Vrees voor zelfbedrog
Ds. C. Harinck | 8 reacties | 11-08-2017| 12:51
Vraag
Geachte ds. C. Harinck. Ik heb een vraag over de zogenoemde toeleidende weg tot Christus. Met name over de diepte van de ellendekennis alvorens men tot het geloof komt. In uw boek “Geloof en zekerheid” schrijft u over het verschil tussen Reformatie en Nadere Reformatie, waarbij in de Nadere Reformatie (ik hoop dat ik het goed samenvat) meer de nadruk komt op een ‘apart stuk’, voorafgaand aan het komen tot Christus. Het is mijn ervaring dat de Heere juist na het zien van de genade in Christus me steeds dieper doet inzien wie ik ben. En dat wat ik wist van mezelf voor mijn ‘bekering’ eigenlijk maar weinig was en naar ik nu vrees: té weinig.
Wat Brakel schrijft troost me (VII. 4). Als hij schrijft over de onderscheiden wegen van wedergeboorte zegt hij: “Maar dat zeggen wij vooraf, dat niemand bekommerd moet zijn over de wijze van bekering, omdat hij niet is overgebracht op deze of gene wijze, die men zichzelf voorschrijft, of op welke anderen bekeerd zijn. Als de bekering er is, dan is het wél, en ziet tot uw ontsteltenis niet terug op de wijze, al was de wijze van bekering in u zodanig, dat gij nooit iets dergelijks gelezen of gehoord had. Want de wegen Gods zijn wonderbaar, en de een ondervindt wel iets, daar de andere niet van weet, ook in de gewone weg tot bekering; maar men moet dikwijls terugzien op al de voorzienigheden en wegen, waardoor God ons geleid heeft, dat geeft ons stof van verwondering, van verheerlijking van God, en van vaststelling van zijn staat.”
Dat geeft mij troost, maar als ik dan het volgende bij Van der Groe (Toetssteen der ware en valse genade, hoofdstuk IV, vraag 89 HC,) lees, herken ik dit niet (geheel) en denk ik mezelf bedrogen te hebben: “Ook wijst deze afsterving ons het smartelijke gevoelen des vleses aan, waarmee de oude mens in de ware bekering wordt gedood en ten onder gebracht. Voorwaar, de mensen mogen zich, in hun blindheid, ook al zeer vermaken met aangename dromen en schaduwbeelden van een zachte en liefelijke Evangelische bekering, zonder enige bange weeën of benauwdheden van een wettische overtuiging, en zij mogen daar het voorbeeld van een Zacheüs en die van anderen, van welker overtuigingen de Heilige Schrift zo geen bijzondere melding heeft gemaakt, ook al zeer dwaaselijk toe misbruiken; doch zij zullen het aan de ware bekeerde en wedergeboren Christenen zo licht niet kunnen wijsmaken, dat het doden en kruisigen van de oude mens zo gans aangenaam en zoetvoerig in zijn werk gaat.”
Het is absoluut niet mijn bedoeling oudvaders tegen elkaar uit te spelen, of hiermee een dogmatische of theologische discussie op gang te helpen, maar het is een persoonlijke worsteling: Ik heb in de afgelopen jaren moeten leren dat zalig worden alleen zal kunnen om Christus’ wil en dat al mijn verdiensten een wegwerpelijk kleed zijn. Toen er na een periode van onverschilligheid (opnieuw) een verlangen mocht komen om Hem te kennen, ging ik zelf ‘aan de slag.’ Ouderwets gezegd werd het werkverbond nieuw leven ingeblazen.
In die periode heeft de Heere een preek willen gebruiken om me te laten zien dat al ons bidden, ons Bijbellezen, onze tranen ons niet tot Hem kunnen brengen, maar het is Christus alleen: “Want de rechtvaardige zal uit het geloof leven” (Galaten 3). Dat in te zien vervulde het hart met een diepe verwondering. Omdat ik mezelf het niet durfde toe te eigenen, heb ik de Heere gevraagd of Hij wilde spreken. Hij heeft door Zijn Woord willen bevestigen in de week van voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Tijdens het Bijbellezen wilde God toen bevestigen dat het ook voor mij mocht zijn, althans het leek een antwoord op mijn vragen. Toch durfde en kon ik niet geloven en bad om Zijn bevestiging daarvan. En de dag erop sprak God weer met dezelfde woorden. En omdat ik het als een Gideon niet geloofde, bad ik opnieuw of God Zijn Woorden zou willen bevestigen. En God sprak opnieuw diezelfde woorden. Hij sprak, telkens door Zijn Woord, maar het werd me aangereikt door een boek, het dagboek, het lezen aan tafel, etc.
Die zondag ben ik aan Zijn tafel geweest maar het is daarna zo aangevochten (al wilde God die maandag opnieuw dezelfde woorden spreken, toen het voor mij helemaal onmogelijk was geworden) dat het (nog steeds) mijn worsteling is:
1. Als het van God was, had ik wel meer kennis van mijn ellende gehad. Toen God sprak wist ik weliswaar dat het alleen in Christus te vinden was en had ik ook moeten leren dat er in mijn hart alleen maar onwil was. Maar om nu te zeggen dat mijn hart verbroken was, ik met mezelf aan een eind gekomen was of dat ik wakker lag van mijn ellende... Nee, ik denk dat ik moet zeggen dat God me als vijand heeft verzoend. In mijn hart was ten diepste enkel onwil. Ik was niet volledig door zonden en ellende overmand toen ik tot het heil in Christus vluchtte.
2. Er was niet voldoende kennis van Christus. In de teksten die God gebruikte, werd niet gesproken over Christus. Het dreef wel uit tot Christus, maar pas later (na mijn avondmaalsgang dus) heb ik zoveel meer schoonheid in Christus gezien, dat ik moet zeggen: “Ach, wat wist ik van Hem, waarom ben ik toch aangeweest?”
3. Mijn motieven waren verkeerd. Achteraf gezien wilde ik zelf wat worden met mijn bekering. Ik zou er groot mee kunnen worden in Zijn koninkrijk en ik zou... Terwijl ik achteraf moet zeggen: “Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen” en “Door Hem, door Hem alleen, om het eeuwig welbehagen.” En ook achteraf moet ik zoveel meer inleven dat ik een zondaar ben, dat ik zo bang ben dat ik destijds met verkeerde motieven geloofd heb en aangegaan ben aan Zijn heilige tafel.
Kortom (excuus dat ik zo mijn hart uitstort): achteraf bezien was er zoveel tekort aan mijn kant en vrees ik mezelf bedrogen te hebben. Zou u wat geestelijke leiding kunnen geven?
Antwoord
Beste vraagsteller/ stelster,
Ik heb geprobeerd u te volgen in uw zielsbelevenissen. U weet dat er een weg tot Christus leidt en dat is goed. Alleen, nu kun je meer met de weg tot Christus op hebben dan met Christus Zelf. Alles draait dan over de vraag: was wat mij tot Christus bracht wel uit God? Wanneer men dat wist, zou men gerust zijn. Ik hoop dat je voelt dat dit ongezond is.
Je vertelt ook dat je juist na je avondmaalsgang meer van je zonden en ellende zag dan daarvoor. Je zou hier de vraag kunnen stellen: Waarom ging u dan ten avondmaal? Je spreekt er over als vijand met God verzoend te zijn. Dat is zo’n bekende uitdrukking, die ook dikwijls verkeerd gebruikt wordt. De mens is een vijand van enkel genade, maar komt niet tot Jezus als vijand, maar als een gewezen vijand die zijn wapens inlevert.
Maar goed. Je wijst op verschil voor en na het avondmaal. Dat kan ik wel plaatsen, maar hoe je als vijand kwam blijft mij wat vreemd aandoen. Ik zou zeggen: Ik kwam als een vijand, die de strijd heeft verloren en nu als boeteling God genade en Christus zoekt.
Het is anderzijds niet helemaal vreemd dat men in een eerste liefde ten avondmaal komt, Jezus liefheeft en Zijn naam belijdt in het Avondmaal en daarna meer van zijn ellende ziet. Er ligt dan een heilige roeping op je om voor God te leven en dat kan juist het middel zijn om je meer te laten zien van je onmacht ten goede, de boosheid van je bestaan en je geringe geloof. Wat de één van voren leert, leert de ander soms meer van achteren.
Je hebt het vervolgens over Brakel en van der Groe. Er is inderdaad verschil tussen hen. Brakel zet de genadedeur wijd open, terwijl van de Groe er op wijst dat men slechts als zondaar komen kan. Je kunt je in het afgaan op je emoties, bedriegen. Deze waarschuwing is even nodig als een rijke nodiging tot de Zaligmaker. Je hebt ze beiden nodig. Van der Groe legt wat andere accenten. Toch schreef hij ‘voorredens’ voor de preken van de gebr. Erskine. Hij stond ook achter een welmenende nodiging van het Evangelie.
Je hebt het er over dat je nu bezet bent met vrees en twijfel. Ik verbaas mij daar niet over. Een mens bezit vastigheid en zekerheid afhankelijk van het fundament waarop hij of zij rust. Je steunt erg op het gevoel en op teksten die je leest en je emotie raken. Ik wil dat niet weggooien. In je onrust en twijfel zoek je ergens steun. En dat je dit zoekt in de Bijbel, het Woord van God, is goed. Maar je begaat denk ik de fout door dan van het genoten gevoel de grond van je zekerheid te maken. Zodoende steun je niet op het Woord dat je bemoedigde, maar op het gevoel dat je er toen bij had en als dat gevoel weg is, twijfel je aan alles. Maar ook al is het troostrijke gevoel weg, het Woord waarmee de Heere troostte is gebleven en is nog altijd even waar. Maak dat een pleitgrond in je bidden en zoeken naar zekerheid.
Tot slot wil ik zeggen: Indien je zo vreest niet met de juiste voorbereidingen tot Christus te zijn gekomen, zeg dan tot de Heere: Indien ik nog nooit echt tot u gekomen ben, dan wil ik nu oprecht, arm en behoeftig tot U komen.
Ik wens u het onderwijs van Woord en Geest toe.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Maar je begaat denk ik de fout door dan van het genoten gevoel de grond van je zekerheid te maken. Zodoende steun je niet op het Woord dat je bemoedigde, maar op het gevoel dat je er toen bij had en als dat gevoel weg is, twijfel je aan alles. Maar ook al is het troostrijke gevoel weg, het Woord waarmee de Heere troostte is gebleven en is nog altijd even waar. Maak dat een pleitgrond in je bidden en zoeken naar zekerheid.
is zo herkenbaar.
Ik hoop dat de vraagsteller net zo bemoedigd is als ik.
Geeft mijn bekering mij zekerheid?
Nee, alleen Zijn trouw, Zijn liefde, Zijn geduld en Zijn beloften, zijn genade.
afz onbekend
Naar vraagsteller toe nog het volgende punt:
Citaten zijn vaak onvolledig. Dat is zeker met Van der Groe het geval,
omdat hij gewoonlijk twee kanten van een zaak bespreekt. Hij heeft nog meer geschreven dan alleen de ‘Toetssteen’.
Uit ‘Brieven van Theodorus van der Groe’ (nr.26) neem ik het volgende over, waaruit die 2 lijnen duidelijk blijken.
“Men kan geen droeviger ding in de wijde wereld zien, dan dat de mensen die dagelijks het Evangelie horen, gewoonlijk zo grotelijks dwaas en verkeerd werken met het Evangelie tot verderf van hun zielen. Zij horen alleen maar met een half oor naar de belofte, die Christus ons in het algemeen aanbiedt, zonder te letten op de noodzakelijke vereisten in degenen die de belofte recht gelovig tot zaligheid zullen aannemen. Zo worden zij dan ellendig door de satan bedrogen met een losse inbeelding van Christus, en zij leven met hun schone geloof alle dagen gerust genoeg in de wereld en de zonde.
Of zij hebben aan de andere kant hun ogen meer op de vereisten dan op Christus Zelf. Dezen zien zichzelf als het ware blind op de hoedanigheid, die men hebben moet als men Christus oprecht gelovig tot zaligheid zal aannemen; namelijk zó zeer gewond aan het hart, zó voor God verbroken en verbrijzeld, zó hongerig en dorstig, zó los van alles enzovoort. Maar dat vinden zij in zichzelf zo niet, het is met hen alles geheel anders. Wat gaan ze nu doen? Zij nemen nu, zonder dat zij het weten, die hoedanigheden op in de plaats van Christus.”
Ongenuanceerd ook. Lees het antwoord van Ds. Harinck en toets je daar aan.
Dat is Bijbels en overeenkomstig de belijdenis. Je losse flodders roepen bij mij gedachten op aan een oppervlakkig geloofsbeleving met weinig houdbaarheid. Maar.......dit kan volkomen onterecht zijn. Dus graag wat vollediger en genuanceerder reageren.
Deze uitspraak komt van mij dus ik zal mij verantwoorden.
Uw uitspraak is ook wat kort door de bocht, toch?
Eerlijk gezegd werd ik er wat verontwaardigd van en daar zit ook direct het pijnpunt.
De exclusiviteit van de 'bekering' maakt het een valstrik voor de satan. Waarom zou ik onthutst zijn, gekrenkt zelfs, wanneer uw mijn geloofsleven niet diep genoeg vind en niet houdbaar genoeg? Wanneer ik moet gaan bewijzen dat het anders is bevind ik mij op zeer glad ijs. Mijn gekrenktheid is daarmee mijn grootste zonde.
We lijken het hier te hebben over geestelijke ambitie, die ik hier ook in anderen meen te herkennen.
Bekering en wedergeboorte zijn nodig maar ik moet ervan af om daar mijn zaligheid aan op te hangen vooral als het gepaard gaat met navelstaarderij zo erg dat we vergeten om naakten te kleden en hongerigen te voeden.
Al met al; het lijkt inderdaad nergens op, ik lijk nergens op, mijn bekering lijkt nergens op en het antwoord van ds. Harinck is fijn want toch steun ik op Zijn Woord en dat mag iedereen doen.
Recent de preek van ds. C. Harinck over 1 Johannes 3 vers 20 beluisterd "Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen" (http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/19299). Gezien je vraag zou deze preek ook voor jou waardevol kunnen zijn. Gods zegen van harte toegewenst.