Vol van goedheid
Ds. R.H. Kieskamp | 2 reacties | 02-01-2018| 10:38
Vraag
Paulus schrijft in Romeinen 15:14-16:
“Nu ben ik ervan overtuigd, mijn broeders –ook ikzelf met het oog op u– dat u zelf ook vol bent van goedheid, vervuld met alle kennis, in staat ook elkaar terecht te wijzen. Maar ik heb u ten dele op nogal gedurfde toon geschreven, broeders, als om u hieraan te herinneren, vanwege de genade die mij door God gegeven is, om een dienaar van Jezus Christus te zijn voor de heidenen, door het Evangelie van God als een priester te dienen, opdat het offer van de heidenen welgevallig zou zijn aan God, geheiligd door de Heilige Geest.”
Ik kom al heel wat jaren onder een degelijke gereformeerde prediking, maar ik heb nog nooit een predikant tegen de gemeente horen zeggen dat zijn toehoorders “vol van goedheid” zijn. In vers 15 schrijft Paulus zelfs dat hij zijn toehoorders daaraan wil herinneren. Hij zegt ook niet: “dat u vol van goedheid zou mogen zijn.” Hij zegt: U BENT het. Ik hoor veel vaker dat wij zondaren zijn (wat de Bijbel overigens NIET zegt over gelovigen), maar waarom zijn we dan zo bang om de toehoorders zo aan te spreken zoals Paulus deed? Hij noemt elders dat wij heiligen zijn, meer dan overwinnaars, nieuwe scheppingen. Ik hoor dat zelden of nooit. Uiteraard weet ik dat Paulus ook Romeinen 7 heeft geschreven, maar dat staat vóór Romeinen 15 (en 8).
De zorgverzekeringen van Care4Life
Waarom overstappen naar de Care4Life zorgverzekering? Lees hier over onze principiële uitsluitingen.
U bent al verzekerd vanaf € 149,10 per maand.
Antwoord
De vraagsteller zegt dat de Bijbel gelovigen geen zondaren noemt. Zelf kan ik dat nergens zo in de Bijbel vinden. Wel spreekt de Bijbel er over dat gelovigen niet (kunnen) zondigen ( 1 Joh. 3:6, 9 en 1 Joh. 5:18). Dit wordt echter niet in absolute zin verstaan, het betreft “het niet (kunnen) zondigen” vanuit een bewust willen. Van ganser harte zondigen is er dus niet meer bij. En uitbrekende zonden zullen er ook niet meer zijn, tenzij van het geloof wordt afgeweken.
Dan de vraag dat er zo karig of heel niet over gelovigen in positieve zin wordt gesproken, zoals Paulus bij voorbeeld in Rom. 15:14-16 doet, door hen te kwalificeren als “vol van goedheid, vervuld met alle kennis.” Allereerst wil ik opmerken dat Paulus niet bedoelt dat deze gelovigen in zichzelf zo goed zijn, maar dat ze goed zijn en vol van kennis om anderen terecht te wijzen. Die terechtwijzing was dus nog terdege nodig.
Achter de vraag van de vraagsteller zit vermoedelijk nog de vraag of er in het algemeen gesproken niet positiever over gelovigen dient te worden gesproken. Allereerst wil ik er op wijzen dat de meest algemene aanspraak in kerkdiensten is: “gemeente”. Hiermee wordt niet de gemeente van de burgemeester bedoeld, maar de gemeente van Christus als verbondsgemeente. Daarmee wordt niet gezegd dat allen ware gelovigen zijn, maar wel dat ze naar het oordeel der liefde als zodanig worden beschouwd, wat overigens het “terechtwijzen” insluit.
Inderdaad kent de Bijbel de benaming “heiligen” en “overwinnaars”, uiteraard niet als benaming dat gelovigen dat in zichzelf zijn, ze zijn het enkel in Christus, wat naar mijn overtuiging inhoudt dat dit in de prediking op zijn tijd zeker ook dient door te klinken. En we mogen ons afvragen of dit wel voldoende gebeurt. Uiteraard niet in de oppervlakkige zin van een geautomatiseerd geloof, maar in de volle diepe zin van de rechtvaardiging van de goddeloze. De Bijbel spreekt immers positief over de zekerheid van het geloof en de volle ruimte die er is in de genade van Christus. In de reformatietijd is dat zelfs een kernverschil geweest met zowel de roomsen als de remonstranten die beide de geloofszekerheid afgewezen hebben, mede omdat ze gingen afdingen op de volheid van Gods genade in Christus. Wanneer wij hierin vandaag tekort schieten is dat een reden te meer om krachtig te bidden om hernieuwde doorwerking van de Heilige Geest tot volle vrijmoedigheid in het geloof. Echter, ook het meest rijke geloof dat doorgebroken is tot volle zekerheid komt in dit aardse leven tegelijk nooit boven het zondaar zijn uit. Dat gebeurt pas hierboven.
Ds. R. H. Kieskamp
Dit artikel is beantwoord door
Ds. R.H. Kieskamp
- Geboortedatum:11-11-1935
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lienden
- Status:Inactief
Bijzonderheden:
Dominee Kieskamp is op 29 april 2021 overleden.
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik haal dat niet uit de gestelde vraag. Mis ik wat?
Er zijn twee manieren waarop je 'zondaar' kan definiëren:
1- iemand die weleens zonde doet is een zondaar
2- iemand die vanuit zijn aard zondigt is een zondaar.
De bijbel spreekt alleen vanuit de tweede definitie over zondaren. Zo zijn gelovigen in hun aard geen zondaren (meer), maar kunnen ze nog wel aan de verleiding van de zonde toegeven (leven naar het 'vlees').
De eerste definitie wordt dus wel vaak in de kerk gehanteerd, maar staat niet zo in de bijbel. De vraag is dan: welke definitie zou men in de kerk moeten hanteren? Die in de bijbel staat of die niet in de bijbel staat?