbaar beroep een goddelijk beroep, waarop het beroep van kapster geen uitzondering is. En zoals bij elk beroep afwegingen gemaakt moeten worden of dit op Bijbelse grond verantwoord is, zul jij dat in je eigen beroep ook moeten doen. Dus: op je vraag: “moet ik stoppen met mijn beroep om bekeerd te kunnen worden?” is niet zo makkelijk antwoord te geven. Mag ik het zo zeggen: Als het je bekering in de weg staat, dan zeg ik: JA!. Maar als jij ervan uit je geweten bij een geopende Bijbel ervan overtuigd bent dat je in staat bent om met je beroep ook de Heere te dienen, dan zou ik zeggen: Nee.
Ik hoop dat je me begrijpt. Want ik voel de pijn met je mee, als je zegt: “Alsof wij geen zielen voor de eeuwigheid hebben.” Het is niet aan mij om te oordelen over het handelen van betreffende predikant of ouderling, maar één ding is zeker: jullie hebben een ziel voor de eeuwigheid en het is Gods geopenbaarde wil dat jullie tot Hem komen en Hem dienen met héél je hart en leven! Daarbij mag niets in de weg staan, want deze is te kostbaar.
Toch haakt het, “51 jongeren deden belijdenis en ik was niet goed genoeg.” Ik moest hierbij denken aan die vrouw die op klaarlichte dag kwam op water te putten. Ze kwam op een ongebruikelijk tijdstip om niet de afkeurende blikken te zien van al die andere vrouwen die netjes naar de wet leefden. Maar wie vond ze daar? De Heere Jezus zelf! Hij zocht haar op! Hij benoemde haar zonden en tekortkomingen, maar later mocht deze vrouw het belijden: “Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Hij niet de Christus zijn?”(Joh. 4:29).
Ik hoop dat je zo mag ervaren dat deze Heere Jezus jou opzoekt, samen met je man. Dan zit je wellicht in de kerk en voel je jezelf onwaardig om tot Hem te komen. Maar wat is het dan een wonder dat de Bijbel vol staat met voorbeelden van mensen die met de nek werden aangekeken maar door Hem werden opgezocht. Wil je nog een voorbeeld? Ik denk aan een Zacheüs. Daar zouden we hetzelfde van kunnen zeggen: “Hoe kan een Zacheüs...” En wat zegt Jezus? “Heden is in dit huis zaligheid ten deel gevallen, omdat ook deze een Zoon van Abraham is. Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is” (Luk. 19: 9,10).
Zoek daarom de Heere met heel je hart, en kniel samen met je man voor de Heere neer en leg al jouw onmogelijkheden en tekortkomingen maar aan zijn voeten. Dan zal Hij het ook jullie laten weten dat er bij Hem vergeving is van al je zonden. Dan zijn sommige vragen ineens niet moeilijk meer. Dan kun je alleen nog maar vragen: Heere, wat wilt u dat ik doen zal?
C. Budding
Deze vraag werd ook besproken in het programma 'Pastorie online':
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Budding
- Geboortedatum:20-04-1973
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Urk
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: