Stille tijd in huwelijk
Ds. W. van Weelden | Geen reacties | 14-03-2018| 10:03
Vraag
Ik vind het moeilijk om stille tijd van afzondering voor God af te bakenen op dagen dat mijn man vrij is. Het is wat anders dan tijd vrij maken voor een hobby. Het hoort bij mijn dagindeling en ik heb ook behoefte aan individuele tijd voor/met God en gebed. Hoe kan ik die momenten toch door laten gaan als m’n man thuis is? Het voelt egoïstisch, maar dat is niet mijn opzet. We zijn erg verschillend in karakter, discipline en geloofsbeleving en matchen in geestelijk opzicht niet helemaal omdat we elkaar ook niet altijd begrijpen. Dus naast samen bidden en de tafelmomenten is gezamenlijke stille tijd/bezinning niet echt een optie, maar snapt God mij als ik op bepaalde dagen geen specifieke tijd met Hem doorbreng? Ik ben door m’n opvoeding nog altijd bang voor Zijn oordeel in plaats van Zijn genade.
Antwoord
De vraagstelster laat met deze vraag diep in haar hart kijken. Het een staat niet los van het ander. De insteek is de omgang met haar man. Daaraan gekoppeld is haar omgang met God. En dit drukt een stempel op hoe zij zichzelf ziet. Zij smacht naar ruimte. Ze verlangt naar de stille omgang met de HEERE. Maar er zijn twee stoorzenders. Haar man en haar eigen hart.
Waarom zijn er twee zorgen? Omdat ze in de nabijheid van haar man geen uiting kan geven aan stille tijd en de inkeer tot God. Maar daarnaast is er ook het probleem wat God er van vindt dat zij deze dingen loslaat wanneer haar man in de buurt is. Wat vindt God eigenlijk van de manier waarop ik leef? Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen. Gelet op de vraag, die van haar man tot God leidt, is de keuze duidelijk. De omgang met haar man ziet zij in het licht van haar omgang met God. Zij ervaart momenten in haar huwelijk als een stoorzender voor haar relatie met de Allerhoogste.
Allereerst wil ik de vraagstelster bijvallen dat het in ons leven uiteindelijk en ten diepste gaat om onze omgang met de HEERE. Niet wijzelf, niet onze partner, niet onze kinderen, maar God bepaalt ons leven. Gods verborgen omgang vinden, zielen waar Zijn vrees in woont. Dit is het uitgangspunt van wat ik over deze vraag wil zeggen.
Begrijp ik het dan goed dat er gebrek is aan vertrouwen tegenover de HEERE? Ingegeven door gebrek aan vertrouwen in de geestelijke, persoonlijke verbondenheid met haar man? Hoe kan zij loskomen van de schuld dat zij God niet dient zoals zij vindt dat zou moeten? Waarom is haar huwelijksleven een struikelblok?
Het zijn aangrijpende vragen, die diep in het hart indalen. Haar kijk op God, haar geloof, haar hart en haar man zijn onderling verbonden. Het ligt als een Gordiaanse knoop voor haar ogen. Daarom vraag ik het maar in alle bescheidenheid: wie van de drie is het minst belangrijk? Zijzelf, haar man of God? Uit de vraagstelling proef ik dat God dat niet is. Er is haar heel veel aan gelegen om het contact met God levend te houden.
Dan blijven haar man en zijzelf over. Ik voel mij niet geroepen om daarin te kiezen. Het is een keuze voor haar eigen hart. (Maar de minste willen zijn is in de Bijbel nooit een probleem.) Maar waar het mij omgaat, is dat ik mij afvraag of de keuze tussen haar en haar man de zaak wel recht doet? In de Bijbel zijn man en vrouw één. En Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe dat de man geheiligd is in de vrouw en de vrouw in de man (1 Korinthe 7). Dit inzicht uit Gods Woord geeft ruimte om met elkaar te leven. Wanneer in het huwelijk het op het geestelijk vlak uiteen ligt, dan wordt niet de gelovige in het ongeloof getrokken. Het is juist andersom. De ongelovige wordt binnen de lichtkring van het heil neergezet. (Anders zouden uw kinderen onrein zijn, voegt Paulus toe.) Deze manier van tegen de dingen aankijken betekent niet minder dan dat de eenheid van man en vrouw en de onverbreekbaarheid van het huwelijk een kracht is, die wij niet moeten onderschatten.
Bij de vraagstelster is dit problematisch geworden. En daar ligt volgens mij een oplossing. Wanneer de ander niet een stoorzender is in het contact met God, maar meegenomen wordt omdat hij verbonden is aan zijn vrouw, dan komt alles in ander licht. Niet de strijd, maar de gunning krijgt de overhand. Niet het krampachtig vasthouden aan jezelf en je eigen gebruiken en je eigen manier van doen is dan beslissend, maar het besef dat God de partner aanziet in de weg, die jezelf met Hem gaan mag. Dan ontstaat er ruimte omdat God de ruimte biedt. Dan wordt de vraag niet of ik bij mijn man mijn godsdienstige leven kan volbrengen, maar dan gaat het om de liefde, die ook mijn man op het oog heeft.
De vertaalslag moge duidelijk zijn. Beslissend in de verbondenheid tussen man en vrouw zijn niet de dingen die gemeenschappelijk gedaan worden, of zelfs verhinderd, maar beslissend is de verbondenheid van deze vrouw met haar God. En dan mag het waarheid in het binnenste worden dat God beslist. Niet jezelf, niet je man, maar God is het die regeert en bestuurt.
Daardoor komt er ruimte om in het geloof als ongelijk span te leven. Daarmee blijft het gebed tot de HEERE of Hij de ander in het hart wil grijpen. Maar daarmee is dan ook de eigen vraag naar de verborgen omgang met de HEERE beantwoord. Dan is het niet meer een bange vraag of het in het leven genoeg is, maar dan komt de zekerheid van de genade in alle kracht naar je toe. Dan wordt een mens overweldigd door Gods goedheid en trouw. Zo leert een mens God bijvallen en getuigen dat Hij het is, die alles regeert.
De verandering ligt niet bij uw man, maar bij uzelf. Wanneer u het van uw man verwacht, dan bent u met tal van banden gebonden. U zult er niet los van komen. Maar wanneer u het brengt bij de levende God, dan mag u van Hem wonderen verwachten. De Bijbel is heel duidelijk dat God onze rots is, ons behoud. Wie bij Hem schuilen mag, die is wel bewaard.
De vraagsteller lijkt mij daarom gebaat bij het overdenken van de eerste Johannesbrief. De brief van de liefde en van de genade. Ik citeer: “Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn Woord is niet in ons” (1Johannes 1:8-10).
Ook in uw situatie is hulp van de HEERE te verwachten! Zo is de meest ingrijpende vraag: waarom neemt u geen genoegen met Zijn genade? Waarom die worsteling om de zaken in eigen hand en beheer te houden? Waarom zou u zich niet gewonnen geven aan de Christus, die het al volbracht heeft?
Ik denk aan Psalm 146 in de berijming van 1773. In vers 2 zingen wij met ons ganse hart: vest op prinsen geen betrouwen, waar gij nimmer heil bij vindt. Wat is het dan belangrijk om dan ook daarachteraan vers 3 te zingen: Zalig hij, die in dit leven Jakobs God ter hulpe heeft.
Kortom, ga niet uit van een tegenover met uw man. Wees eensgezind. Ga niet uit van een tegenover met God. Belijdt uw tekort. God is genadig. Dit te ontdekken is ons leven.
Ds. W. van Weelden
Lees ook:
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. van Weelden
- Geboortedatum:13-11-1956
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oud-Alblas
- Status:Actief