Ja maar, hoe dan?
Dr. C. A. van der Sluijs | 6 reacties | 07-06-2018| 12:14
Vraag
Aan dr. C. A. van der Sluis. In de preek wordt vaak de vraag gesteld: “Kent u daar iets van? Weet u dit zielsondervindelijk? Staat u daar nog buiten?” Enz. Natuurlijk heel goed dat er gevraagd wordt hoe je er persoonlijk in staat. Maak vaak kun je alleen ja of nee op zo’n vraag zeggen en gaat de predikant gewoon verder met zijn preek. Moet de predikant niet dieper doorgaan op zo’n vraag? De hoorder denkt: maar hoe ga ik daar wel iets van kennen/weten? De predikant geeft dus niet het “hoe” aan, maar stel alleen vrijblijvend de vraag. Om bevindelijk te lijken?
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Hoe je daar iets van kunt kennen of weten is verstandelijk niet helemaal of helemaal niet wezenlijk inzichtelijk te maken. Het is van het grootste belang dat de betrokken predikant de gestelde vragen op een bevindelijke wijze verwoordt. En op een bevindelijke wijze een en ander aan de orde heeft gesteld. Alleen rationele of verstandelijke verwoording bewerkt zelfs het tegendeel. Vaak wordt er van leer getrokken tegen gevoelens en emotionele ervaringen, omdat de betrokken predikant die zelf niet kent. Op deze wijze verbergt hij onbewust of bewust zijn eigen geestelijke onkunde. Het hameren op ‘geloof alleen’ brengt in dit verband een tijdgeloof voort. Soms op grote schaal, dan wel gemeente breed.
Andersom worden gevoelens en ervaringen op een niet geestelijke wijze geëtaleerd om indruk te maken, maar de ‘echte’ hoorder ‘hoort’ dat dit los staat van de bediening van de Geest. Het leeft niet. Ik weet niet wat erger is. Of eigenlijk zijn beide even erg. Men laat je in de kou staan van de dood, omdat de levende bediening ontbreekt. Zonder levende bediening van de verzoening sterven soms hele gemeenten bij het leven. Ze hebben de naam dat ze leven maar ze zijn dood. En men heeft nergens erg in, want de prediking heeft hen in slaap gepreekt of nooit uit de doodsslaap opgewekt. Aangrijpend en ingrijpend! En de betrokken prediker geeft dan het ‘hoe’ niet aan, omdat hij daar zelf nooit achter is gekomen. Dan gaat het over blinde leidslieden der blinden. Meer licht kan ik daar niet over geven. Laat staan dat ik hen het licht kan geven. Maar donker is het dan wel, in dit licht gezien.
Misschien dat je uit de nood van je leven voor die predikant kan gaan bidden. Daar word je dan zelf tegelijkertijd wellicht ook een beetje levend van. Zo weet je maar nooit hoe God met een kromme stok een rechte slag kan doen. Want we zullen het tenslotte allemaal van het wonder van de genade moeten hebben. En dit licht gezien, mógen we het daar ook van hebben.
Met hartelijke groet,
Ds. C. A. van der Sluijs
Dit artikel is beantwoord door
Dr. C. A. van der Sluijs
- Geboortedatum:14-09-1942
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Veenendaal
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Eenvoudig met lege handen te mogen zien op de Koperen Slang. Te begrijpen? Nee. Te vertrouwen? Ja!
Dat is geloof in De Heere Jezus!
Mijn reactie was niet tegen het antwoord van de beantwoorder
Een preek zou Gods Woord toch moeten verduidelijken en niet in mysterie hullen.
De Bijbel moet worden voorgelezen, uitgelegd en een praktische/hedendaagse toepassing worden gegeven.
Dat zegt Nehemia 8:8 ...
En ze (de Levieten) bleven voorlezen uit het boek, uit de wet van de ware God. Het werd duidelijk uitgelegd en de betekenis werd toegelicht. Ze hielpen het volk dus te begrijpen wat er werd voorgelezen (betekenis in leggen).
De Bijbel is vooral ook een "doe-boek", het motiveert om Gods wegen te bewandelen en Christus nauwkeurig na te volgen.
Leraren van Gods Woord hebben een grote verantwoordelijkheid om de schaapjes van Jahweh (niet hun schaapjes) geestelijk te voeden, zij krijgen ook een groter oordeel om die reden.
Aan de andere kant hebben christenen zelf de verantwoordelijkheid om Gods levende Woord intensief en nauwkeurig te onderzoeken en toe te passen.
Hebreeën 4:12 ..
Want het woord van God is levend en er gaat kracht van uit. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt diep door: het scheidt ziel en geest, en gewrichten van het merg. Het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden.
Als het goed is, heeft de predikant zijn preek in zijn studeerkamer voorbereid. De Heere is altijd de eerste hoorder. De predikant geeft namelijk door wat hij van zijn Zender heeft vernomen. En als het goed is, hoort de toehoorder in de preek iets van die dialoog die eerder tussen de Heere en het hart van de voorganger heeft plaatsgevonden.
Op zichzelf gezien is een preek dus geen dialoog maar een monoloog tussen de predikant en zijn gemeente. Maar er zijn wel mogelijkheden om een indirecte dialoog in de prediking te creëren.
Ds. Van der Sluis slaat de spijker op zijn kop, als hij zegt dat de levende bediening vaak gemist wordt. Hameren op ‘geloof alleen’ en het veroordelen van gevoelens en emotionele ervaringen geeft te kennen dat zo’n dominee van de gangen en wegen die de Heere met Zijn volk gaat, niet veel afweet. Het eenvoudige, hóe wordt een mens bekeerd, wordt veel gemist. Bij de vraag, kent u iets van dat zaligmakende werk, bijvoorbeeld, wordt dan niet meer uitgelegd hóe dat in een ziel ervaren wordt. Hooguit wordt er nog gezegd, dat is bij iedereen anders, punt.
Weet u nog van de Kanselboodschap, van de Ger. Gem. op 11 mei 2014? Ds. v Eckeveld heeft er toen een speciale boete preek voor geschreven, die met leesdiensten gelezen moest worden. Een passage uit die preek wees de zere plek goed aan:
“ De prediking kan zo voorwerpelijk, zo objectief worden. Steeds meer aan diepte verliezen zo weinig onderwijs bieden voor het geestelijke leven. Als de prediking zo weinig onderscheid maakt tussen schijn en zijn. Maar ook tussen de verschillende legeringen van Gods kinderen. Dan treed in de gemeente een toenemende verschraling op. Dan wordt ook niet meer gehoord hoe de Heere Zijn genadewerk verheerlijkt in zondaarsharten”. In de gemeente waar ikzelf lid van ben, kón deze boetepreek niet gelezen worden. (We waren toen net vacant), want het was nogal een zeer beschuldigende vinger, die juist naar ons wees, ivm de dominee die net vertrokken was en de kerkeraad die altijd zo pal achter hem stond! Er is toen een alternatief voor in de plaats gelezen, een preek zonder al te veel scherpe kantjes.