De uittocht uit Egypte
prof. dr. M.J. Paul | 2 reacties | 23-05-2018| 16:32
Vraag
Een vraag over de uittocht uit Egypte aan ds. M. J. Paul. Hoe kan een volk uit slavernij, waarschijnlijk helemaal uitgeput, verzwakt, afgemat door de harde slavendienst, beginnen aan een lange woestijnreis? Was er voor de Israëlieten in Egypte wel voldoende eten, omdat ze later terugdenken aan de vleespotten in Egypte? Mij lijkt dat een onderdrukt volk wat niet te sterk mag worden, onder flink rantsoen wordt gezet.
Antwoord
Beste vraagsteller,
Vanuit de Tweede Wereldoorlog zijn ons concentratiekampen bekend, waar de gevangenen dwangarbeid moesten verrichten, te weinig te eten kregen en velen stierven. Was het ook zo voor de Israëlieten in Egypte? In het boek Exodus staat dat zij hun eigen woningen hadden. Zij moesten immers bloed strijken aan de deurposten van die huizen. Bovendien hadden ze enige eigen dieren, waaruit ze een lam moesten nemen om bij het Pascha te offeren (Ex. 12). Terwijl ongetwijfeld de mannen harde slavendienst moesten verrichten, waren mogelijk de vrouwen en kinderen hiervan uitgezonderd, zodat die voor het verbouwen en inzamelen van gewassen konden zorgen. Ook was er de mogelijkheid vis te vangen in de Nijl. In Exodus 16 is het volk nog maar net op weg of het hunkert al naar de vleespotten in Egypte. Naar eigen zeggen aten de Israëlieten daar brood tot verzadiging toe (16:3). In Numeri 11:5 verlangen de Israëlieten terug naar de situatie in Egypte toen ze voor niets vis konden eten; daar aten ze ook komkommers (meloenen?), watermeloenen, prei, uien en knoflook. Deze teksten geven de indruk dat de Israëlieten in Egypte goed te eten hadden en dus niet flink onder rantsoen stonden.
Lange tijd was er archeologisch niets bekend van een verblijf van de Israëlieten in Egypte, in Gosen. De laatste jaren worden er veel opgravingen verricht in de Nijldelta en worden meer bijzonderheden bekend. Zo blijkt dat er Semieten in de stad Avaris leefden en daar een bepaalde welvaart hadden (zie www.auaris.at/html/index_en.html). Hun aanwezigheid werd plotseling beëindigd. Was dat door de slavernij of door de uittocht? Er valt nog veel onderzoek te doen, maar duidelijk is wel dat de Israëlieten daar niet in concentratiekampen leefden.
Tijdens de woestijnreis waren er vermoeide Israëlieten die langzaam reisden en in de achterhoede terecht kwamen. In Deuteronomium 25:17-18 herinnert Mozes aan de laffe aanval door de Amalekieten. Zij overvielen in de achterhoede “alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was.”
Hoe zwaar was de woestijnreis? Dat hangt voor een groot deel af van de afstand die per dag afgelegd werd. De schattingen daarvan lopen erg uiteen, omdat niet duidelijk is waar de berg Sinaï lag. De traditionele locatie in de Sinaïwoestijn werd pas in de vierde eeuw na Christus vastgesteld en is onzeker. Er zijn veel andere voorstellen gedaan, variërend van een berg in de woestijn Paran (bij Edom) tot bergen in Arabië. Omdat onbekend is hoeveel de Israëlieten per dag reisden, is ook niet duidelijk hoe vermoeiend die reis was. God bepaalde de reis door de wolkkolom en gaf meermalen aan dat het volk een kamp kon opslaan (o.a. Ex. 14:1).
De berichtgeving in het boek Exodus is beknopt en de nadruk ligt op Gods wonderlijke redding van Zijn volk. Hij zorgde dat de kleding niet verouderde en de voeten niet opzwollen (Deut. 8:4). Hij zal ook de kracht gegeven hebben die de Israëlieten nodig hadden voor deze reis.
Prof. dr. M. J. Paul
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
De omliggende landen kenden zeker een slavensysteem en het was ook heel gebruikelijk. Denk aan Avraham, die ook zeer veel knechten had die hem dienden. Met eigen ogen heb ik gezien dat het een hele klus is om in het oosten aan voedsel en drinken te komen. De volle borden met eten, zoals wij die hier in het westen kennen zijn daar niet. Wel zijn er veel vruchten die uitstekend zijn om in leven te blijven. Verspilling was er dus niet en men was er op ingesteld om met weinig ook te kunnen leven.
Wij waren een sterk een taai volk, die met weinig voedsel toch in leven bleven. Het uitdrukkelijke bevel om van wat meel snel een matse te kunnen bakken zorgde er voor dat er zeer weinig reistijd verloren is gegaan. Voedsel wat zeer licht verteerbaar is en waar je niet meteen dorst van krijgt.
De route die Israël en met een groot aantal vreemdelingen liep langs gebaarde wegen. Daardoor was de reistijd niet zo lang. Kijk als wij Joden nu een week matses eten verlangen we ook naar een gewone boterham. Dat gezegd hebbende is de uitspraak dat het in Egypte beter was (wat dagelijs eten betreft) iets beter. Het is een klacht en tegelijkertijd ook een opmerking. Vrouwen houden er van om smakelijke maaltijden te bereiden. En ja, in de woestijn waren die faciliteiten niet. Geen wonder dat er gemort wordt. Ik kijk daar wat genuanceerder naar en besef dat zij toen in een proces van bevrijding waren aangekomen.
Er is in de jaren 70 van de vorige eeuw een reconstructie gemaakt van de uittocht uit Egypte. De Sinaïwoestijn is grondgebied van Egypte en als wij daar 40 jaar hadden gezworven waren we niet uit Egypte getrokken. Die conclusie bracht de onderzoeker op het juiste spoor. Het is gevonden, de zwartgeblakerde berg Horeb, de markeerstenen rondom de Horeb. Het altaar met de ingegraveerde inscripties van het gouden kalf. De rots die gespleten is waar water uit stroomde.
Na Pesach stond het gehele volk enkele honderden kilometers verder in het naastgelegen land en op de 50e dag ontvingen wij als volk samen met de vreemdelingen de Torah van de Eeuwige. Wie leidde ons volk uit naar het beloofde land en Wie gaf ons de bovenmenselijke kracht om die tocht te doorstaan en te volbrengen? Ja, dat was de Eeuwige die Zich aan ons openbaarde. Het lijkt alsof wij een afbebeuld volk waren, dat is ook zo, en de vergelding die de Eeuwige over Egypte deed komen was ontzagwekkend genoeg. Ja, wij stonden te juichen aan de oever van de Rode Zee over onze overwinnig op de Egyptenaren. Eindelijk bevrijd was ook een danklied naar de Eeuwige toe.
Let op de intentie van het lied van Mosje. Het gaat om de overwinning én de verlossing uit de duisternis en de kwade machten. Ook dit hoort erbij, het is niet een simpele bevrijding als slaaf van mensen. Het is ook de bevrijding uit de macht van het duister. Overigens Egypte betekend in het Hebreeuws letterlijk duisternis. Kijk als je uit de duisternis wordt bevrijd zal je ook kracht ontvangen. De duisternis sloopt je letterlijk en figuurlijk.
Jahweh zei verder tegen Mozes: ‘Als je terug bent in Egypte, moet je voor de farao alle wonderen doen waarvoor ik je de kracht heb gegeven. Ik zal echter toelaten dat hij koppig wordt en hij zal het volk niet laten gaan. 22 Je moet tegen de farao zeggen: “Dit zegt Jahweh: ‘Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. 23 Ik zeg je: laat mijn zoon gaan om mij te aanbidden. Maar als je weigert hem te laten gaan, dood ik jouw zoon, jouw eerstgeboren zoon.’
Jahweh had zijn volk gestraft voor hun goddeloze daden, meer dan 400 jaar lang waren ze slaven in Egypte.
Maar nu was het de tijd om, uit loyaliteit aan Zijn verbond met hun voorvader Abraham, Israël te bevrijden zodat zij als Zijn verbondsvolk Hem weer op de juiste wijze konden aanbidden.
De uittocht en bevrijding uit Egypte is geen zaak van mensen maar Jahweh hun God bevrijdde hen uit slavernij.
In opdracht van God hebben de Israëlieten de Egyptenaren "uitgeschud" d.w.z. zij vroegen de Egyptenaren om goud, juwelen, kleding etc. De Egyptenaren deden dat maar wat graag om van Gods volk af te zijn.
(lees Exod 3:22)
Dus we kunnen er van overtuigd zijn dat de ware God Zijn volk voortreffelijk heeft verzorgd in de woestijn, los nog van Zijn troost voor het lijden, aandacht en liefde.