Verschillende dateringen
dr. ir. Wim de Jong | Geen reacties | 02-06-2017| 15:10
Vraag
De zondvloed gebeurde, als we de Bijbelse chronologie volgen, ongeveer 2300 voor Christus. De spraakverwarring vond erna plaats ergens rond 2000 voor Christus. In Gen. 11 vers 1 staat: “En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.” Dat was dus eerder dan 2000 voor Christus. Toch worden er kleitabletten gevonden uit Mesopotamië en hiërogliefen uit Egypte, bijvoorbeeld die gedateerd worden op 3000-2500 voor Christus. Dit zijn verschillende soorten taal. Hoe kan dit?
Antwoord
1. De geschiedenis van de mensheid is redelijk bekend tot ongeveer halverwege het 3e millennium v. Chr., dat begint in het jaar 3000 v. C en eindigt op 2000 v. Chr. Vanaf vandaag tot deze tijd beschikken we over geschreven teksten, met informatie over koningen, regeerperioden, verhalen, veldslagen en handelstransacties. Maar in de eerste helft van het 3e millennium v. Chr. gaat het licht uit, en ontbreken harde, samenhangende gegevens waarmee historische data kunnen worden vastgesteld en toetsbare theorieën kunnen worden geformuleerd over de geschiedenis van de mensheid. (nota bene: wetenschappelijke theorieën moeten weerlegbaar en daarom toetsbaar zijn)
2. De Bijbel bevat geslachtsregisters, die gedurende vele millennia zijn overgeleverd, eerst op kleitabletten, later op papyrus en nog later op perkament en papier. De handschriften waarover we vandaag beschikken met informatie over de geslachtsregisters zijn het resultaat van een proces van honderden malen overschrijven, vertalen, verduidelijken en corrigeren. Op grond van die handschriften zijn verschillende dateringen mogelijk van de zondvloed. Die dateringen komen grofweg uit op de eerste helft van het 3e millennium v. Chr.
3. De Bijbel vertelt dat de mensen na de zondvloed bij elkaar wilden blijven, maar dat hun spraak werd verward, waardoor ze zich alsnog gingen verspreiden over de aarde. Dit kan zich kort na de zondvloed afgespeeld hebben, grofweg nog steeds tijdens de eerste helft van het 3e millennium v. Chr. Dat is in overeenstemming met de oudste kleitabletten en hiëroglyfen in verschillende talen die gedateerd worden op de eerste helft van het 3e millennium v. Chr.
4. Bij alle volken op aarde bestaan verhalen over een wereldwijde vloed. Van deze verhalen kan worden aangetoond dat ze niet een weerklank zijn van wat de Bijbel vertelt over een wereldwijde vloed. Zie verder: Tjarko Evenvoer, 'De wereldwijde vloed; Mythe of oergeschiedenis van de mensheid?' Uitgave Gideon, Hoornaar.
5. Het bovenste deel van de aardkorst bestaat voor een groot deel uit talloze lagen afzettingsgesteente. In veel van die lagen bevinden zich fossielen. In normale omstandigheden vergaat een dood organisme binnen enkele weken of maanden door vertering door micro-organismen, en de resten van het organisme verdwijnen. Slechts door zeer snelle, catastrofale, luchtdichte overdekking door aardlagen wordt dit natuurlijke vervalproces voorkomen en kan een fossiel ontstaan dat bewaard blijft. Fossielen wijzen dus op catastrofale gebeurtenissen waarbij levende organismen in een oogwenk, luchtdicht overdekt zijn door lagen zand en modder. Fossielen bevestigen daarom wat de bijbel vertelt over een wereldwijde vloed. Ook het ontbreken van schriftelijke gegevens over de geschiedenis van de mensheid in de periode voorafgaande aan het 3e millennium v. Chr. bevestigt wat de Bijbel vertelt over een wereldwijde vloed.
Dit artikel is beantwoord door
dr. ir. Wim de Jong
Bijzonderheden:
Werkzaam als adviseur en onderzoeker van innovatie en verandering bij INI-Consult, respectievelijk INI-Research.