Geen belijdenis vanwege baard (2)
J.P. van den Brink | Geen reacties | 21-03-2018| 13:05
Vraag
In het antwoord op de vraag van de bebaarde jongeman die van zijn kerkenraad geen belijdenis mag doen, begrijp ik de vergelijking met de rijke jongeling niet zo goed. Jezus vraagt de rijke jongeling los te laten wat hem hindert om Hem te volgen, namelijk zijn rijkdom, waar hij zijn hart op had gezet. Het doel van Jezus’ vraag aan de rijke jongeling was om hem zalig te maken en een schat in de hemelen te geven. Is dat ook het doel van de vraag om na te laten een baard te laten staan? Is dat iets wat we moeten loslaten zodat het ons niet tot hindernis is om met God verzoend te worden? Of is het juist een eis die past in de rijen van wetten en regels die de rijke jongeling óók hield en in zijn geval in ieder geval Bijbels gegrond waren, maar hem niet op de juiste plaats brachten?
Het is helder dat er eeuwenlang anders over het dragen van een baard gedacht is en past het dan niet veel meer om de woorden “een ieder zij in zijn gemoed ten volle verzekerd” hier toe te passen? En mag de kerkenraad wel vragen van iemand om hierin mee te gaan als de Bijbelse grond ontbreekt of anders de toegang tot het lid worden van de gemeente ontzeggen? Zelf zou ik het misschien, als ik man was, een middelmatige zaak vinden en een afweging maken tussen mijn wens om bij deze kerk te blijven en mijn wens om een baard te dragen. Maar voor de vraagsteller is dit heel belangrijk.
Er zijn meer voorbeelden te vinden van zaken die een kerkenraad relevant vindt voor toelating tot het doen van openbare belijdenis. Dien je dan steeds te buigen, ook als de eisen niet op de Bijbel gegrond zijn? Als het gaat om lidmaatschap van een andere christelijke partij dan de SGP? Stemmen door een vrouw, waartegen door In het Spoor (met steun van predikanten GG) wordt gewaarschuwd op dit moment? Of vraagt God juist ook van ons om deze dingen zelf te toetsen aan Zijn Woord? Weggaan bij de gemeente wordt vooral in de GG gezien als weglopen van de plaats waar God je gesteld heeft, maar wat als je in gemoede aan bepaalde eisen niet kunt voldoen?
Antwoord
Dank je wel voor je verduidelijkingsvraag. Kennelijk was mijn eerste antwoord niet duidelijk genoeg. De vergelijking met de rijke jongeling vind je ongepast omdat de rijke jongeling door wettische godsdienst dacht zalig te kunnen worden terwijl de vraagsteller juist in de knoop komt met een wettische houding van zijn kerkenraad ten opzichte van zijn baard.
In het eerste deel van het antwoord heb ik een poging gedaan krachtig afstand te nemen van een wettische praktijk. Natuurlijk mag een kerkenraad iemand niet weigeren om belijdenis te doen alleen vanwege het feit dat de persoon in kwestie een baard draagt. Daarvoor bestaat geen enkele Bijbelse grond.
In het tweede deel van mijn antwoord heb ik afstand willen nemen van de houding van de vraagsteller, die er zo van overtuigd is dat zijn kerkenraad geen Bijbelse argumenten heeft en dat hij daar dus geen gehoor aan meent te hoeven geven. Die geest van onbuigzaamheid is naar mijn bescheiden mening niet de geest van Christus. Wel als het over wezenlijke zaken gaat. Maar die baard is het echt niet waard.
Ik wilde dat doen aan de hand van een verhaal, omdat uit verhalen meer lessen geleerd kunnen worden dan uit het uitwisselen van meningen. Heel bewust heb ik het verhaal van de rijke jongeling geparafraseerd, naverteld, omdat ik ook wel besef dat aan het Bijbelverhaal meer en andere kanten zitten en ik heb één aspect willen uitvergroten, namelijk dat de jongeling van Jezus een opdracht kreeg waarvoor als zodanig ook geen strikt Bijbelse grond was. Maar specifiek voor hem -en dus niet algemeen voor alle mensen geldend, hoewel voor iedereen wel een mogelijke valkuil- was rijkdom een sta-in-de-weg om Christus te volgen. De analogie is dan dat er ook voor de baarddragende jongeman geen directe Bijbelse opdracht bestaat om het scheermes te hanteren. En toch meen ik dat voor de vraagsteller de opgave wellicht kan zijn dat hij in de situatie waarin hij verkeert moet overwegen of zijn baard wel zo’n principiële zaak zou mogen zijn. Scheer hem toch liever af, want dit gaat toch werkelijk nergens over. Nooit heb ik een één-op-éen relatie willen leggen tussen de vraagsteller en de rijke jongeling.
Wij zijn vaak zo zwart-wit. (Dat geldt niet alleen voor wettische Christenen.) Iets is goed of fout. En als je goede dingen doet en alles wat je doet Bijbels kunt onderbouwen, dan zit het wel snor, toch? Dan hoef je je toch niet te laten knevelen en in de (krul)tang te laten nemen door een wettisch sub-cultuurdingetje? De werkelijkheid in het Koninkrijk van God is niet zo zwart-wit. Zaken die op zichzelf genomen niet verkeerd of zelfs goed zijn, kunnen in bepaalde omstandigheden fout zijn, of andersom.
Het was Paulus geoorloofd offervlees te eten. Maar omwille van zijn zwakkere broeder laat hij het offervlees staan. 1 Corinthiërs 10:23: “Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.”
Het onderwerp over de bebaarde jongeman die geen belijdenis mag doen heeft veel gemoederen bezig gehouden. De redactie koos ervoor om het antwoord in de vragenrubriek niet open te stellen voor directe reacties. Maar met name op Facebook is het los gegaan: velen voelden zich kennelijk aan de baard getrokken. CIP.nl heeft het antwoord verknipt (jawel, de hoeken moesten van de baard!) en samenvattend geplaatst en het heeft daar enige tijd als “trending” onderwerp gestaan en diverse reacties opgeleverd. Ook persoonlijk kreeg ik diverse reacties. Dit alles varieerde van: “Dit antwoord is met stip wel het mooiste -en m.i. meest Bijbelse- antwoord over baarden en snorren wat op Refoweb is verschenen” tot: “dit is een godslasterlijk antwoord.” Goed dat deze breedte aan reacties er is, dat houdt mij met beide benen op de grond. Te midden van een stroom aan negatieve reacties (want dat was toch de teneur), waarbij en passant ook het kerkverband van de GG weer eens weggezet werd als sektarische club, die je maar zoveel als mogelijk is zou moeten mijden, was er ook een reactie als deze: “grappig, maar ook zorgelijk dat de meeste mensen die hier reageren het punt wat van den Brink probeert te maken totaal missen.”
Ik werd eigenlijk heel verdrietig over deze vraag en het onderwerp. En nog verdrietiger door die stroom aan heftige reacties. En toch had en heb ik niet de vrijmoedigheid om mij aan een beantwoording te onttrekken. Het was een poging om evenwichtig antwoord te geven. De jongeman vraagt een Bijbelse houding van Zijn kerkenraad. Terecht! Ik vraag ook een Bijbelse houding van de vraagsteller. En hakken in het zand horen daar niet bij.
Ds. Vreugdenhil noemt in zijn antwoord: “Als een snor of baard opspraak geeft in de kring waarin je leeft, kun je natuurlijk ter wille van de vrede je aanpassen aan de subcultuur van die kring. Opspraak geven is volgens de Bijbel wel zonde.”
Wordt zo niet heimelijk de weg geplaveid naar een kerk die door velen als een keurslijf en knellend juk wordt ervaren? Hoe ver mag een kerkenraad gaan? In de vervolgvraag wordt een aantal zaken genoemd, die in onze kring leven. Mag een kerkenraad over gewetens heersen zoals dat lijkt te gebeuren als het gaat om het lidmaatschap van een politieke partij of het stemmen van de vrouw? En zo kunnen we nog een hele rij aan ge- en verboden opnoemen. Ik las in de reacties op het antwoord over deze vraag een voorbeeld van iemand die geen belijdenis mocht doen omdat hij of zij op wintersport ging.
Ik ben er niet blind voor dat kerkenraden niet altijd wijs opereren bij het uitoefenen van haar taak om als wachters op Sions muren te staan. Een kerkenraad kan niet in de harten van de gemeenteleden kijken en zij mag niet over gewetens heersen. God heeft kerkenraden niet aangesteld als koningen en heersers over de kudde, maar als herders!
Kerkenraden, geef er toch geen aanleiding voor dat critici u af kunnen schilderen als het sanhedrin! (welk etiket m.i. in onze verwarde tijd door critici helaas maar al te makkelijk en vaak onterecht in de mond wordt genomen).
Maar laten we ook de andere kant bezien. Een herder moet af en toe een steentje gooien om een tot dwalen geneigd schaap tot de kudde te roepen. Een kerkenraad moet leiding geven aan de kudde Gods in een proces van toenemende wereldgelijkvormigheid in eigen kring. Ga er maar aanstaan. Een onbegonnen werk. En dan praat ik niet over allerlei uiterlijke details. Vollere avondmaalstafels (wat als zodanig een zaak van grote vreugde zou behoren te zijn!) en tegelijkertijd legere kerken bij de tweede dienst op zondag. Hang naar materialisme, dure huizen, grote auto’s, verre en dure reizen, kleinere gezinnen (welvaart kan een zegen zijn, maar hoe leeft bij ons: zoek eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid?). Op bid- en dankdagen is er meer en meer zichtbaar dat dit voor velen geen apart gezette dagen meer zijn voor de Heere, maar we pakken de avonddienst wel mee, dat is wel genoeg. Visie op huwelijk en samenwonen, homofilie, verhouding man-vrouw, Schriftgezag is in rap tempo in onze kring aan het verschuiven in de richting van de autonome mens. Ik vind, ik denk en ik voel is leidend, boven het: alzo spreekt het Woord des Heeren. Acceptatie van moderne media is na een decennialange distantie van film, theater en televisie praktisch een feit. Met alle gevolgen van dien. De luizenmoeder is ook onder ons reformatorisch volksdeel een hit (zij het dat we wel vinden dat er veel grof taalgebruik in gebezigd wordt). We wennen aan de zonde.
Ik ga dit proces niet in een antwoord op Refoweb oplossen, maar ik weet zeker dat het antwoord op deze ontwikkelingen niet is: verstarring en aanhalen van de uiterlijke regeltjes. Dat is een valkuil waar kerkenraden zo makkelijk in kunnen vallen. Want als het in het houden van de geboden wel goed zit, is ook voor kerkenraden de geschiedenis van de rijke jongeling tot een waarschuwing: een leven wat uiterlijk op orde lijkt, kan mijlenver bij Christus vandaan zijn. Broeders in de ambtelijke dienst, wat ik u bidden mag: bestrijd wereldgelijkvormigheid niet door de symptomen te bestrijden -die strijd gaat u verliezen- , maar dring achter de kudde opdat zij de Herder niet uit het oog verliest.
Want voor een ieder van ons geldt eigenlijk heel eenvoudig: Brengt mijn leefwijze (in de vraag: brengt mijn baard, in de vervolgvraag: brengt mijn stem op de SGP, de Christenunie, het CDA, maar ook de VVD, PVV, FvD, etc, want ook daar stemmen mensen uit onze gezindte op!), brengen de keuzes die ik in mijn leven maak mij dichter bij Christus of juist niet. En dan echt eerlijk zijn voor Gods aangezicht! Als dat eerste het geval is, vallen de meeste casuïstieke vragen weg. Dan is niet de vraag wat mag ik nog wel of wat mag ik net niet, maar dan is het de dagelijkse bede in ons hart: Wat wilt Gij, Heere dat ik doen zal. Hoe wordt door mij Uw Naam niet gelasterd, maar veel meer geëerd. Want alles wat uit het geloof niet is dat is zonde.
Tenslotte nog iets over het laatste in de vervolgvraag. Nogal wat mensen die reageerden op het eerste antwoord hebben de vraagsteller aangeraden: zo snel mogelijk weg bij die sektarische club. De vervolgvraag: Als je in een gemeente bent waar je in gemoede niet aan bepaalde eisen kunt voldoen omdat je in conflict komt met je geweten, mag je dan weggaan?
De ten hemelschreiende praktijk is helaas dat christenen gescheiden wegen gaan. Dat begon al bij Paulus en Barnabas. En ging het bij hen om de kern? Ik dacht het niet. Er zijn scheuringen die het gevolg zijn van ketterijen (1 Cor 11:18, 19 Want (...) ik hoor, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele; Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u). Maar heel vaak maken onze bijzaken een scheiding daar waar wij naar het bevel van Christus één zouden moeten zijn. Daardoor worden mensen geplaatst voor de on-Bijbelse vraag: bij welke kerk mag ik mij aansluiten. Er is een strijd tussen ideaal en werkelijkheid. Je weet waar God je een plek gaf en daar hoor je trouw te zijn, tenzij God je een andere weg wijst. Er zijn verhalen bekend van kinderen van God die trouw bleven aan de gemeente waar ze bij hoorden, ook al was er een vrijzinnige prediker. Hun trouw en hun gebed wilde God zegenen doordat er later een schriftuurlijk-bevindelijke predikant zich aan die plaats verbond en er kwam een verandering ten goede.
Het komt mij voor dat in onze tijd velen de verandering van kerk wel heel erg makkelijk maken: ik zoek de kerk waar ik me het meest thuis voel. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling, naar de waarschuwing in 2 Timotheüs 4:3: “Er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden;”
Dat een ieder zichzelf op dit punt nauwkeurig zou onderzoeken: wat is mijn motief? Wil ik de Heere dienen en wil ik in het kader daarvan indien het mogelijk is, zoveel in mij is, vrede bewaren met alle mensen? (velen schamperen in deze discussie over de het bewaren van de lieve vrede, die de fiere strijd tegen het vermeende wetticisme in de weg zou staan; maar dat is wel een Bijbelse opdracht uit de Romeinenbrief!). Sta ik op mijn eigen gelijk en zet ik mijn hakken in het zand terwijl het niet om de kern van de zaak gaat? Of is er inderdaad sprake van een situatie dat de tegenstander vat heeft op de (leiding van de) kerk en moet ik mij daar vanaf keren, juist vanwege mijn liefde voor de Heere en Zijn Kerk? Is er sprake van een valse kerk?
Ik kan hier geen algemeen antwoord op formuleren. Maar een beetje minder vechtlust voor onze persoonlijk belang en standpunt zou geen kwaad kunnen. 1 Corinthiërs 6:7: “Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?”
Diegenen die dicht bij de Heere leven, leven ook dicht bij elkaar; die kunnen elkaar ook wel wat verdragen.
Ten slotte: allen die gereageerd hebben. Jullie mogen weten dat ik gebeden heb voordat ik deze antwoorden heb geschreven. Ik hoop ook dat jullie hebben gebeden voordat jullie je reacties hebben geplaatst. Als dat zo is, heeft heel deze discussie ons in ieder geval dichter bij de Heere gebracht. En de discussie over die baard: daar houden we nu maar over op, zodat we er geen sik van krijgen! 1 Petrus 5:14: “Groet elkander met een kus der liefde.”
Als we daarbij last hebben van stekeligheden: die kunnen worden weggesneden met een scherp scheermes: Gods Woord. Ik heb dat scheermes elke dag nodig. “Vrede zij u allen, die in Christus Jezus zijt. Amen.”
J. P. van den Brink
Dit artikel is beantwoord door
J.P. van den Brink
- Geboortedatum:10-06-1960
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Eindhoven
- Status:Inactief