(On)voorwaardelijk aanbod van genade
Ds. A.T. Vergunst | Geen reacties | 08-05-2005| 00:00
Vraag
Voor mij is niet duidelijk hoe men over een zogenoemd onvoorwaardelijk aanbod kan praten binnen de Gereformeerde Gemeenten. Deze term impliceert immers dat gezegd wordt/kan worden: Er is genade voor u! Maar dat is nu juist een van de dingen die wij niet weten, de verborgen dingen zijn voor de Heere onze God. Hij weet wie zijn uitverkorenen zijn en voor wie er genade is. Wat wij echter op grond van Gods Woord wel weten is dat er voor een die oprecht zijn zonden belijdt en laat, God diegene vergeving wil schenken. Ik zou zeggen, dat is geen aanbieding (en zeker geen onvoorwaardelijke) maar een aansporing en aanprijzing.
Daarnaast zou een onvoorwaardelijk aanbod inhouden dat je niet meer hoeft te smeken om genade aan de troon van de genade, maar deze genade gewoon kan pakken/aannemen, of vragen om de kracht om die aan te nemen... Hij word je immers al onvoorwaardelijk aangeboden. Dus je hebt er al recht op, die is je gegeven door deze aanbieding. Dit alles lijkt mij geen Bijbelse voorstelling van zaken. Hoe kan er dan toch over een onvoorwaardelijke aanbieding gesproken worden? Worden de implicaties daarvan wel onder ogen gezien?
Antwoord
Beste vriend,
Woordenstrijd is er altijd al geweest over de uitdrukking “aanbod van genade.” In de afgelopen jaren, hoewel ondergetekende van verre een aanschouwer was, is er genoeg over gepubliceerd en nog meer over gedebatteerd. Ik heb er weinig behoefte aan om daaraan nog mijn woorden toe te voegen.
Wat wel duidelijk is dat deze term of beschrijving van de prediking erg verschillend wordt opgevat. Als ik jouw vraag lees en je uitleg van die term, dan kan ik jouw moeite met die uitdrukking best volgen en zelfs beamen. Maar dat is omdat jij het “zo impliceert”, zoals je zelf zegt. Als ik die uitdrukking of beschrijving van de prediking binnen de Ger. Gem. hoor, dan trek ik niet die implicaties die jij trekt. Laten we dat goed in de gaten houden want conflicten zijn meestal geworteld in een mis-verstaan van elkaars bedoeling of uitdrukkingen. Als we dat niet in de gaten houden, verhitte de discussie en er komt een onaangename sfeer. Laten we die richting niet gaan.
Persoonlijk gebruik ik als predikant die uitdrukking gewoonlijk niet omdat er al genoeg misverstand door gekomen is. Dat betekent niet dat ik het nooit eens gebruik. Ik vind het “veiliger” om de Bijbelse taal zelf te gebruiken. De Heere Jezus zegt nergens: “Ik bied u de genade aan en willen jullie het a.u.b. aanpakken.” Maar Hij zegt wel: Ik ben gekomen om zondaren zalig te maken en Ik roep jullie toe: Bekeert u en gelooft het Evangelie (Markus 1:15). Ik lees niet dat de Heere die roepstem alleen maar deed horen aan hen die met een gevoelig hart onder Zijn prediking zaten. Hij preekte dat tegen iedereen die daar voor Hem stond of zat. Wat zou de Heere Jezus nu bedoeld hebben met “Gelooft het Evangelie?” Wel, ik laat het Woord maar weer spreken. Een van de beste samenvattingen van het Evangelie staat in Jes. 55:6-9, “Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onze God, want Hij geeft menigvuldiglijk. Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, also zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten.”
De Heere spreekt duidelijk over “goddeloze en ongerechtige” mensen en Hij spoort hen aan om toch de HEERE te zoeken. En wat een enorme bemoediging zijn die woorden... “ontfermen... want Hij geeft menigvuldiglijk.” Als predikant mag en moet ik die woorden in de oren van mijn hoorders roepen en dat doe ik ook steeds weer. De meest verharde ziel zal het altoos uit mijn mond horen als ik als Gods ambassadeur hen het Evangelie mag verkondigen. Dan roep ik ook jou toe: Jongen, bekeer je toch en geloof het Evangelie. De HEERE is een menigvuldig vergevend God. Laat Hem je toch niet tevergeefs roepen want hoe zal jij ontvlieden als je op zo grote zaligheid geen acht neem?” Dan staat de deur niet op een kiertje maar wijd open voor de grootste zondaar. De HEERE maakt dat zo duidelijk in die woorden “want mijn gedachten en wegen zijn niet zoals uwe.” Hij bedoelt daarmee: Ik ben niet zoals jullie mensen. Als iemand maar op je teentjes trapt dan vinden jullie het al zo moeilijk om te vergeven. Maar zo ben Ik niet. Ik vergeef gaarne die berouw hebben en Mij om vergeving willen smeken. Kijk, op die manier zoekt de HEERE ook jouw ziel tot inkeer te brengen. Als predikant van een vol Evangelie mag ik op jouw oor en op iedereens oor kloppen en hen dezelfde boodschap voor houden. Bekeer je toch en gelooft het Evangelie. Er is natuurlijk nog veel meer inhoud aan dat Evangelie (bijvoorbeeld dat God Zelf Zijn Zoon gegeven heeft om voor die zonden te betalen) maar daar ga ik nu niet verder op in.
Jij hebt er moeite mee dat zo het Woord gepredikt wordt. Dan zul je ook wel moeite gehad hebben met Paulus’ preek in Handelingen 13. Lees maar even mee in verse 38-41: “Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u (!) vergeving der zonden verkondigd (!) wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt. Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: Ziet, gij verachters, en verwondert u, en verdwijn; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk hetwelk gij niet zult geloven, zo het u iemand verhaalt.”
In de volgende verzen wordt het wel duidelijk dat velen van Paulus’ hoorders inderdaad verachters waren en verdwenen! Toch heeft Paulus hen het volle evangelie verkondigd en hen aangespoord de Heere niet tevergeefs te laten kloppen. In vs. 46 wordt Paulus heel vrijmoedig: “Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelfde verstoot, en uzelven des eeuwige levens niet waardig oordeelt (!), ziet, wij keren on tot de heidenen.” Dat is klare taal. Die Paulus durfde het wel te zeggen, vind je niet? Die had er schijnbaar geen moeite mee om het volle Evangelie te prediken aan mensen waaraan je misschien zelfs wel kon zien dat ze de prediker wel konden villen (want ze waren met nijdigheid vervuld).
Kijk, mijn ervaring is dat die Bijbelse taal niet tegengesproken kan worden. Menselijke uitdrukkingen brenger verwarring en doen meer mee aan “on-stichten” dan “stichten.” Ik gebruik ze daarom liever niet. Gods Woord is duidelijk. Straks komt de Heere Jezus terug en wat zal Hij dan doen met al die mensen die onder de Evangelie prediking gezeten hebben en niet geluisterd naar Zijn roepstem, “...met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn” (2 Thess. 1). Ongeloof is ongehoorzaamheid: “Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.” Wat is die ongehoorzaamheid dan? Het verwerpen van God’s roepstem om je te bekeren en jezelf tot Hem te wenden.
Nog een laatste gedachte. Je schreef ... “Daarnaast zou een onvoorwaardelijk aanbod inhouden dat je niet meer hoeft te smeken om genade aan de troon van de genade, maar deze genade gewoon kan pakken/aannemen, of vragen om de kracht om die aan te nemen... Hij word je immers al onvoorwaardelijk aangeboden. Dus je hebt er al recht op, die is je gegeven door deze aanbieding. Dit alles lijkt mij geen Bijbelse voorstelling van zaken.”
Kijk daar heb je een voorbeeld van jouw “interpretatie.” Wat jij zegt is in zekere zin waar, maar het is volstrekt onjuist wat voor conclusies jij trekt. Als ik als Gods knecht een zondaar mag toeroepen dat hij zich bekeren moet en dat de Heere een genadig en barmhartig God is die zondaren lief heeft (Markus 10:21) dan moet je niet daaruit concluderen dat ik niet geloof in de val van de mens, in zijn doodstaat, in de verkiezing, in het onmogelijke om te geloven zonder Gods werk etc. Nee, ik weet drommels goed dat tenzij God de Vader een mens trekt, niemand ooit zalig zal worden. Dat wist de Heere Jezus ook; dat wist de apostle Paulus ook en toch preekten zij precies zo. Was hun prediking dan fout? Dat kun je toch niet volhouden? De uiterlijke roeping is Gods middel om de innerlijk roeping te bewerken. Nu moeten we niet wijzer worden dan God. Zoals de al de profeten, apostelen en de Heere Jezus Zelf preekte, zo moeten vandaag ook Zijn knechten prediken. God Zelf zal door de Heilige Geest de bewerker zijn van het zalig worden van dode zondaren. Paulus in Hand. 28:23 deed alles om “hen te bewegen tot het geloof in de Heere Jezus Christus.” Wee als predikanten dat niet doen! Dan verliest het Woord zijn klem. De hoop dat zulk een prediking niet onvruchtbaar zal blijven is dat God Zelf door Zijn Geest Zijn Woord niet ledig laat wederkeren. Zijn Woord... dat betekent niet “onze woorden en termen” hoewel de Heere die zeker ook gebruikt wil.
Goed, dat is een aantal losse gedachten over je vraag. Ik hoop dat het wat duidelijkheid schept in deze tere zaken waar het gaat over Gods eer en de zaligheid van kostbare zielen.
Hartelijke groeten, ds. A. T. Vergunst
Dit artikel is beantwoord door
Ds. A.T. Vergunst
- Geboortedatum:22-09-1961
- Kerkelijke gezindte:Gereformeerde Gemeenten
- Woon/standplaats:Carterton (Nieuw-Zeeland)
- Status:Actief
Bijzonderheden:
Bekijk ook: