Jezus en de farizeeën
Ds. P. Molenaar | Geen reacties | 19-06-2017| 07:56
Vraag
Waaruit blijkt dat Jezus de farizeeën liefhad? Hij sprak zeer scherp tegen hen, zo lijkt het of hij hen niet liefhad.
Antwoord
De farizeeën stonden bekend als rechtzinnig. Anders dan de sadduceeën, die vrijzinnig waren, geloofden zij onvoorwaardelijk in de grote waarheden van de wet en de profeten, zoals de opstanding. Zij deden niets af van de wet en de profeten. Dat heeft Jezus wel geprezen. Jezus zegt immers in Mattheüs 23: “Al wat zij zeggen, doe dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het en doen het niet.” De farizeeën vertegenwoordigden de rechtzinnigheid. Ze waren in de leer orthodox.
In dat opzicht waren ze wel anders dan de sadduceeën, die een liberale Schriftopvatting erop nahielden. Die hielden wel vast aan de wet van Mozes, maar wel in liberale zin. De overlevering van de profeten had voor hen minder betekenis. De sadduceeën pasten zich aan, als een kameleon. Ze gingen mee met de cultuur van hun dagen. Daarom waren ze meer vrijzinnig. Ze geloofden bijvoorbeeld niet in het bestaan van engelen en geesten en ze verwierpen ook de opstanding uit de doden. Dat was bij de farizeeën anders. Zij hielden onverkort vast aan de wet en de profeten en ook aan de regels die daaruit voortkwamen, de Talmoed. Maar daardoor werd hun godsdienst al maar bijzonderder en maakten ze regels om hun goede werken te etaleren en voelden zich beter dan anderen. Hun godsdienst bestond uit goed, beter en best.
Zo lezen we hoe Jezus het “Wee u” uitspreekt over hen in datzelfde hoofdstuk Mattheüs 23. Zelfs een hele rij van veroordelingen juist voor de farizeeën. Waarom? Ze hadden wel veel regels gemaakt, maar ze probeerden die vooral zwaar te maken voor anderen. Helaas misbruikten ze de wet om wel anderen de les te lezen, maar zelf probeerden ze de ontdekking van de wet van God te ontvluchten door bijvoorbeeld anderen op de sabbat werk te laten doen en zelf de vrome man uit te hangen. Uitwendig deden ze zich wel vroom voor, maar zelf probeerden ze via allerlei zonden de scherpte van de wet te ontvluchten. Ze waren meer ‘ruitenkijker’ dan ‘spiegelkijker’. Ze zagen wel de splinter bij de ander, maar de balk in hun eigen oog zagen ze niet. Ze dachten door hun vroomheid God te behagen.
Jezus heeft daarom de farizeeën bestraft en ontdekt aan hun zonden. Ze probeerden ook Jezus steeds strikvragen te stellen om Hem monddood te maken, wat hen niet lukte. Daarom zijn er veel conflictsituaties met Jezus. Maar dat betekent niet dat Jezus de rechtzinnigheid veroordeelt, wel hun praktijk. Ze misten dat de liefde -de vervulling van de wet- het grootste gebod is. Er was veel huichelachtigheid, veinzerij of hypocrisie.
Datzelfde gevaar lopen wij ook: we kunnen voor de anderen vroom overkomen, maar zelf niet kijken in de spiegel van Gods heilige wet. Onze regeltjes kunnen almaar bijzonderder worden! Schijnheilig is even erg als onheilig. We missen het geloof dat God de Heilige is en alle onheiligheid, maar ook alle vrome schijnheiligheid ontmaskert. De diepste ontdekking aan de zonden is de ontdekking aan onze begeerten. Je zou kunnen zeggen dat het tiende gebod van de wet, de Thora, eigenlijk de toepassing is van alle geboden. Immers de verkeerde begeerte legt heel ons zondenbestaan bloot.
Tegelijk zien we dat Jezus hen wel liefhad. We zien immers hoe hij niet alleen tollenaars en zondaren ontving, maar ook farizeeën. Jezus heeft Nicodemus niet afgewezen toen hij in de nacht met levensvragen bij Jezus kwam (Johannes 3). Hij heeft liefderijk en eerlijk zijn vragen besproken in de nacht. Zoveel tijd nam Jezus voor deze farizeeër. Hij was eigenlijk een farizeeër die met heel zijn leer vastgelopen was. Die ontmoeting met Jezus is hem tot eeuwige winst geworden. Hij heeft samen met Jozef van Arimatea, die lid was van het Sanhedrin, zich later verzet tegen de veroordeling van Jezus.
We lezen ook dat Simon de Farizeeër ( Lukas 7:36-50) Jezus uitnodigde en dat Jezus daaraan gehoor gaf. Wel ontstaat er een discussie over de zondares die Jezus zalfde, maar wel blijft staan dat Jezus het huis van Simon de farizeeër is binnengegaan en daar de maaltijd heeft gehouden. We denken ook aan de tijd na Pinksteren: is het niet een wonder dat na Pinksteren een grote schare priesters het geloof gehoorzaam werd (Handelingen 6:7)? Is dat niet ook een verhoring van de eerste bede van Jezus op Golgotha: “Vader, vergeef het hun, want zij weten wat zij doen”? Tenslotte zou ik Paulus willen noemen: Hij kwam tot bekering op weg naar Damascus (Handelingen 9). Daaruit blijkt toch dat Jezus de farizeeën liefhad. De Heere bekeert goddelozen en ook vrome farizeeën die denken dat ze met hun goede werken kunnen zalig worden. Voor Paulus werden daarom al zijn goede weken een wegwerpelijk kleed!
Ds. P. Molenaar , Lunteren
Dit artikel is beantwoord door
Ds. P. Molenaar
- Geboortedatum:22-05-1945
- Kerkelijke gezindte:PKN (Hervormd)
- Woon/standplaats:Lunteren
- Status:Actief