Om zondekennis vragen
Ds. W. Pieters | 5 reacties | 22-11-2017| 12:11
Vraag
Mogen we de Heere om zondekennis vragen? Een moedeloze vrouw bad en bidt al zo lang om zondaar te mogen worden voor God. Mag je dit bidden? Job vraagt in hoofdstuk 13 vers 23 aan God: “Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonde mij bekend.” Het is goed om deze vraag te overdenken.
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Het antwoord op de vraag of je mag bidden om zondekennis luidt: nee, wanneer u daarmee de Heere de weg wilt voorschrijven. Zo gebeurt het helaas vaak. En dat is een list van satan. Hij wil graag dat u weken-, maanden- en jarenlang u blindstaart op het hebben van zondekennis of juist het ontbreken van deze kennis. Des te meer u zich dan vast bijt in die bede, des te verder u van het pad van bekering en geloof afdwaalt.
Wanneer iemand ‘al zo lang’ bidt om ‘zondaar voor God te worden gemaakt...’, wordt het tijd om te onderzoeken: wat is dat eigenlijk voor een bidden? Is dat wel Bijbels? Wie om zondekennis vraagt, moet het woord des Heeren in Hebreeën 11 vers 6 bedenken: wie tot God komt, moet geloven dat Hij er is (dat Hij bestaat), én dat Hij een Beloner is van zulke smekelingen en bidders die Hem zoeken. Let wel: niet die zondekennis zoeken, ook niet die de zaligheid zoeken, maar: die God zoeken!
Ook is het goed de opmerking ter harte te nemen van ds. Fransiscus Ridderus. Hij schrijft in verband met zondekennis heel eenvoudig: neem biddend Gods wet ter hand, overdenk de geboden één voor één, en onderzoek uzelf in het licht van deze geboden, hoe schuldig u eraan bent. Blijf daarop dan net zo lang staren, totdat u er door bent aangedaan. Dit las ik ook in een uitvoerige verhandeling van ds. Thomas Boston over verootmoediging. Wij moeten eenvoudig beginnen met de middelen te gebruiken. God geeft ons Zijn heilige wet om ons te ontdekken aan onze zonde, om ons schuldenaar en zondaar te maken voor Zijn heilig aangezicht. Dat we het zelf uiteindelijk niet kunnen bewerken, is waar, maar dat de Heere het gewoonlijk werkt in de weg der middelen is ook waar. Het is dus onvruchtbaar bidden om zondekennis, wanneer we niet ingespannen de wet des Heeren overdenken.
Daar komt nog iets bij. Het zou kunnen zijn, dat we al kennis van onze zonden hebben gekregen, terwijl wij het er niet voor kunnen houden. Wanneer we namelijk ‘zondaar worden gemaakt voor God’, dat is: aan onze schuld en zonde worden ontdekt, dan herkennen we dit niet direct. Dan denken we misschien: ik ben een vreselijk groot zondaar, maar de rechte zondekennis mis ik nog. Of dan voelen we ons vreselijk slecht en ellendig, maar dan probeert de duivel ons te doen geloven, dat we er nog niet waarlijk verbroken onder zijn of niet oprecht berouw erover voelen. Kortom: het blijft tobben en we lopen er helemaal mee vast. De duivel heeft nog veel te veel vat op ons. En geen wonder, want we gaan een verkeerde weg. We menen met een besef van zondekennis bij de Heere aan te móeten komen en alleen daarmee bij Hem aan te mógen komen. Maar deze weg loopt radicaal dood. De Heere roept ons als adamskinderen; en zó zijn we welkom. En als u dan geen zondekennis hebt? Doe dan zoals ds. Th. van der Groe schrijft: vraag aan de Heere Jezus om kennis van uw zonden!
Bij Calvijn las ik in zijn Institutie (boek III, hoofdstuk IV, paragraaf 18) een treffend stukje over zondekennis: “Velen vergeten die heimelijke poel van zonden, hun verborgen ongerechtigheden en inwendige vuilheden, waardoor zij het meest hun ellende moesten overwegen. De beste regel van schuldbelijdenis is te bekennen en te erkennen, dat de afgrond van ons kwaad zo groot is, dat hij ons besef te boven gaat. Naar deze regel zien we, dat de belijdenis van de tollenaar is ingericht: “O God, wees mij, zondaar, genadig.” Alsof hij zei: “Zo groot als ik ben, ben ik geheel zondaar. En ik kan de grootheid van mijn zonden niet met mijn geest en niet met mijn tong voldoende uitdrukken. Moge de afgrond van Uw barmhartigheid deze afgrond der zonde verslinden.”
Wij moeten ons best doen om ons ganse hart uit te storten voor de Heere, en niet alleen met één woord erkennen dat we zondaars zijn, maar waarlijk en van harte bekennen, dat we het zijn, met onze ganse gedachte overwegende, hoe groot en hoe velerlei de smet der zonde is. Niet alleen dat wij onrein zijn, maar ook hoedanig en hoe groot onze onreinheid is en in hoeveel opzichten zij zich vertoont. Niet alleen dat wij schuldenaars zijn, maar ook met hoe grote schulden wij bezwaard en door hoeveel schuldposten wij gebonden zijn. Niet alleen, dat wij gewond zijn, maar ook door hoeveel en hoe dodelijke slagen wij gewond zijn. Maar wanneer de zondaar zich door deze monstering geheel voor God heeft uitgestort, dan moet hij ernstig en oprecht bedenken, dat er nog meer over is, en dat de schuilhoeken van zijn zonden te diep zijn, dan dat hij ze geheel zou kunnen doorzoeken.” Tot zover het onderwijs van Calvijn.
Laat ons met deze raad tot Gods genadetroon komen en zeggen: “Heere, of ik mijn zonden wel genoeg ken en wel echt ken, weet ik niet. Of ik er wel oprecht berouw over heb, weet ik ook niet. Maar dat ik adamskind ben en schuldig aan al Uw geboden, weet ik toch wel. Mijn geweten zegt het mij, dat ik schuldig sta. O, wees mij dan genadig. Niet om mijn zondekennis of zondesmart, maar alleen om het volkomen borgwerk van Uw lieve Zoon, Jezus Christus.”
Zo mogen we om zondekennis vragen, namelijk:
1. Als we God de weg maar niet voorschrijven;
2. Als we maar niet denken daarmee aangenaam te zijn bij God;
3. Als we maar tegelijkertijd ijverig de middelen gebruiken;
4. Als we maar beseffen, dat we waarschijnlijk wel nooit zullen weten: ik heb nu waar berouw! Wat we nodig hebben, is: Christus door het geloof te omhelzen, hoe groot of hoe klein onze zondekennis ook is. Al hebben we niets dan een gans verloren adams-bestaan. Kom slechts tot de Hemelse Medicijnmeester! Aan de andere kan mogen we zeker wel om zondekennis vragen, als we het in de juiste gezindheid doen, namelijk om des te beter het werk van de Heere Jezus te kunnen waarderen.
Ds. W. Pieters
Dit artikel is beantwoord door
Ds. W. Pieters
- Geboortedatum:27-06-1957
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Elspeet
- Status:Actief
Bijzonderheden:
website: dspieters.refoweb.nl
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik moest denken aan toen ik eens iemand ontmoette die ''vanuit de wereld'' bekeerd was. Hij vertelde dat hij pas ging inzien hoe verrot hij vanbinnen was, toen hij in het licht ging wandelen.
God werkt op vele wijzen, maar ik heb soms de indruk dat in bepaalde kringen één bijna poëtische wijze normatief is geworden, alsof dat de enige weg zou zijn, en dat heeft dan dit soort ellende tot gevolg.
De Bijbel spreekt niet over bidden om zondekennis als eerste stap van bekering, maar over, jawel, aannemen (Joh 1:12) als een kind (Mark 10:15) en alles opgeven om Jezus te volgen (o.a. Matth 10:34-42).
Dat mag je doen!
Ik denk trouwens ook dat dat citaat van Job 13 enigszins uit context is geciteerd. Kijk maar naar vers 3 en vers 15.
Maar natuurlijk nooit verkeerd om te vragen of God ons onze zonden wil laten inzien!
Gods zegen!
Zacharia 12:10 "Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene."
Jeremia 31:19 "Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb."