Strijd tussen je oude mens en je nieuwe mens
Ds. B.M. Meuleman | Geen reacties | 25-09-2017| 07:58
Vraag
Paulus’ wil, wilde het goede en niet het kwade. Het kwade wat hij niet wilde, deed hij (Rom. 7:19). Zijn wil, wilde de zonde niet en toch deed hij de zonde. Hoe kan dit? Want volgens Jakobus gaat de instemming van de wil (de begeerlijkheid ontvangen/bevrucht) altijd eerst vooraf, voordat de zonde tot de daad komt (Jak. 1:14-15).
Antwoord
Beste vraagsteller,
Je hebt gelijk: Paulus wilde het kwade niet en toch deed hij het. Dat is, om het maar zo te formuleren, de tragiek van ieder kind van God. Ook na zijn bekering heeft Gods kind te maken met zijn vleselijkheid, verkocht onder de zonde. Net als Paulus heeft hij wel een vermaak in Gods wet wat betreft zijn inwendige mens. En toch vindt hij deze wet in zichzelf, namelijk dat het kwade bij hem aanwezig is, hem aanhangt en tot stand komt, telkens als hij het goede doen wil. Deze wet moeten we verstaan als een wetmatigheid, een soort regel of gang van zaken. Het tekent de zondige praktijk van Gods kinderen. Hoewel Gods kinderen, en ik hoop dat dit ook voor jou geldt, oprecht zoeken te leven naar Gods wil en tot Zijn eer, laat de praktijk zien dat ze telkens in zonde vallen, dat de zonde hen omringt en zelfs in hen zit. Dat is zo erg, dat Paulus het uitroept: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?”, Rom. 7:24. Hij voelt zich zelfs gevangen genomen door de wetmatigheid, de zondige praktijk in zijn leven.
Je vraagt hoe dit nu kan, omdat volgens jou Jakobus beschrijft dat de instemming van de wil vooraf gaat aan het feit dat de zonde tot de daad komt. Je kunt toch niet zondigen zonder dat je dit wilt? Zo luidt dan de vraag. Je wil geeft daar toch eerst toestemming voor?
Jakobus spreekt in Jak. 1:14 en 15 over de begeerlijkheid, zeg maar, je eigen zondige begeerte of verlangen. Het is je eigen zondige verlangen dat je meesleept in de zonde en je verleidt. Dit zondige verlangen is als het ware zwanger van de zonde en brengt de zonde voort. Of anders gezegd: je zondige verlangen is de wortel en de zonde die er uit voortkomt, is de vrucht. Om een Bijbels voorbeeld te gebruiken: David was vol verlangen naar Bathseba, maar dit was wel een zondig verlangen. De vrucht ervan was overspel, bedrog en doodslag. Gaf David nu zichzelf toestemming om te zondigen? Ja, op een bepaald moment wel. Was hij van plan om te zondigen voordat hij zag hoe Bathseba zich waste? Ik denk het niet. Hij stond niet ´s morgens op met de gedachte: laat ik vandaag mij eens overgeven aan de zonde. We kunnen rustig zeggen dat David oprecht de Heere wilde dienen en wilde doen wat Hem welbehagelijk is. En toch vervalt David op een bepaald moment van de ene zonde in de andere. Hoe kan dat?
Dat komt omdat het zondige verlangen, de begeerlijkheid waar Jakobus over spreekt, hem verleidt en hem meeneemt in de zonde. Je kunt zeggen: sterker dan Davids wil om niet te zondigen is de begeerlijkheid van zijn eigen hart. Om met Paulus te spreken: hij wil het goede, maar het kwade ligt hem bij.
Je kunt dus een onderscheid maken tussen iemands wil en iemands verlangens en hartstochten. De zondige praktijk is helaas dat zondige verlangens je wil om naar Gods wet te leven, te sterk kunnen worden en je door je eigen zondige verlangen meegezogen wordt in de zonde. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Daarom is de vernieuwing van onze wil een heel proces. Paulus vermaant ons dan ook in Rom. 12:2: “En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.” Onze wil moet dermate sterk en standvastig worden, dat wij verzoekingen en verleidingen kunnen weerstaan. Dat kan niet in eigen kracht, maar alleen door de kracht van de Heilige Geest, Die ons naar Christus´ evenbeeld vernieuwen wil.
Uit bovenstaande begrijp je wel, dat dit een strijd is. Het is de strijd tussen je oude mens en je nieuwe mens, tussen de Geest en het vlees, tussen de zonde die in je woont en Gods genade in je hart.
Ik hoop van harte dat de vraag die je stelt, niet louter een filosofische vraag is, maar je mag brengen tot de eerlijke belijdenis van Rom. 7:25: “Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.”
Ds. B. M. Meuleman
Dit artikel is beantwoord door
Ds. B.M. Meuleman
- Geboortedatum:20-05-1972
- Kerkelijke gezindte:Hersteld Hervormd
- Woon/standplaats:Hoogeveen
- Status:Actief