Littekens van de aarde
prof. dr. M.J. Paul | Geen reacties | 22-08-2017| 07:54
Vraag
Ik ben de laatste tijd steeds meer aan het nadenken over het onderwerpen schepping/evolutie en de oudheid van de aarde. Ik heb een paar vragen waar ik mee zit en maar geen goed antwoord op weet te vinden. Ik hoop op deze manier meer duidelijkheid te krijgen.
1. Waarom lezen we in de Bijbel niets over de ‘littekens’ die de aarde in de loop der jaren heeft opgelopen? Overal ter wereld zijn inslagkraters te vinden die veroorzaakt zijn door meteorieten, de grootste is wel 300 km in doorsnede! Als dit soort meteorieten inslaan zijn de wereldwijde gevolgen niet te overzien! Aardbevingen, puinregens, schokgolven en een wereldwijde temperatuurdaling doordat het puin het zonlicht blokkeert. Toch lezen we hier in de Bijbel niets over...
De zorgverzekeringen van Care4Life
De zorgverzekeringen van Care4Life stellen de beschermwaardigheid van het leven voorop. Benieuwd hoe?
Antwoord
Beste vraagsteller,
In deze reactie beperk ik mij tot de eerste vraag; de andere vragen komen later.
De Bijbel is niet geschreven om ons op de hoogte te stellen van de inslagkraters, maar om Gods omgang met mensen duidelijk te maken. Het boek Genesis omvat een lange tijdsperiode, minstens tweeduizend jaar, maar we hebben slechts vijftig hoofdstukken. Daarvan zijn de meeste gericht op Abraham, Izak, Jakob en Jozef. Het is dus van belang om de doelstelling van de Bijbel te beseffen.
Toch is er wel meer geschreven over de ‘littekens’ dan je aangeeft. Het boek Job bevat aanwijzingen voor een ander klimaat dan tegenwoordig in Edom en omgeving (het vroegere Uz) heerst. Er is zelfs sprake van ijsvorming, waardoor de watervlakten bevriezen (37:10). De wateren verdichten zich soms als tot steen en de vlakte van de (diepe) watervloed sluit zich dan aaneen (38:30). Over temperatuurdaling gesproken...
De aarde blijkt vaak in beroering te zijn. Job en zijn vrienden kennen het verschijnsel dat een berg ineenstort en tot gruis wordt, dat een rots uit haar plaats gerukt wordt en dat het water stenen afslijpt (14:18-19). In 9:5 is sprake van het verplaatsen van bergen, waarbij ze ‘omgekeerd’ worden. Lemen hutten worden soms verpletterd en de bewoners vinden de dood (4:19-21). Job 12:22 spreekt over het blootleggen van diepe groeven uit de duisternis en aan het licht brengen van duistere diepten. Dit alles wijst op aardbevingen en aardverschuivingen.
Het land Edom ligt tegenwoordig een heel eind van de zee af, zowel van de Middellandse Zee als van de Rode Zee (de Golf van Akaba); slechts de Dode Zee is dichtbij. Toch maakt Job meermalen melding van de zee. In 6:3 spreekt hij over het zand van de zee en in 9:8 over de hoogten (de hoge golven) van de zee. Wat wist de savannebewoner Job over de woeste golven van de zee? In 12:15 zegt hij zelfs van God: “Houdt Hij de wateren terug, zij verdrogen; laat Hij ze gaan, zij woelen de aarde om.” Het lijkt hier te gaan over vloedgolven (tsunami’s?) die het land overspoelen. Dat komt overeen met 7:12, waar blijkt dat mensen wachtposten uitzetten tegen de zee en tegen gevaarlijke zeedieren.
Wanneer er veel natuurrampen zijn, worden allerlei mensen hiervan het slachtoffer. Dat blijkt ook in het boek Job. Mensen kunnen zich niet meer redden in de samenleving en gaan elders wanhopig op zoek naar voedsel (30:3-8).
In een periode van allerlei catastrofes is het begrijpelijk dat mensen in aardholen en rotskloven wonen, zoals in Job 30:6 beschreven. Het lijkt er zelfs op dat de (voor)ouders van belagers van Job dit gedaan hebben (30:1,9). Een paar jaar terug is een bijzonder fraaie en ruime druipsteengrot, die ook bewoond is geweest, gevonden in Galilea. Er zijn in die grot stenen messen gevonden en overblijfselen van diverse dieren die niet meer in deze regio voorkomen, zoals het damhert, het edelhert, de beer en de buffel.
In Genesis 19 is sprake van de verwoesting van Sodom en Gomorra in de tijd van Abraham. Door geologisch onderzoek is duidelijk geworden dat een deel van de aardlagen hier flink verzakt is. Daardoor bevat dit gebied nu de laagste zee ter wereld (ruim 400 m beneden zeespiegel). Onderzoek laat echter zien dat het waterpeil vroeger veel hoger geweest is. Het is aannemelijk dat er vroeger een uitgestrekt meer was dat de hele Jordaanvallei vulde, een meer dat zowel de Zee van Galilea als de Dode Zee omvatte en tientallen meters boven het tegenwoordige waterniveau lag. De Jordaanvallei is onderdeel van een reusachtige scheur in de aarde die duizenden kilometers lang is en zich uitstrekt van het gebergte Ararat in Noordoost-Turkije tot Mozambique (de ‘Afrikaanse Slenk’). Gewoonlijk dateert men deze gebeurtenissen ver voor de tijd van Job, maar het valt te overwegen of ze dichter bij elkaar lagen dan gewoonlijk aangenomen wordt, of op zijn minst te overwegen dat er in de tijd van Job nog een grote seismische activiteit was die hiermee samenhing.
De beweging van aardlagen brengt ook vaak vulkanische activiteit mee. Mogelijk duidt Job 28:5 op lavastromen, want daar is sprake van het woelen onder de aarde als door vuur. In ieder geval leidt vulkanische activiteit ook tot het ontstaan van allerlei edelgesteenten en volgens het genoemde hoofdstuk doorvorsen mensen de aardlagen om deze stenen te vinden.
Het is ook mogelijk dat er kosmische invloeden waren, zoals meteorieten. Misschien kan “het vuur Gods” in Job 1:16 zo opgevat worden, maar dit is onzeker.
Ook het boek Psalmen bevat aanwijzingen. Ps. 18:8 spreekt over het schudden en beven van de aarde. In vers 14 is sprake van vurige kolen (meermalen opgevat als gloeiende as). Ps. 46:3 noemt de mogelijkheid dat bergen verzet worden in het hart van de zeeën. Kende men zulke verschijnselen? Ps. 97:5 vermeldt het smelten van bergen als was. Ps. 104:8 noemt het rijzen en dalen van bergen, en ver 32 het roken van de bergen (vulkanen?). Ps. 114:4 geeft aan dat de bergen als rammen sprongen en de heuvels als lammeren. We moeten zeker rekening houden met poëtische beeldspraak, maar welke ervaringen had men dat deze beeldspraak gebruikt kon worden?
Ten slotte wil ik nog wijzen op de drie dagen duisternis in Egypte. Het is bekend dat de vulkaan Thera/Santorini in de Middellandse Zee rond 1500 v.Chr. een geweldige uitbarsting heeft gehad. Hierdoor zijn veel verwoestingen aangericht en het einde van de Minoïsche beschaving wordt hiermee in verband gebracht. De uitbarsting moet ook dagenlang voor verduistering van de lucht gezorgd hebben. De as van de vulkaan is tot in Egypte gevonden. Er zijn steeds meer onderzoekers die zich afvragen of de drie dagen duisternis als een van de plagen in Egypte (Ex. 10) hierdoor veroorzaakt is. God kan natuurlijke oorzaken gebruikt hebben om deze duisternis te bewerken. De samenhang is niet zeker, maar het is dus goed mogelijk dat er meer ‘littekens’ in de Bijbel beschreven staan dan wij denken.
Er zijn nog meer Bijbelgedeelten, vooral bij de profeten (bijv. Joël, Amos, Zach. 14:5). Het boek Openbaring noemt ook heel wat veranderingen van de hemel en de aarde, zoals het vallen van sterren van de hemel.
Ten aanzien van het onderwerp schepping en evolutie is er veel literatuur verschenen. Mijn boek “Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie” (Apeldoorn, eind augustus 2017) bevat in hoofdstuk 14 een overzicht van organisaties, websites en publicaties waar je verder kunt zoeken. Daar staat ook een rubriek “Geologie.”
Tevens ga ik in het boek in op het verschil tussen ‘catastrofisme’ en ‘uniformisme’ en de gevolgen daarvan voor de bestudering van de verschijnselen in de aarde. Zijn de huidige processen de norm voor hoe het vroeger gegaan is of kunnen we ingrijpende catastrofes aannemen?
Prof. dr. M. J. Paul
Lees ook: 'Littekens van de aarde'
Dit artikel is beantwoord door
prof. dr. M.J. Paul
- Geboortedatum:13-03-1955
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Oegstgeest
- Status:Actief
Bijzonderheden:
-Eindredacteur Studiebijbel OT
-Senior docent Oude Testament (CHE)
-Deeltijd hoogleraar OT te Leuven (B)
-Directeur-bestuurder THGB
Bekijk ook: