Tegenwerpingen van hoogbejaarde vrouw
Ds. C. Harinck | 11 reacties | 05-07-2017| 13:38
Vraag
Beste ds. C. Harinck. Ik heb een vraag voor u van een vrouw van bijna 90 jaar oud. Sinds enkele maanden kom ik bij haar langs. Zij vertelde mij dat ze geestelijk in grote nood zit en dat ze bang is om te sterven en er geestelijk niet uitkomt. Ze heeft recent een boek van u gelezen, waar ze over te spreken was. En daarom wilde ik deze vraag aan u stellen, ook omdat ze zelf van de Gereformeerde Gemeenten is. Ze is na haar pensioen op haar 60e, toen ze het minder druk kreeg, gaan zoeken, kerkdiensten gaan bijwonen, ook doordeweeks en veel gaan lezen om tot bekering te komen. Momenteel luistert ze ’s zondags de preken via de kerktelefoon, deze neemt ze op en luistert ze doordeweeks na, leest geestelijke boeken en soms elke dag een preek, maar ze heeft nog geen vrede gevonden.
Ik heb tegen haar gezegd dat ze vandaag nog met al haar onmogelijkheden naar de Heere Jezus moet gaan, op grond van de belofte die de Heere Jezus heeft gedaan: “Wie tot Mij komt zal ik geenszins uitwerpen.” En op grond van andere beloften uit de Bijbel. Ik heb gezegd dat ze daarbij moet zeggen: “U zegt dit in Uw Woord; ik voel niks, ik heb geestelijk niks te bieden, ik ben geestelijk blind en dor en heb niks verdiend, en naar mijn beleving is het allemaal met mijn verstand, maar ik ben in grote nood, bang voor de straf, maar ik kom toch bij U omdat ik met mijn verstand weet dat ik naar U moet gaan en dat de Bijbel dat zegt. Ik wil op U vertrouwen omdat U zelf zegt dat ik dat moet doen.” Ik heb haar gezegd dat ze daarna moet bidden, zoals Paulus voor de gelovigen bidt in Efeze 1 en 3 dat de Heere “de Geest van openbaring geeft in het kennen van Hem en haar blinde ogen wil openen voor de diepte en breedte en hoogte van het Evangelie”, maar dat ze eerst Schuiling moet zoeken!
Mevrouw heeft vier redenen waarom ze denkt dat ze bovenstaande niet mag doen:
- Ze zegt dat ze er geen recht op heeft, omdat ze de eerste 60 jaar van haar leven de Heere niet gezocht heeft. “Ik heb druk geleefd en mijn werk gedaan. En nu mijn levenseinde begint te naderen, nu na mijn 60e ben ik pas begonnen met zoeken en voel mij daardoor schuldig en kan me haast niet voorstellen dat de Heere mij nog zou willen hebben.”
- Ze zegt tegen mij dat ze zondekennis mist. Ze weet goed dat ze zondig is, maar zegt dat het alleen met het verstand is. Dus zegt ze dat ze daarom nog niet bij de Heere Jezus mag komen.
- Ze zegt dat God Zelf haar bij de Heere Jezus moet brengen en dat zij dat niet zelf kan doen.
- Over wat ik gezegd heb zegt ze: “Het begint niet bij de Heere Jezus.” Deze vraagstukken heb ik samen met haar opgeschreven. Wat voor antwoorden zou u hebben op deze vier tegenwerpingen? Dan print ik het voor haar uit en kan zij het lezen.
Antwoord
Beste broeder/zuster,
Ik heb gelezen hoe u hebt getracht deze vrouw de weg te wijzen en heb daar niet veel aan toe te voegen. Ik ben daar blij mee. Kregen alle bekommerde mensen maar zulke Bijbelse raad. En toch brengt het haar niet op de plaats die u wijst. Ze komt niet onvoorwaardelijk aan Jezus' voeten en ze levert zich niet aan Hem uit. Dat zou u graag zien en ik ook. We leren hier beiden een nederige les. De Heere alleen kan het geloof dat zich aan Christus overgeeft werken.
Wat nu verder te doen. Ik denk dat het nu knieënwerk moet worden. Dat blijft over. En denk niet dat dit een gering wapen is. Het is een sterk wapen. Laten we voor die oude vrouw bidden.
En nu een boodschap voor de vrouw zelf. U zou, met het bovenstaande in gedachten, eens moeten denken: Wanneer nu gevallen mensen, zondaren die van nature geen liefde tot God en de naaste hebben, met mijn zielenheil bewogen zijn, zou dan de volmaakte God lust hebben in mijn ondergang? Ik vrees dat u geen rechte gedachten over Gods genade hebt. Dat blijkt uit uw vier tegenwerpingen. Ik wil daar het volgende op zeggen:
1. Het zou rechtvaardig zijn wanneer de Heere na vele jaren Hem voorbij te zijn gelopen, nu zou zeggen: Je hebt je tijd gehad. Maar dat zegt God niet. Hij zegt: “Gij nu hebt met veel boeleerders gehoereerd, keer nochthans weder, tot Mij, spreekt de Heere, Jer. 3:1. Dat u dat niet begrijpen kan en ik ook niet, komt omdat u en ik denken dat God is als wij. Maar Hij is gelukkig anders.
2. Het missen van zondekennis. Wat verstaat u daaronder? Is het leven dat u geleefd hebt u niet tot zonde en drukt het vergeten van God u niet? Wat stel je je van het komen tot Jezus voor? Kom ik als iemand die geschikt en er helemaal voor toebereid is? Of kom ik als een ongeschikte, die niet waardig is dat Hij mij zal ontvangen? Vraag je af: Of je nog iets meebrengen wil. En of dat geen hoogmoed is?
3. Je kunt jezelf niet bij Jezus brengen... Weet je dat omdat je dit geprobeerd hebt of praat je de rechtzinnige leer na. En zou je willen wachten tot je het kunt? En laat het je dan koud dat Jezus naar jou toekomt met Zijn Evangelie en dat het enige wat Hij eist is: Kom! Je denkt te gering en te klein over de gekruisigde en tot vloek gemaakte Heere Jezus! Zou dat gedaan zijn voor mensen die nog iets goeds bezitten of voor vloekelingen en goddelozen? Luister naar het spreken van het bloed van Jezus. Het spreekt betere dingen dan Abels bloed. Het spreekt van genade voor doemschuldige zondaren.
4. Het begint inderdaad bij God. God heeft Zijn Zoon in de wereld gezonden. Moet je daarop niet reageren? Maar ik begrijp u wel. U bedoelt dat het bij u ook met God moet beginnen. Inderdaad. We krijgen eens met God te doen. Denk dan eens hoe verschrikkelijk het zal zijn om buiten Christus voor God te komen staan. En als ik tussen de regels lees hebt u op die manier al met God te doen. Want waarom bent u zo onrustig en bekommerd en leest u de Bijbel en luistert naar preken? Is het niet omdat je met God te doen hebt gekregen?
Hoogmoed werd onze val. Hoogmoed zal ook de oorzaak van ons verloren gaan zijn. Er zal niets anders overblijven dan de bede van de tollenaar: O God wees mij zondaar genadig! Het zijn nederige voorwaarden waarop God zondaren wil ontvangen. En zalig is de mens die aan Mij niet geërgerd wordt, zei Jezus.
Tot slot: Ik heb eens bij een stervende man, die net zo dacht als u, ten einde raad een stukje uit het ABC van Comrie gelezen. Mijn woorden werden gewantrouwd, maar Comrie zou hij niet wantrouwen, zo dacht ik. Comrie zegt dan bij het ‘komen’: “Ja, dat komen moedigt Jezus elk aan, zeggende: Die komt, wie hij ook is, hoe groot, hoe langdurig en hemeltergend zijn zonden zijn, die komt zal Ik geenszins uitwerpen. Ja, als Jezus maar pogingen ziet om te komen, en kermen hoort om getrokken te worden, gaat Hij de ziel tegemoet.”
Het is voor die man tot eeuwige zegen geworden. Dat wens ik u ook toe. De Heere gedenke u in Zijn ontferming.
Ds. C. Harinck
Dit artikel is beantwoord door
Ds. C. Harinck
- Geboortedatum:09-04-1933
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Kapelle
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Emeritus
Bekijk ook:
Dit panellid heeft meerdere artikelen geschreven
Ik las gisteravond een stukje in een boekje van Obadiah Sedgwick over de bekende tekst uit Openbaringen 3:20: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop" en ik moest aan deze vraag denken. Dit zegt hij over tegenwerpingen die deze vrouw en veel mensen hebben tegen de uitnodiging van de Heere Jezus:
De opgeblazen en onredelijke verkeerdheid in de wil is vaak een bijzondere oorzaak waarom Christus zo lang buiten moet staan en kloppen. Óf men wil zich, nadat alles gedaan is, niet laten overreden. Hoewel het oordeel ontwapend is van alle vleselijke uitvluchten en tegenwerpingen en daarbij overtuigd is van de oneindige zaligheid in Christus, nochtans kunnen zij Christus’ heiligheid niet verdragen en zij willen er niet naar luisteren. Zo antwoordden ook diegenen in de gelijkenis. ‘Zij wilden niet komen’ (Matth. 22:3). Gij wilt tot Mij niet komen, gij wilt niet. Óf men wil met Christus een nader verdrag sluiten, dat Hij ook zal ingaan in hun wegen en Wijzen van doen. Maar dat zal Christus in der eeuwigheid niet toestaan.
Een voorbeeld: Zij willen wel opendoen en Christus binnenlaten, als zij sommige heilige veranderingen in hun hart vinden; of als zij enige waardigheid in zichzelf mogen waarnemen; of als zij enige verzekering mogen hebben, zoals dat hun zonden hun vergeven zijn en zij genade bij God hebben en met God in het verbond zijn; of als Christus maar op die tijd wilde inkomen die hun het best zou passen, in hun begeerte naar barmhartigheid; of indien zij deze of die mate van Zijn genade en liefde mochten hebben.
Maar, o christen, wat meent u? Wilt u voorwaarden voorschrijven en opleggen aan uw Christus, Wie het alleen toekomt om ze u voor te schrijven en op te leggen? Waarom eist u dat van en in uzelf, hetgeen Christus (als Hij eerst komt om in de ziel in te treden) van u niet eist? Dit zijn werken die volgen en geen condities die voorafgaan. Het is alleen uw werk om de deur te openen en dan is het Christus’ werk om het huis te schikken. Laat Hem maar binnen en laat Hem geworden, Hij zal barmhartigheid voor u meebrengen en genade om u te heiligen en verzekering om u te troosten en te verkwikken.
Dank je wel voor de aanvulling, en idd een mooi pastoraal antwoord, ook ds. Harink hartelijk dank.
Hoe bedoel je dat Omega?
In de Bijbel lees ik n.l. dat Jezus zegt: Ik ben de weg.
Ik wil hier nog voor deze mevrouw het volgende toevoegen:
Ik was 61 jaar toen God mij aan mijn zonden ontdekte en ik na een (korte) tijd van zoeken en smeken tot een levend geloof mocht komen. Ook ik had na mijn bekering last van het feit, dat ik mijn leven zo in zonde had laten verlopen. Voor dat ik stille tijd hield, legde ik dit voor aan de Heere. Ik sloeg de Bijbel open en las de gelijkenis van de wijngaardenier. Hij gaat 's-morgens om 6 uur naar de markt om werknemers te zoeken en vervolgens die dag doet hij dit nog verschillende keren. En wat blijkt? Bij de uitbetaling van het loon ontvangen zij die het laatst gekomen zijn, het eerst hun loon. En o wonder, ze ontvangen ook nog eens een heel dagloon. Wat liet God mij duidelijk zien, dat ik mij geen zorgen behoefde te maken, dat ik op deze leeftijd tot bekering mocht komen. Het was n.l. Zijn tijd. Ik hoop dat ook deze mevrouw dat mag zien.
Er is maar een weg om tot de Vader te komen, dat is door Hem, die zegt Ik
ben de weg en de deur ,om tot de Vader te komen. Als wij de gelijkenis van
de verloren zoon willen vergeestelijken, kan de jongste zoon rechtstreeks
,zonder omweg naar de Vader, Weet u hoe dat zit?
Dankjewel voor het delen.
We willen niet. En daarom -zegt ook ds. Harinck- "komt Christus naar ons toe" om te bedelen en te smeken ons door Hem te laten zaligen. Lees het prachtige boek "Zien op Jezus" van Isaac Ambrosius. Evert Barten van het RD heeft het boek hertaald.
Ten diepste is er dus geen verschil in het komen tot Christus of komen tot de Vader. Ons gebed is immers dat de Vader ons aanziet in Christus. Jezus is het uitgedrukte beeld en afschijnsel van God de Vader. Wie tot Christus komt, komt tot de Vader en wie tot de Vader komt doet dat in Jezus' Naam.